Verondersteld wordt in dit kort geding dan ook dat sprake is van een collectieve actie in de zin van artikel 6, aanhef en onder 4, van het ESH.
Of uitsluiting van de uitoefening van het recht op collectieve actie in dit geval, maatschappelijk gezien, dringend noodzakelijk is, moet als gezegd worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Het gaat hier om een actie op de dag van vandaag, 22 juni 2016, die tot gevolg heeft gehad dat een aantal leerlingen die afhankelijk zijn van leerlingenvervoer, niet naar school is gebracht. Deze actie is al uitgevoerd, zodat daar geen voorziening meer voor wordt getroffen. Voorafgaand aan de actie is onderhandeld, waarbij er een bereidheid was om aan een deel van de wensen van FNV tegemoet te komen, maar die onderhandelingen hebben niet tot overeenstemming geleid. FNV heeft ter zitting verdere acties aangekondigd, maar deze zijn niet nader geconcretiseerd. Die acties treffen, naar moet worden begrepen, ook het leerlingenvervoer en wel tot aan de zomervakantie, die op 16 juli a.s. begint. De acties treffen dus een doelgroep van kwetsbare leerlingen, ook al zijn er volgens FNV ouders en leerlingen die het met de acties eens zijn. Het met de acties nagestreefde doel is vooral om een betere arbeidspositie te verkrijgen ten opzichte van de opvolgend vervoerder, die als winnaar uit de lopende aanbestedingsprocedure komt. Weliswaar zal met de opvolgend vervoerder ook kunnen worden onderhandeld, maar dat zal naar de stelling van FNV niet meer nodig zijn als thans het gewenste resultaat kan worden bereikt, zodat volgens FNV niet valt in te zien waarom dat zou moeten worden afgewacht.
De wederzijdse belangen afwegend, luidt het oordeel dat het maatschappelijke belang dat leerlingen die voor hun schoolgang zijn aangewezen op leerlingenvervoer, ook daadwerkelijk naar school kunnen gaan, zoveel zwaarder weegt dan het belang van FNV bij de acties, dat een beperking daarvan dringend noodzakelijk is. Dat neemt niet weg dat de voorzieningenrechter meevoelt met de chauffeurs die sinds het faillissement van Klomp Groepsvervoer in een onzekere situatie verkeren.