vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/623733 / KG ZA 17-166 PS/MB
Vonnis in kort geding van 28 februari 2017
de vereniging
FORUM VOOR DEMOCRATIE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 13 februari 2017,
advocaat mr. Chr.A. Alberdingk Thijm te Amsterdam,
de stichting
NEDERLANDSE OMROEP STICHTING,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. R.S. Le Poole te Haarlem.
Partijen zullen hierna FvD en de NOS worden genoemd.
1 De procedure
Ter terechtzitting van 17 februari 2017 heeft FvD gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De NOS heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van FvD: [naam 1] en [naam 2] , bestuurders, en mr. Alberdingk Thijm;
aan de zijde van NOS: [naam 3] . [naam 4] , [naam 5] en mr. Le Poole.
2 De feiten
2.1.
De landelijke verkiezingen voor de Tweede Kamer vinden plaats op woensdag 15 maart 2017. Er doen 28 partijen mee aan die verkiezingen. De NOS organiseert daaraan voorafgaand op 24 februari 2017 een radio- en op dinsdagavond 14 maart 2017 een televisiedebat.
2.2.
De NOS is een landelijke publieke media-instelling in de zin van de Mediawet 2008 (hierna: de Mediawet).
2.3.
Bij e-mail van 1 december 2016 heeft de NOS aan de thans van de Tweede Kamer deel uitmakende politieke partijen/afsplitsingen informatie over de genoemde NOS-debatten toegezonden. In de e-mail is vermeld dat de formats van de debatten zijn gebaseerd op dezelfde rangorde van de partijen per 1 februari 2017 en dat op 2 februari 2017 op tv een loting zal plaatsvinden die zal bepalen wie tegen wie zal debatteren. In een bijlage bij de e-mail is vermeld dat voor de tv-debatten in totaal veertien partijen zullen worden uitgenodigd, waarbij de acht grootste partijen één tegen één zullen debatteren en de (zes) kleinere partijen in twee groepen van drie. Verder staat in de bijlage dat de rangorde van de partijen zal worden bepaald voor 50% op grond van het huidige zetelaantal in de Tweede Kamer en voor 50% op grond van de stand in de Peilingwijzer per 1 februari 2017, en dat de stellingen waarover gedebatteerd zal worden op tv uiterlijk op 1 maart 2017 binnen moeten zijn.
2.4.
De Peilingwijzer is een gewogen gemiddelde van zes politieke peilingen in Nederland.
2.5.
FvD is een politieke partij die is gestart op 25 september 2016. Bij proces-verbaal van 3 februari 2017 heeft de Kiesraad FvD toegelaten tot de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017.
2.6.
Op 2 februari 2017 heeft de NOS bekendgemaakt dat aan het televisiedebat van de grote partijen zullen deelnemen: (de leiders van) GroenLinks, CDA, D66, SP, ChristenUnie, VVD, PvdA en PVV en dat aan het (daaraan voorafgaande) debat tussen de kleinere partijen zullen deelnemen (de leiders van) SGP, 50Plus, Nieuwe Wegen, Partij voor de Dieren, VNL en Denk.
2.7.
Bij brief van 9 februari 2017 heeft (de raadsman van) FvD verzocht om FvD niet uit te sluiten van deelname aan het televisiedebat, aangezien volgens FvD de criteria waarop de NOS haar keuzes heeft gebaseerd ‘volstrekt ondeugdelijk’ zijn. FvD heeft de NOS gesommeerd om een nieuwe beslissing te nemen op basis van andere criteria.
2.8.
Bij brief van 10 februari 2017 heeft de NOS aan FvD meegedeeld niet aan die sommatie te zullen voldoen.
3 Het geschil
3.1.
FvD vordert de NOS te bevelen om de huidige selectie van deelnemende partijen aan het op 14 maart 2017 uit te zenden televisiedebat (hierna ook: het verkiezingsdebat) in te trekken en op dit punt een nieuwe beslissing te nemen, op een zo laat mogelijk moment in de campagne en gebaseerd op objectief te rechtvaardigen gronden, in het bijzonder door daarbij geen rekening te houden met het zetelaantal van partijen die niet zelfstandig door deelname aan eerdere landelijke verkiezingen zijn verkregen en, wanneer de beslissing wordt genomen op basis van peilingen (in het bijzonder de Peilingwijzer), om deze beslissing te nemen in de week voorafgaand aan 14 maart 2017, dit alles op straffe van verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van de NOS in de proceskosten en in de nakosten.
3.2.
De NOS voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Beide partijen hebben zich beroepen op het recht op bescherming van hun uitingsvrijheid, vastgelegd in (onder meer) artikel 10 van het EVRM. FvD heeft zich daarbij beroepen op haar recht om haar politieke boodschap effectief te kunnen ventileren, de NOS op haar journalistieke vrijheid om programma’s, zoals ook het verkiezingsdebat, binnen zekere marges, naar eigen goeddunken in te richten.
4.2.
Artikel 10 van het EVRM luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Vrijheid van meningsuiting
1 Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag (…)
2 Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.”
4.3.
In artikel 2:34a van de Mediawet is bepaald dat de NOS tot taak heeft media-aanbod voor de landelijke publieke mediadienst te verzorgen op het gebied van nieuws, sport en evenementen dat zich bij uitstek leent voor gezamenlijke verzorging. Volgens de Memorie van Toelichting bij de Mediawet kan de NOS haar opdracht alleen waarmaken als zij diverse geledingen binnen het Nederlandse publiek aanspreekt en bereikt (acht slaat op pluriformiteit).
4.4.
Voorop staat dat aan de NOS binnen het kader van de Mediawet een ruime mate van vrijheid toekomt met betrekking tot de onderwerpen waaraan zij in haar radio- en televisieprogramma’s aandacht wenst te geven, en de wijze waarop zij dat doet. Haar handelen kan niettemin, afhankelijk van de omstandigheden, onrechtmatig zijn, indien zij daarbij keuzes maakt die in redelijkheid niet gemaakt hadden kunnen worden, indien zij inbreuk maakt op rechten van anderen en/of indien zij misbruik maakt van haar journalistieke vrijheid. Dat laatste is het geval in een situatie waarin de NOS met de door haar gemaakte keuzes invloed uitoefent, of tracht uit te oefenen, op het resultaat van de verkiezingen door zonder goede gronden de ene partij wel voor het debat uit te nodigen en de andere niet.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de NOS niet alle (lijsttrekkers van) aan de verkiezingen deelnemende partijen voor het verkiezingsdebat kan uitnodigen, omdat het aantal partijen daarvoor te groot is, en de duur van het programma beperkt. Dat er een selectie moet worden gemaakt is dus geen onderwerp van discussie, maar wel de manier waarop dat gebeurt en de daarvoor aan te leggen criteria.
4.6.
FvD heeft betoogd dat de NOS door de wijze waarop zij de deelnemers aan het verkiezingsdebat heeft geselecteerd, de politieke uitingsvrijheid van FvD heeft beperkt, zonder dat deze beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving. Een belangrijk punt daarbij is volgens FvD dat de NOS ten onrechte reeds op 1 februari 2017 tot de selectie is overgegaan, terwijl FvD pas op
2 februari 2017 in de Peilingwijzer is opgenomen en pas op 4 februari 2017 haar verkiezingscampagne is gestart; verder heeft de Kiesraad pas op 3 februari 2017 omstreeks 17.00 uur bekendgemaakt welke partijen er met de Tweede Kamerverkiezingen mee zullen doen.
4.7.
De door FvD aangevoerde omstandigheden maken de keuze van de NOS voor de datum van 1 februari 2017 echter niet onrechtmatig. De NOS heeft aangevoerd dat zij al in september 2016 (direct na Prinsjesdag) is begonnen met het voorbereiden van de verkiezingsdebatten, die zij al decennialang organiseert. Zij wijst erop dat al in december 2016 is gekozen voor de datum van
1 februari 2017 als selectiemoment en dat dit ook op 1 december 2016 al met de (van de Tweede Kamer deel uitmakende) betrokken partijen is gecommuniceerd.
De NOS stelt dat zij voor de datum van 1 februari 2017 – zes weken voor de geplande verkiezingen – heeft gekozen, onder meer omdat de termijn voor het vaststellen van de kandidatenlijst bij de Kiesraad op 31 januari 2017 verstreek, omdat zij de loting voor het radio- en televisiedebat gelijktijdig wilde laten plaatsvinden, omdat op 1 februari 2017 een nieuwe Peilingwijzer werd verwacht, omdat zij de politieke partijen (op hun verzoek) tijdig duidelijkheid wilde verstrekken over de formats en de deelnemers een ruime voorbereidingstijd wilde gunnen. Dit zijn redelijke en gerechtvaardigde overwegingen, waaraan de NOS gewicht mocht toekennen bij de door haar te maken keuze voor een peildatum. Anders dan FvD heeft betoogd, valt niet in te zien dat de NOS zich schuldig heeft gemaakt aan uitsluiting of een boycot van FvD. Op het feit dat FvD op 1 februari 2017 nog geen deel uitmaakte van de Peilingwijzer heeft de NOS geen enkele invloed (gehad). Dat FvD op die datum nog niet in de Peilingwijzer voorkwam, maar inmiddels wel – en volgens twee van de zes bij de Peilingwijzer betrokken peilingen een Kamerzetel zou kunnen halen –, komt omdat FvD een nieuwe partij is, die haar campagne pas zeer recent is gestart. Het is de eigen keuze van FvD geweest om haar campagne pas op 4 februari 2017 te starten. De NOS heeft terecht aangevoerd dat er voor de start van de verkiezingscampagne geen vaste datum bestaat en dat iedere politieke partij zelf beslist wanneer zij haar campagne start. In dat licht en gelet op de legitieme overwegingen die de NOS heeft aangevoerd voor haar keuze voor 1 februari 2017 als peildatum, valt niet in te zien dat die keuze onrechtmatig is tegenover FvD. Daarbij kan in het midden blijven of de NOS nu wel of niet kon weten – partijen verschillen daarover van mening – dat op 1 februari 2017 een nieuwe Peilingwijzer zou verschijnen. Anders dan FvD heeft betoogd gaat het noodzakelijkheidsvereiste van artikel 10 lid 2 EVRM niet zo ver dat de NOS zou moeten aantonen dat geen andere keuze dan 1 februari 2017 mogelijk was voor het selectiemoment (voor zover al sprake zou zijn van een beperking van de uitingsvrijheid van FvD, waarover hierna meer).
4.8.
Een ander bezwaar van FvD tegen de handelwijze van de NOS is dat zij de selectie mede heeft gebaseerd op het aantal actuele Tweede Kamerzetels van de deelnemende partijen, waarbij ook de zetels zijn meegeteld die individuele Kamerleden (namelijk die van Denk, VNL en Nieuwe Wegen) te danken hebben aan afsplitsing van de partij waarvoor zij gekozen waren (de zogenoemde ‘zetelroof’) en die dus niet zijn toe te schrijven aan de (nieuwe) politieke partij zelf. Weliswaar kan aan FvD worden toegegeven dat de nieuwe partijen van deze Kamerleden daarmee in het voordeel zijn ten opzichte van een partij als FvD, maar dat maakt de handelwijze van de NOS nog niet onrechtmatig tegenover FvD. De NOS heeft terecht aangevoerd dat het hier gaat om vooraf vastgestelde, objectieve en duidelijke criteria, die bovendien aansluiten bij de huidige staatsrechtelijke realiteit: de desbetreffende Kamerleden zijn gekozen door het Nederlandse volk. Dit betekent dat zij op grond van artikel 67 lid 3 van de Grondwet een vrij en individueel mandaat hebben, wat het mogelijk maakt dat zij de fractie waartoe zij aanvankelijk behoorden verlaten.
4.9.
Dat we – in de woorden van FvD – “leven in een tijd van ongekende politieke turbulentie”, met veel zwevende kiezers, een versplinterd politiek landschap en verschillende afsplitsingen van gevestigde politieke partijen in de Tweede Kamer, maakt het bovenstaande niet anders. De NOS heeft juist ingespeeld op de veranderde en veranderende politieke situatie, met veel zwevende kiezers, veel verschillende politieke stromingen (pluriformiteit) en verschillende afsplitsingen van gevestigde politieke partijen in de Tweede Kamer door een groter aantal politieke partijen dan bij vorige verkiezingen voor de debatten uit te nodigen en door niet, zoals voorheen, alleen het aantal bestaande Kamerzetels als selectiecriterium te hanteren, maar ook de stand in de peilingen. De daarbij gemaakte keuzes zijn transparant en voldoende neutraal, terwijl ook niet kan worden gezegd dat de NOS in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet tot de gemaakte keuzes heeft kunnen komen.
4.10.
De omstandigheid dat de NOS niet heeft gewacht op de publicatie van de lijst van de Kiesraad (op 3 februari 2017), maakt de door de NOS gevolgde werkwijze evenmin onrechtmatig. De kandidatenlijsten moesten immers al op 30 januari 2017 bij de Kiesraad binnen zijn en op 31 januari 2017 zijn onderzocht. Geen van de door de NOS geselecteerde partijen is vervolgens van deelname aan de verkiezingen uitgesloten.
4.11.
Met betrekking tot de uitingsvrijheid van FvD wordt het volgende overwogen. De handelwijze van de NOS betekent weliswaar dat FvD haar zienswijze niet naar voren kan brengen in het verkiezingsdebat, maar heeft niet tot gevolg dat FvD haar politieke mening niet zou kunnen uiten. De NOS heeft terecht aangevoerd dat FvD dat ook langs andere kanalen kan doen (zendtijd voor politieke partijen, sociale media, etc.). Dat daarmee mogelijk een minder groot publiek wordt bereikt, doet daar niet aan af. De wijze waarop de NOS de selectie voor het verkiezingsdebat heeft gemaakt, staat een effectieve mogelijkheid voor FvD tot het uiten van haar politieke mening niet in de weg. Voor het overige heeft FvD niet aannemelijk gemaakt dat de NOS FvD stelselmatig buitensluit in haar (online) berichtgeving. De NOS heeft in dit verband in haar pleitnota een viertal publicaties genoemd, die wijzen op het tegendeel.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door de NOS gemaakte keuzes vallen binnen haar journalistieke vrijheid en in overeenstemming zijn met de bepalingen en de strekking van de Mediawet. Van een beperking van de vrijheid van meningsuiting in de zin van artikel 10 EVRM, misbruik van journalistieke vrijheid en/of van anderszins onrechtmatig handelen van de NOS jegens FvD in de onder 4.4 bedoelde zin, is dan ook geen sprake.
4.13.
De vorderingen worden daarom afgewezen, met veroordeling van FvD, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding.