RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer: 6106710 EA 17-594
beschikking van: 4 augustus 2017
func.: 493
beschikking van de kantonrechter
KFC Netherlands B.V.
gevestigd te Amsterdam
verzoekster
gemachtigde: mr. S.M. Pieroelie
[verweerder]
wonende te [plaats]
verweerder
gemachtigde: mr. O. van Hellenberg Hubar.
Partijen worden hierna ook KFC en [verweerder] genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
KFC heeft op 28 juni 2017 een verzoekschrift ingediend op de voet van artikel 7:671b BW, met producties. [verweerder] heeft op 4 juli 2017 een verweerschrift tevens nevenvorderingen ex artikel 7:686a lid 3 BW ingediend, eveneens met producties. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 28 juli 2017. KFC is verschenen bij [naam 1] en haar gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen vergezeld door zijn gemachtigde. Beide gemachtigden hebben ter zitting het standpunt van partijen nader toegelicht aan de hand van een overgelegde pleitnota. Partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Na verder debat is een datum voor de beschikking bepaald.
Uitgangspunten
1. Uitgegaan wordt van het volgende.
1.1.
[verweerder] , thans 53 jaar oud, is op 12 juli 1988 (de loonstrook vermeldt als datum indiensttreding 10 augustus 1987) voor onbepaalde tijd in dienst getreden van KFC. Laatstelijk vervulde hij de functie van Restaurant General Manager (RGM) van de vestiging van KFC op het [filiaal] te [plaats] .
1.2.
Het laatstverdiende salaris bedraagt € 3.263,50 bruto per maand, inclusief onregelmatigheidstoeslag en exclusief vakantietoeslag bij een fulltime dienstverband.
1.3.
In 2014 zijn drie shift leaders werkzaam bij KFC [filiaal] in contact getreden met het management van het hoofdkantoor met klachten over het functioneren van [verweerder] .
1.4.
Dit is voor KFC aanleiding geweest om in september/oktober 2015 onderzoek in te doen stellen door Hoffmann bedrijfsrecherche. In het kader daarvan is [verweerder] op acht verschillende data geobserveerd om te controleren of hij zich aan de werk- en roodstertijden hield.
1.5.
Op 7 november 2015 heeft [verweerder] zich ziek gemeld wegens een ontsteking in zijn kniegewricht.
1.6.
Op 24 november 2015 is [verweerder] met de bevindingen van Hoffmann geconfronteerd. KFC heeft [verweerder] vervolgens een verbetertraject aangeboden bij haar vestiging in [plaats] , waarbij is aangegeven dat een terugkeer naar de vestiging op het [filiaal] niet als een optie werd beschouwd.
1.7.
Op 27 november 2015 heeft KFC bedrijf breed bekend gemaakt dat [verweerder] na herstel naar een andere vestiging zal worden overgeplaatst.
1.8.
[verweerder] heeft zich met psychische klachten tot zijn huisarts gewend, die hem heeft doorverwezen naar een psychiater.
1.9.
In de beschrijvende diagnose heeft de psychiater vermeld dat de onder 1.6 genoemde gang van zaken heeft geleid tot een depressieve stoornis en een PTSS.
1.10.
Bij brief van 11 januari 2016 heeft [verweerder] KFC bericht dat hij niet instemt met overplaatsing en zich beschikbaar gesteld voor (re-integratie) werkzaamheden bij de vestiging op het [filiaal] . Na gesprekken hierover heeft [verweerder] op 20 april 2016 nogmaals laten weten dat hij wilde re-integreren op het [filiaal] .
1.11.
De bedrijfsarts van KFC heeft haar op 13 juni 2016 bericht dat er nog steeds sprake is van forse psychische klachten en heeft aangekondigd dat [verweerder] zal worden opgenomen in een AWBZ instelling met 24 uurs verzorging. [verweerder] is uiteindelijk meerdere weken opgenomen geweest.
1.12.
Op 12 september 2016 zijn partijen op advies van de bedrijfsarts een mediation- overeenkomst aangegaan. Mediation heeft niet tot een oplossing geleid.
1.13.
Bij brief van 21 oktober 2016 heeft de gemachtigde van [verweerder] KFC gesommeerd om mee te werken aan re-integratie op het [filiaal] .
1.14.
Op 8 december 2016 heeft de psychiater laten weten dat door een combinatie van psychotherapie en farmacotherapie behoorlijk herstel is bereikt, maar nog geen genezing.
1.15.
Bij deskundigenoordeel van 3 maart 2017 heeft de deskundige van het UWV (op aanvraag van [verweerder] ) geoordeeld dat KFC onvoldoende plausibel heeft gemaakt dat er geen mogelijkheden zijn tot herplaatsing op KFC [filiaal] . Naar de opvatting van de deskundige is een half jaar vertraging in de re-integratie opgetreden, hetgeen aan KFC verwijtbaar wordt geacht.
1.16.
Bij brief van 1 maart 2017 heeft de psycholoog van [verweerder] medegedeeld dat het herstel wordt doorkruist door voortduring van de slechte arbeidsverhouding met zijn werkgever en dat gesprekken daarover en juridische procedures niet bijdragen aan herstel en daarom worden afgeraden.
Verzoeken en verweren
2. KFC verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden en te verklaren voor recht dat zij een transitievergoeding van € 75.347,14 bruto aan [verweerder] verschuldigd is, althans een bedrag van € 185.000,- bruto aan transactievergoeding en billijke vergoeding tezamen.
3. KFC stelt daartoe dat de arbeidsverhouding in toenemende mate ernstig verstoord is geraakt. KFC acht het overplaatsingsaanbod naar [plaats] in de gegeven omstandigheden redelijk en [verweerder] als goed werknemer gehouden om dat te aanvaarden. De gewijzigde omstandigheden die voor KFC aanleiding vormden om een overplaatsingsaanbod te doen, bestonden uit het disfunctioneren van [verweerder] en de vertrouwensbreuk met het personeel van de vestiging op het [filiaal] . Een verbetertraject op die vestiging zou de bedrijfsvoering negatief kunnen beïnvloeden. [plaats] is dichtbij en [verweerder] zou zijn arbeidsvoorwaarden en titel behouden en na succesvolle afronding van het verbetertraject weer een eigen vestiging toegewezen krijgen. KFC vreest dat het doorbreken van de ontstane impasse - [verweerder] tegen zijn zin naar [plaats] of terug naar het [filiaal] tegen de zin van KFC - linksom of rechtsom tot een onwerkbare situatie zal leiden en ziet daarom geen andere optie dan te streven naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Uit de terugkoppelingen van de bedrijfsarts heeft KFC begrepen dat de verstoorde verhouding een wissel trekt op de gezondheidssituatie van [verweerder] .
4. [verweerder] concludeert tot afwijzing van het verzoek, omdat er sprake is van een opzegverbod wegens ziekte. Er is verband tussen het conflict en de ziekte. Door ontbinding zullen re-integratiekansen en kansen bij het zoeken naar ander werk worden gemist. Er is geen redelijke grond voor ontbinding. Niet aannemelijk is gemaakt dat herplaatsing binnen redelijke termijn niet mogelijk is. Van enige verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder] is geen sprake. Bij eventuele ontbinding moet rekening worden gehouden met een opzegtermijn van vier maanden en is een totale vergoeding van
€ 185.000,- op zijn plaats. In geval van afwijzing van het ontbindingsverzoek verzoekt [verweerder] op zijn beurt wedertewerkstelling bij de vestiging op het [filiaal] op straffe van een dwangsom en toelating tot die vestiging. In geval van toewijzing van het ontbindingsverzoek verzoekt [verweerder] voorts om vernietiging van het concurrentiebeding en voor recht te verklaren dat daaraan geen rechten kunnen worden ontleend.
5. De stellingen en argumenten van partijen komen hierna bij de beoordeling aan de orde.
Beoordeling
6. De kantonrechter is van oordeel dat KFC jegens [verweerder] niet als goed werkgever heeft gehandeld. Na een langdurig dienstverband en een goede staat van dienst had het op de weg van KFC gelegen om de klachten van de shift leaders (zie 1.3) bespreekbaar te maken en [verweerder] gelegenheid te geven voor een reactie, in plaats van Hoffmann Bedrijfsrecherche in te schakelen. Het onderzoek van Hoffmann heeft blijkens het overgelegde rapport geen ernstige feiten aan het licht gebracht. Desniettemin heeft KFC daarin aanleiding gezien om [verweerder] voor het blok te zetten door hem tijdens zijn ziekte alleen een verbetertraject bij een andere vestiging “aan te bieden” en hem niet meer toe te laten tot de vestiging op het [filiaal] waar hij jarenlang leiding had gegeven. Dit is ook snel en zonder overleg met [verweerder] in het bedrijf bekend gemaakt. Het is begrijpelijk dat deze gang van zaken diepe indruk heeft gemaakt op [verweerder] . Uit de stukken valt af te leiden dat hij er ernstige psychische klachten door heeft opgelopen, waarvan hij nog steeds niet geheel is hersteld. De kantonrechter is (in weerwil van het standpunt van [verweerder] ) van oordeel dat hier sprake is van omstandigheden van dien aard dat het in het belang is van [verweerder] dat de arbeidsovereenkomst tot een einde komt, aangezien voortzetting van het dienstverband kennelijk aan volledig herstel in de weg staat. Op die grond (7:671b lid 6 sub b BW) en niet op grond van enig terecht verwijt aan het adres van [verweerder] zal de verzochte ontbinding derhalve worden toegewezen, ook al is er sprake van een opzegverbod (wegens ziekte).
7. Aangezien het vorenstaande impliceert dat KFC ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, is naast de transitievergoeding ook een billijke vergoeding toewijsbaar. De kantonrechter acht het billijk om aan [verweerder] een totale vergoeding (inclusief transitievergoeding) toe te kennen van € 185.000,- bruto. Met de duur van de procedure wordt in dit geval geen rekening gehouden bij de ontbindingsdatum. Vernietiging van het concurrentiebeding kan achterwege blijven nu KFC daaraan op grond van de wet (7:253 lid 4 BW) geen rechten kan ontlenen. De gevraagde verklaring voor recht zal voor de duidelijkheid wel worden toegewezen.
8. KFC wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.