In de zaak EA 15-1140
1. Gelet op de vastgestelde feiten en de hieronder nader aan te duiden verklaringen ter terechtzitting, aan de juistheid waarvan de kantonrechter geen twijfel heeft, oordeelt de kantonrechter als volgt.
2. [verweerder] heeft tot zijn ziekte in 2014 naar behoren en tevredenheid als systeembeheerder gefunctioneerd. Niet is gebleken dat PropertyNL in al die jaren ooit eraan heeft getwijfeld of [verweerder] zijn tijd wel met nuttige werk kon volmaken. De kantonrechter moet er vanuit gaan dat in ieder geval [naam] voornoemd geen exact beeld had van de omvang en de inhoud van die werkzaamheden, gelet op hetgeen hij ter zitting daaromtrent kon verklaren. Of anderen, buiten [verweerder] zelf, dat wel hadden is ter zitting niet duidelijk geworden.
3. Toen [verweerder] zich in het voorjaar van 2014 ziek had gemeld en er kennelijk vervanging nodig was, omdat spoedig herstel niet was te verwachten, zijn zijn werkzaamheden uitbesteed aan (een) derde partij(en). Volgens [verweerder] zijn ook een aantal werkzaamheden onder collega's verdeeld. PropertyNL heeft dat ontkend. Op enig moment is bij PropertyNL de gedachte opgekomen in het kader van noodzakelijke besparingen - de zaken gingen in 2014 financieel volgens haar verklaring niet meer voor de wind - om de arbeidsplaats van [verweerder] weg te bezuinigen; de bedoeling was om het werk, voor zover dat binnenshuis niet meer kon worden gedaan, voor het vervolg blijvend aan derde(n) uit te besteden.
4. Intussen had [verweerder] in het kader van zijn re-integratie op zich genomen specifieke taken uit te voeren; volgens de verklaring van [naam] ging het om een beschrijving van de systemen. Per einde december 2014 was [verweerder] weer volledig arbeidsgeschikt.
5. Op 12 februari 2015 heeft PropertyNL voor [verweerder] een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV. De precieze grondslag van het verzoek is de kantonrechter niet bekend, nu PropertyNL geen stukken uit de procedure heeft overgelegd, terwijl [verweerder] heeft volstaan met het overleggen van zijn verweerschrift en twee van de zeven pagina's van de beschikking van het UWV. Uit de inhoud van deze stukken valt af te leiden dat toch wel voorop heeft gestaan de kosten voor het systeembeheer fors te reduceren.
6. Wat verder opvalt is dat PropertyNL geen daadwerkelijk onderzoek gedaan heeft naar de inhoud van de functie van [verweerder] en de omvang van het benodigde tijdsbeslag om die functie naar behoren uitoefenen. Evenmin is gebleken dat zij een en ander daadwerkelijk met [verweerder] heeft besproken. Kennelijk is PropertyNL afgegaan op, verder niet schriftelijk vastgelegde, mededelingen van de derde-partij(en) die tijdens de afwezigheid van [verweerder] diens werkzaamheden (gedeeltelijk) heeft (hebben) overgenomen.
7. Van enige vorm van werkhervatting is het na 15 mei 2015, de datum van het vonnis in kort geding, niet meer gekomen, het bevel van de kantonrechter ten spijt. Voor zover de kantonrechter begrijpt, heeft PropertyNL in de zin gehad [verweerder] met specifieke opdrachten te belasten; dat valt af te leiden uit de gedeeltelijke overgelegde e-mail van 26 mei 2015, 12:43. [naam] vond, zo verklaarde hij ter terechtzitting, dat hij [verweerder] niet direct met alle bij zijn taak behorende werkzaamheden kon belasten, nu hij deze werkzaamheden al zolang niet meer had verricht.
8. De kantonrechter stelt vast dat PropertyNL een, naar het zich laat aanzien op grond van de wel beschikbare documenten, onvoldoende onderbouwde aanvraag tot het verkrijgen van een ontslagvergunning heeft ingediend bij het UWV. Zij had eerst een grondig onderzoek moeten doen naar de taken van [verweerder] en de voor een goede uitvoering daarvan redelijkerwijs noodzakelijke hoeveelheid tijd. Bovendien had een en ander met [verweerder] moeten worden besproken. Die fase is overgeslagen en daar is het UWV terecht niet mee akkoord gegaan.
9. In het kort geding vonnis van 15 mei 2015 is vastgesteld dat PropertyNL volstrekt ten onrechte [verweerder] op non actief heeft gesteld. Dat oordeel neemt de kantonrechter over.
10. Wat PropertyNL dus te doen stond na 15 mei 2015 en zeker na 9 juni van dat jaar was ruiterlijk te erkennen dat dit niet goed was gegaan en [verweerder] open, eerlijk en zonder bijbedoelingen in staat te stellen de overeengekomen werkzaamheden in volle omvang te hervatten. Zou PropertyNL zijn begonnen dit uitgangspunt onvoorwaardelijk vast te leggen en [verweerder] volledige toegang tot de systemen hebben verschaft inclusief alle bijbehorende inlogcodes en dergelijke, dan had op basis daarvan besproken kunnen worden dat wellicht een overgangsperiode noodzakelijk was, bijvoorbeeld van maximaal een maand. Uiteraard hadden meer specifieke taken kunnen worden opgedragen zoals het voltooien van een handleiding. Dergelijke specifieke opdrachten maken gewoon deel uit van de overeengekomen werkzaamheden.
11. Uit de beschikbare correspondentie - wederom, partijen hebben slechts een selectie overgelegd - kan de kantonrechter niet anders afleiden dan dat PropertyNL heeft ingezet op de strategie dat - kort samengevat - [verweerder] kan plaatsnemen achter zijn bureau waarop de telefoon nooit overgaat, de computer niet werkt terwijl de collega's geen aandacht meer aan hem besteden. Een dergelijke strategie lijkt erop te zijn gericht de werknemer ertoe te brengen zijn verzet tegen ontslag op te geven dan wel verstoorde verhoudingen te construeren in de hoop zo met een minimum aan kosten tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te kunnen komen. In deze zijn in ieder geval een aantal onderdelen van deze strategie aanwijsbaar, zoals het (gedeeltelijk) blokkeren van de toegang tot de computer, het opdragen van een eindige taak en continuering door derden van de overige werkzaamheden welke tot de taak van [verweerder] behoorden.
12. Hetgeen hiervoor is overwogen betekent overigens niet dat het PropertyNL niet vrij zou hebben gestaan en alsnog staat om een onderzoek in te stellen naar de inhoud van de taken van [verweerder] en het daarmee gemoeide tijdsbeslag. Zou een dergelijk onderzoek hebben uitgewezen dan wel uitwijzen dat die taken geen volle werkweek omvatten, dan had PropertyNL uiteraard adequate maatregelen kunnen nemen en kan dat alsnog.
13. De kantonrechter kan wel vaststellen dat met name [naam] vindt dat zijn verhouding tot [verweerder] verstoord is in die zin dat hij een afkeer heeft van verdere samenwerking. [verweerder] heeft dit betwist. In ieder geval is van zijn kant niet uit woorden of daden gebleken dat hij niet tot verdere samenwerking bereid en in staat is, een en ander uiteraard onder de voorwaarde dat PropertyNL gewoon haar verplichtingen nakomt. Dat hij zich eind mei 2015 gereserveerd heeft opgesteld is evident een gevolg van het ontbreken van de erkenning van PropertyNL dat zij niet correct had gehandeld en het uitspreken van haar bereidheid de relatie te hervatten zoals die voordien had bestaan.
14. De verstoring van de verhouding is derhalve niet wederzijds, maar wordt slechts eenzijdig ervaren door PropertyNL. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter geen grondslag voor een ontbinding op de voet van artikel 7: 669 lid 1 tezamen met lid 3 onder g BW aanwezig; dit artikellid ziet, zo niet op wederzijds ervaren verstoring van de verhoudingen, dan toch wel op de zichtbaarheid daarvan.
15. Een en ander laat onverlet dat ook in geval van een eenzijdig ervaren verstoring van de verhoudingen de situatie binnen de onderneming zodanig kan zijn dat van een werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsverhouding te laten voortduren (artikel 7: 669 lid 1 tezamen met lid 3 onder h BW). Het volgende wordt overwogen.
16. Van een onderneming waar mensen moeten samenwerken teneinde een bepaald (commercieel) doel te verwezenlijken kan niet worden verlangd dat zij een werknemer in dienst moet houden waarmee verdere samenwerking niet langer mogelijk is, bepaalde gevallen zoals ziekte uitgezonderd. Daarbij staat voorop dat de organisatie in geval van problemen met een werknemer, werkzaam op arbeidsovereenkomst, niet aan dat probleem mag bezwijken; een organisatie kan althans niet blijvend gedwongen worden om dat probleem te laten voortbestaan, omdat de werknemer niet ontslagen kan worden en dus zonder arbeid te verrichten toch betaald moet worden. Kortom: de samenwerking moet vruchtbaar zijn. Dat uitgangspunt werd (impliciet) onder vigeur van artikel 7: 685 BW (oud) reeds gehanteerd om aan onwerkbare situaties een einde te kunnen maken, zij het zo nodig tegen een door de werkgever te betalen prijs.
17. Artikel 7: 669 BW in zijn huidige vorm kan ertoe leiden dat voorliggende situaties niet passen in de mallen die lid 3 aanhef en onder a tot en met g bieden. Doet zich derhalve een situatie voor waarin enerzijds ontbinding niet mogelijk is op zojuist genoemde gronden, maar anderzijds op de realisatie van het ondernemersdoel gerichte arbeid door de werknemer niet meer mogelijk is, dan moet de kantonrechter op grond van artikel 7: 669 lid 1 tezamen met lid 3 onder h BW de overeenkomst kunnen ontbinden.
18. Doet zich in deze de onder 17 bedoelde situatie voor? Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval. [naam] is (indirect) eigenaar van PropertyNL; de onderneming is klein, zij telt niet meer dan 40 werknemers. [verweerder] bekleedt een unieke functie. Gelet voorts op de rol die elektronische systemen in de huishouding van de moderne onderneming spelen en de onmisbaarheid van een systeembeheerder, zal de leiding van PropertyNL en dan met name [naam] , regelmatig contact met hem moeten hebben. Wanneer de leiding, zoals in deze, die samenwerking met hem niet meer wenst om redenen die gelegen zijn in de persoon van de betrokkene, dan zal dat blijvend leiden tot tal van strubbelingen die geen der partijen ten goede komen. Waar de onderneming toch voorgaat boven haar werknemer en de leiding de onderneming vertegenwoordigt, zal in beginsel de werknemer voor de leiding dienen te wijken. Om alle hiervoor genoemde met elkaar samenhangende redenen is de kantonrechter van oordeel, nu zich in deze zaak een situatie voordoet als zojuist beschreven, dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet van PropertyNL gevergd kan worden. De ontbinding zal derhalve worden uitgesproken.
19. Partijen zijn het erover eens dat een transitievergoeding verschuldigd is. Deze zal dan ook worden toegekend. De kantonrechter heeft deze vergoeding berekend op EUR 19.554,96.
20. [verweerder] heeft verzocht om toekenning van een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7: 671b lid 8 aanhef en onder c BW. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
21. Voor het toekennen van een billijke vergoeding is ernstig verwijtbaar handelen zijdens de werkgever vereist. Is daarvan hier sprake?
22. Het handelen van PropertyNL voor zover het de arbeidsverhouding tussen partijen betreft, dit mogelijk met uitzondering van de wijze waarop zij uitvoering aan dat vonnis heeft gegeven, kan op zich niet als ernstig nalatig worden gekwalificeerd. Het resultaat van die handelingen tezamen is evenwel dat [verweerder] zijn werk kwijt is en daarmee de bron van de middelen om in zijn levensonderhoud en dat van de zijnen te voorzien. Het aanboren van een nieuwe bron kost tijd en energie en brengt spanningen met zich; ook noodgedwongen thuiszitten trekt een wissel op de psychische spankracht van betrokkene. Bovendien zal zijn inkomen (fors) teruglopen.
23. Naar het oordeel van de kantonrechter kan er ook sprake zijn van ernstig verwijtbaar handelen van de kant van de werkgever in de zin van het onder 20 genoemde wetsartikel, indien het resultaat van een aantal handelingen of nalatigheden van de werkgever tezamen genomen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst onvermijdelijk heeft gemaakt, terwijl de werknemer in het geheel van de gebeurtenissen welke tot de onvermijdelijkheid van de ontbinding hebben geleid, weinig of niets te verwijten valt.
24. In deze doet zich een situatie voor als onder 23 bedoeld. PropertyNL heeft een verzoek tot verkrijgen van een ontslagvergunning ingediend (onder andere) op basis van beweringen van een belanghebbende derde erin bestaande dat de omvang voor het vervullen van de functie noodzakelijke werkzaamheden het overeengekomen tijdsbeslag waarop zijn salaris was gebaseerd niet rechtvaardigde. Een en ander was niet onderzocht en niet met [verweerder] besproken. Vervolgens is [verweerder] geschorst om redenen die niet houdbaar zijn gebleken. Nadat zij veroordeeld was om [verweerder] weer in staat te stellen zijn werkzaamheden volledig omvang uitoefenen, heeft zij nagelaten ruiterlijk te erkennen dat zij fout zat en heeft zij [verweerder] op een zijspoor gerangeerd. Duidelijk is dat PropertyNL niet van plan was en is om [verweerder] op faire wijze te behandelen hetgeen, gelet op zijn positie binnen de organisatie betekent, dat hij niet meer kan functioneren. Aan het ontstaan van die situatie heeft [verweerder] niet bijgedragen.
25. Wat betreft de hoogte van de billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. De in de Parlementaire Geschiedenis genoemde maatstaf, de ernst van het verwijtbaar handelen, is onbruikbaar. De ernst van het gemaakte verwijt is alleen een bruikbare maatstaf als het erom gaat te bepalen welk deel van de ontstane schade als gevolg van verwijtbaar handelen de veroorzaker moet betalen. De omvang van de schade is niet vast te stellen op basis van de mate van de ernst van het verwijtbaar handelen van de werkgever.
26. De basis van de billijke vergoeding is hierin gelegen dat een werkgever die ernstig verwijtbaar heeft gehandeld ten gevolge waarvan de dienstbetrekking tot een einde is gekomen meer verantwoordelijkheid behoudt voor de inkomenssituatie van de werknemer zoals die zal zijn na het einde van de dienstbetrekking, dan tot uitdrukking komt in de hoogte van de transitievergoeding. Een toe te kennen vergoeding dient daarom rekening te houden met het te missen inkomen door het verlies van de betrekking en een zeker, zij het in de loop der tijd afnemend inkomensniveau dat de werknemer gedurende zekere tijd na het ontslag moet kunnen behouden, waarbij een schatting van de kansen op het vinden van ander werk moet zijn inbegrepen, alsmede een schatting van de uitkeringen die de werknemer kan gaan ontvangen. Bij het bepalen van dat inkomensniveau en de tijd gedurende welke de werkgever daar mede voor verantwoordelijk is, dient acht te worden geslagen op de aan het ontslag ten gronde liggende feiten, de leeftijd van de werknemer en de lengte van het dienstverband. Een en ander leidt tot de conclusie dat in geval een billijke vergoeding aan de orde is in beginsel de maatstaven bruikbaar zijn die zijn ontwikkeld om vergoedingen te berekenen welke voorheen op de voet van artikel 7 : 685 BW lid 8 (oud) werden toegekend. Bij de toepassing van deze maatstaven dient er wel mee rekening te worden gehouden dat deze vergoedingen als gevolg van de gebruikte methodiek soms nogal hoog konden uitvallen, maar soms ook, met name in geval van korte dienstverbanden aan de lage kant konden zijn. In die gevallen werd de vergoeding aangepast. Op basis van deze maatstaven komt de kantonrechter voor de onderhavige zaak tot het hieronder te noemen bedrag als billijke vergoeding. In het toe te wijzen bedrag is het bedrag van de transitievergoeding inbegrepen.
27. De kantonrechter ziet geen reden om de vergoeding te matigen dan wel PropertyNL toe te staan deze in termijnen te betalen. PropertyNL heeft geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat de noodzaak daartoe bestaat.
28. De vordering strekkende tot veroordeling van PropertyNL tot betaling van de wettelijke rente over de toegewezen bedragen is toewijsbaar vanaf één maand na het einde van de dienstbetrekking. De kantonrechter ziet geen reden om een onderscheid te maken tussen de van het toe te wijzen bedrag onderdeel uitmakende transitievergoeding en de billijke vergoeding. Artikel 7: 686a BW maakt onderscheid tussen vergoedingen die bedoeld zijn als vervanging van loon en derhalve net als loon vanaf de datum waarop deze moeten worden uitbetaald, rente dragen en de transitievergoeding die rente draagt vanaf één maand na het einde van het dienstverband. De billijke vergoeding sluit qua karakter aan bij de transitievergoeding en niet bij de loonvervangende vergoedingen en de reden voor de extra maand gelden ook voor de billijke vergoeding.
29. De ontbinding zal worden uitgesproken met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn die in casu drie maanden bedraagt, dit op de voet van artikel 7: 671b lid 8 aanhef en onder a BW. Dit artikellid sluit verkorting van de termijn uit in deze, nu PropertyNL ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
30. Nu aan [verweerder] een billijke vergoeding wordt toegekend, moet aan PropertyNL de gelegenheid worden geboden haar verzoek in te trekken.
31. De kantonrechter ziet geen reden om [verweerder] een vergoeding toe te kennen wegens gemiste scholing. Daargelaten dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd, er is tussen deze vordering en het onderhavige geding onvoldoende verband als bedoeld in artikel 7: 686a lid 3 BW.
32. Om dezelfde redenen zal de kantonrechter het verzoek tot betaling van wettelijke rente over de dwangsommen afwijzen.