RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/2460 GEMWT
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde].
Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2009 heeft verweerder geweigerd om eiseres voor het jaar 2010 een parkeervergunning te verlenen (hierna: het primaire besluit).
Bij besluit van 21 april 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2010. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde.
Overwegingen
1. Standpunten partijen
1.1 Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en voor de motivering verwezen naar het advies dat is uitgebracht door de directeur van Dienst Stad op 6 april 2010. In dat advies is opgenomen dat momenteel noch in de Parkeerverordening Hilversum 2007 (hierna: de Verordening) noch in het parkeerbeleid is bepaald wanneer sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Een voor een ieder kenbare maatvoering is wenselijk en aansluiting kan worden gezocht bij de Aanbevelingen voor Verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (hierna: ASVV 2004). Anders dan de door de Commissie bezwaarschriften gehanteerde maatvoering van 2,5 bij 5 meter, dient in dit geval een maatvoering van 2,30 meter bij 4.50 meter te worden gehanteerd. Dit is de maatvoering die de ASVV 2004 aanbeveelt in de situatie omschreven als ‘parkeren door bewoners/langparkeren met de mogelijkheid tot een overstek aan de voorzijde of de achterzijde’. De parkeerplaats van eiseres is 2,5 bij 4,5 meter en er is overstek mogelijk. Gelet op de afmetingen van de parkeerplaats en de maatvoering van de ASVV 2004, dient de parkeerplaats van eiseres te worden aangemerkt als ‘voldoende eigen parkeergelegenheid’, zodat de afwijzing van de parkeervergunning kan worden gehandhaafd, zo volgt uit het advies.
1.2 In beroep heeft eiseres aangevoerd de parkeerplaats op haar eigen terrein heel klein is. Wanneer de auto op het pad staat geparkeerd is het onmogelijk de rechterzijde van de auto te benaderen of de achterklep te openen. Vooruit inparkeren is geen optie, omdat de bestuurder zichzelf dan insluit en niet naar de voordeur kan komen. Voorts heeft eiseres gesteld dat zij als kortparkeerder beschouwd kan worden nu zij als rijschoolhouder dagelijks meerdere keren even naar huis gaat en na korte tijd weer weggaat. Ten aanzien van de Google-maps momentopname heeft eiseres gesteld dat zij niet bestrijd dat zij incidenteel de auto op het pad parkeert, maar dit slechts doet als er geen parkeerplaats is in de straat.
2. Wettelijk kader
2.1 Ingevolge artikel 5, derde lid, van de Verordening, kunnen per adres gelegen in het schilgebied maximaal twee vergunningen worden verstrekt, indien en voor zover de eigenaar of houder van een motorvoertuig niet over voldoende eigen parkeergelegenheid beschikt en
a. de eigenaar of houder van een motorvoertuig tevens eigenaar of houder is van een of meer andere motorvoertuigen, of
b. de eigenaar of houder van een motorvoertuig op hetzelfde adres staat ingeschreven als de eigenaar of houder bedoeld in de aanhef van dit artikellid.
2.2 Op grond van artikel 1, eerste lid, onder q, van de Verordening wordt – voor zover van belang – onder het begrip eigen parkeergelegenheid een parkeerplaats, waarover de aanvrager kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur, ingebruikgeving of anderszins verstaan.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1 De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres bewoner is in het vergunningengebied en houder is van een motorvoertuig. Niet is in geschil dat de oprit aan de voorzijde van de woning is aan te merken als een parkeervoorziening. Evenmin is in geschil dat de oprit 2,5 meter breed is en 4,5 meter lang is. Tussen de oprit en het aangrenzend erf staat een taxushaag.
3.2 Uit artikel 5 van Verordening volgt dat alleen dan een parkeervergunning wordt verleend indien de eigenaar of houder van de auto niet over voldoende eigen parkeergelegenheid beschikt. Voor de beoordeling van het criterium ‘voldoende eigen parkeergelegenheid’ heeft verweerder aansluiting gezocht bij de ASVV 2004. De door verweerder gehanteerde maatvoering is volgens de ASVV2004 geschikt in situaties waarbij sprake is van parkeren door bewoners/langparkeren met de mogelijkheid tot overstek. De rechtbank begrijpt verweerder aldus dat de situatie van eiseres hiermee vergelijkbaar is.
3.3 De rechtbank overweegt dat de ASVV 2004 aanbevelingen zijn die zien op stedelijke verkeersvoorzieningen die betrekking hebben op het gebruik van de openbare ruimte en dan in het bijzonder binnen de bebouwde kom. Dat blijkt al uit de titel van het document. In het onderhavige geval gaat het echter om de vraag of voldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat bij de beoordeling van die vraag wenselijk is dat een voor een ieder kenbare maatvoering wordt gehanteerd. Dit acht de rechtbank geen onjuist uitgangspunt. Verweerder heeft echter in het geheel niet gemotiveerd waarom ook bij parkeren op eigen terrein bij de ASVV 2004 moet worden aangesloten. Tevens heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom daarbij uit dient worden te gaan van de minimum maten, zowel wat de breedte als de lengte betreft, van een parkeerplaats. Anders dan verweerder desgevraagd ter zitting heeft aangevoerd, is van vergelijkbare situaties met parkeren in de openbare ruimte geen sprake, nu de ASVV 2004 juist ziet op parkeren in de bebouwde kom en het hier gaat om parkeren op eigen terrein. Zo biedt het door verweerder gehanteerde uitgangspunt eiseres minder comfort bij het in en uitstappen op eigen terrein dan een willekeurige bezoeker van een winkelcentrum. Zonder nadere toelichting op het gebruik van de ASVV 2004 bij parkeren op eigen terrein, is de conclusie van verweerder dat eiseres over voldoende parkeerruimte beschikt vooralsnog onbegrijpelijk. Het bestreden besluit komt vanwege een motiveringsgebrek voor vernietiging in aanmerking.
3.4 Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, aangezien dit een bestuurlijke aangelegenheid betreft. Het is dan ook aan verweerder om hier een standpunt over in te nemen. De rechtbank wil daarop niet vooruitlopen en zal verweerder opdragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
3.5 De rechtbank zal verweerder opdragen het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden. Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding, nu geen sprake is van professionele rechtsbijstandverlening aan eiseres.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar griffierecht van € 150,- vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Plouvier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2011.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D:B
SB