Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:PHR:2020:915

Parket bij de Hoge Raad
02-10-2020
27-10-2020
19/03778
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:43, Gevolgd
Civiel recht
-

Procesrecht. Voeging in hoger beroep van partij die al in eerste aanleg gevoegde partij was. Vervolg van HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:601.

Rechtspraak.nl
JIN 2021/30 met annotatie van Bock, G.J. de
JBPr 2021/36 met annotatie van Folter, M.O.J. de

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 19/03778

Zitting 2 oktober 2020

CONCLUSIE

P. Vlas

In de zaak

Stichting Sona, gevestigd te Curaçao,

(hierna: Sona)

tegen

1. Berenschot International B.V., gevestigd te Utrecht,

(hierna: Berenschot)

2. AT Osborne B.V., gevestigd te Baarn

(hierna: AT Osborne)

Sona heeft zich in eerste aanleg gevoegd aan de zijde van AT Osborne in het geding tegen Berenschot. In het door AT Osborne ingestelde hoger beroep heeft Sona gevorderd zich wederom aan de zijde van AT Osborne te mogen voegen. Het hof heeft die vordering afgewezen op de grond dat Sona door de voeging in eerste aanleg reeds procespartij is geworden, zodat zij zelfstandig een rechtsmiddel had kunnen aanwenden tegen het vonnis van de rechtbank. Voor voeging in hoger beroep is volgens het hof geen plaats, nu voeging niet kan worden aangewend als middel tot herstel van het verzuim om (zelfstandig) een rechtsmiddel in te stellen. Sona komt in cassatie tegen dit oordeel op.

1 Feiten en procesverloop

1.1

Aanleiding voor dit geding is het volgende.1 Op Curaçao wordt een nieuw ziekenhuis gebouwd. In het kader van dit project heeft het land Curaçao als opdrachtgever een beheersovereenkomst gesloten met Sona. Sona heeft een managementovereenkomst gesloten met Berenschot. Berenschot heeft vervolgens overeenkomsten gesloten met een aantal onderaannemers, waaronder AT Osborne.

1.2

Berenschot heeft AT Osborne op 12 april 2017 gedagvaard voor de rechtbank Midden-Nederland en onder meer gevorderd AT Osborne te veroordelen tot uitvoering van de tussen hen gesloten overeenkomst. Inzet van het geschil is dat Sona de samenwerking met Berenschot heeft opgezegd en dat AT Osborne, in strijd met instructies van Berenschot om haar werkzaamheden op te schorten, werkzaamheden voor Sona is blijven uitvoeren. Hierdoor is AT Osborne, aldus Berenschot, toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst.2

1.3

Bij incidentele conclusie van 18 oktober 2017 heeft Sona gevorderd te mogen tussenkomen, althans zich te mogen voegen aan de zijde van AT Osborne. Bij vonnis van 3 januari 20183 heeft de rechtbank de vordering tot voeging toegewezen.

1.4

De rechtbank heeft op 25 juli 2018 eindvonnis gewezen tussen Berenschot, AT Osborne en Sona. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat AT Osborne toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank heeft AT Osborne veroordeeld tot vergoeding van de als gevolg daarvan door Berenschot geleden schade.4

1.5

AT Osborne heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank.

1.6

Bij incidentele conclusie in hoger beroep houdende vordering tot voeging ex art. 217 Rv heeft Sona gevorderd zich in hoger beroep te mogen voegen aan de zijde van AT Osborne.

1.7

Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn arrest van 14 mei 2019 Sona in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.5 Het hof heeft daartoe overwogen (rov. 3.2) dat op de voet van art. 217 Rv eenieder die een belang heeft bij een tussen partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen. Op grond van art. 353 lid 1 Rv geldt dat ook in hoger beroep. In dit geval is volgens het hof echter geen plaats voor voeging, omdat Sona zich reeds in eerste aanleg aan de zijde van AT Osborne heeft gevoegd. Daardoor is Sona in de procedure gaan gelden als procespartij en is zij niet een derde partij die zich voor het eerst in hoger beroep wil voegen. Aan de in eerste aanleg gevoegde partij komt het recht toe zelfstandig en op zelfstandig aangevoerde gronden een rechtsmiddel tegen de uitspraak aan te wenden, waarbij zij in de regel ook belang zal hebben indien de partij aan wier zijde zij zich in eerste aanleg heeft gevoegd ook een rechtsmiddel aanwendt. Daarvan is in dit geval sprake, aangezien AT Osborne hoger beroep heeft ingesteld. Sona heeft niet zelf gebruik gemaakt van haar recht om hoger beroep in te stellen. Voeging kan niet dienen als middel tot herstel van verzuim om (tijdig) een rechtsmiddel aan te wenden. 6 Daarom moet Sona niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tot voeging in het door AT Osborne ingestelde hoger beroep (rov. 3.2). Dit kan anders zijn als (ook) Berenschot hoger beroep had ingesteld, of alsnog incidenteel hoger beroep instelt, zonder Sona als in eerste aanleg gevoegde partij in dat hoger beroep te betrekken. In dat geval kan Sona zich, ook al was zij reeds partij in eerste aanleg, bij voldoende belang in hoger beroep opnieuw voegen aan de zijde van AT Osborne. Berenschot heeft in dit geval geen hoger beroep heeft ingesteld, zodat er ook in dat opzicht geen grond bestaat voor toewijzing van de vordering van Sona (rov. 3.3).

1.8

Sona heeft bij procesinleiding van 12 augustus 2019, gericht tegen AT Osborne en Berenschot, (tijdig) beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest.

1.9

AT Osborne is niet verschenen in deze cassatieprocedure, maar heeft op de voet van art. 217 Rv gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van Sona. De Hoge Raad heeft AT Osborne bij arrest van 3 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard in deze incidentele vordering, omdat zij reeds partij is in deze cassatieprocedure.7

1.10

Berenschot heeft verweer gevoerd en haar standpunt schriftelijk toegelicht. Sona heeft afgezien van schriftelijke toelichting. Ook is afgezien van re- en dupliek.

2 Bespreking van het cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel bestaat uit een inleiding (A) en een gedeelte (B) met klachten (nr. 1.0-1.7) en toelichting (nr. 2.1-2.10). De klachten houden in dat het hof van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan door te oordelen dat Sona zich in hoger beroep niet aan de zijde van AT Osborne kon voegen, althans daarmee een onbegrijpelijk oordeel heeft gegeven. Volgens het middel doet aan het belang van Sona om zich in hoger beroep te voegen niet af dat zij zich reeds in eerste aanleg had gevoegd, en moet een vordering tot voeging in hoger beroep zelfstandig beoordeeld worden. Dat is slechts anders bij een schending van de goede procesorde, waarvan hier geen sprake is. De vordering tot voeging in hoger beroep is geen poging tot herstel van een verzuim om zelf een rechtsmiddel aan te wenden. In dit geval kon niet van Sona worden gevergd dat zij zelfstandig een rechtsmiddel zou aanwenden, omdat de door haar ondersteunde partij (AT Osborne) dit reeds had gedaan. Verder is irrelevant of de partij die hoger beroep instelt de ondersteunde partij of de bestreden partij is, nu het voor beiden vrij staat gevoegde partijen niet te betrekken.

2.2

De klachten lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Ik stel daarbij het volgende voorop. Op grond van art. 217 Rv kan ieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, vorderen zich daarin te mogen voegen of te mogen tussenkomen. Voeging houdt in dat een partij zich voegt aan de zijde van één van de partijen, en dus niet méér beoogt dan toewijzing van de vorderingen (bij voeging aan de zijde van de eiser) of afwijzing daarvan (voeging aan de zijde van gedaagde).8 De gevoegde partij stelt dus zelf geen vordering in. Voeging kan voor het eerst in hoger beroep plaatsvinden (art. 217 jo. 353 Rv).9Als een vordering tot voeging wordt toegewezen, wordt de desbetreffende partij daarmee procespartij.10 De partij aan wiens zijde zij zich voegt, wordt ondersteunde partij genoemd, en de wederpartij de bestreden partij.

2.3

Voor toewijzing van de vordering tot voeging is vereist dat de partij die voeging vordert daarbij belang heeft. Voldoende belang bestaat, aldus de Hoge Raad, als deze partij nadelige (feitelijke of juridische)11 gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt.12 Afwijzing van de vordering is verder mogelijk als de vordering in strijd is met de eisen van een goede procesorde, of als sprake is van misbruik van procesrecht.13

2.4

Als een partij zich in eerste aanleg heeft gevoegd, kan zij hoger beroep instellen tegen het vonnis van de rechtbank. Art. 332 lid 1 Rv bepaalt immers dat ‘partijen’ hoger beroep kunnen instellen. Dat betekent dat slechts door en tegen de processuele (weder)partij(en) uit de procedure in eerste aanleg hoger beroep kan worden ingesteld.14

2.5

Een in eerste aanleg gevoegde partij kan dus hoger beroep instellen: zij is door die voeging immers procespartij geworden in de procedure in eerste aanleg.15 De vraag die in de onderhavige zaak rijst, is of de gevoegde partij in zo’n geval zelf hoger beroep moet instellen, of zich opnieuw kan voegen in een door de ondersteunde partij ingesteld hoger beroep.

2.6

Uit een (na het uitbrengen van de procesinleiding in deze zaak) door de Hoge Raad gewezen arrest volgt dat een eerder gevoegde partij zich in een latere instantie opnieuw mag voegen, en dat hieraan niet in de weg staat dat deze partij de mogelijkheid had om zelf een rechtsmiddel in te stellen.16 Deze zaak betrof een geschil tussen Omni en Trameta. In eerste aanleg voegde Naftogaz zich aan de zijde van Omni. Zij was ook als geïntimeerde betrokken in het door Trameta ingestelde hoger beroep. Omni stelde vervolgens beroep in cassatie in tegen het arrest van het hof, waarna Naftogaz vorderde zich in de cassatieprocedure aan de zijde van Omni te mogen voegen. De Hoge Raad wees die vordering toe, en verwierp het betoog van Trameta dat Naftogaz zelf cassatieberoep had moeten instellen:

‘4.4 De enkele omstandigheid dat Naftogaz ervan heeft afgezien om beroep in cassatie in te stellen, staat – anders dan Trameta heeft betoogd – niet in de weg aan toewijzing van Naftogaz’ vordering tot voeging in cassatie. De bevoegdheid van een procespartij om een rechtsmiddel aan te wenden, sluit niet uit dat die partij een gerechtvaardigd belang erbij kan hebben om louter door middel van een vordering tot voeging in de volgende instantie, betrokken te blijven bij het geding en het standpunt van de partij aan wier zijde zij zich voegt, te ondersteunen door aanvoering van nadere argumenten. Wel kan een vordering tot voeging, ook in een geval als hier aan de orde, worden afgewezen wegens strijd met de eisen van een goede procesorde of wegens misbruik van procesrecht.’

2.7

Een partij die zich in een eerdere instantie heeft gevoegd en daarmee in die instantie procespartij is geworden, kan dus in een latere instantie opnieuw voeging vorderen, aldus de Hoge Raad.17 Daaraan staat niet in de weg dat die partij ook een rechtsmiddel kon instellen. Ook in dat geval kan deze partij er belang bij hebben om enkel door voeging deel te blijven nemen aan het geschil. 18

2.8

Uit het bovenstaande volgt dat de klachten gegrond zijn. Het oordeel van het hof in rov. 3.2 van het bestreden arrest berust op een onjuiste rechtsopvatting, omdat deze opvatting immers inhoudt dat Sona, doordat zij in eerste aanleg procespartij was geworden, hoger beroep had kunnen en moeten instellen, en zich niet langer aan de zijde van AT Osborne kan voegen in de procedure in hoger beroep. Uit het genoemde arrest van de Hoge Raad van 15 november 2019 blijkt dat aan de toewijsbaarheid van een vordering tot voeging niet in de weg staat dat de partij die voeging vordert ook een rechtsmiddel had kunnen instellen. Ook in dat geval kan belang bij voeging bestaan.

2.9

Anders dan het hof in rov. 3.2 en 3.3 heeft overwogen, is er geen reden om onderscheid te maken tussen de situatie dat de ondersteunde partij een rechtsmiddel instelt, en de situatie waarin de bestreden partij een rechtsmiddel instelt, zonder de gevoegde partij hierin te betrekken. Het hof heeft overwogen dat de gevoegde partij in het eerste geval belang heeft bij het instellen van een rechtsmiddel, en daaruit geconcludeerd dat zij dat dus ook zal moeten doen (rov. 3.2). Op zichzelf is juist dat de gevoegde partij in beginsel geen belang zal hebben bij het instellen van hoger beroep als de ondersteunde partij niet zelf een rechtsmiddel aanwendt.19 In dat geval krijgt de uitspraak immers gezag van gewijsde jegens de ondersteunde partij, zodat het rechtsmiddel van de gevoegde partij niet meer het door deze beoogde gevolg – afwijzing van de tegen de ondersteunde partij ingestelde vordering respectievelijk toewijzing van de door ondersteunde partij ingestelde vordering – zal kunnen hebben.20 Dat de gevoegde partij belang heeft bij het instellen van een rechtsmiddel, betekent echter niet dat zij dat ook moet doen. Uit het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2019 volgt dat ook dan belang kan bestaan om louter door middel van voeging te blijven deelnemen.

2.10

Een vordering tot voeging kan worden afgewezen als het belang daarbij ontbreekt, als die vordering in strijd is met de eisen van een goede procesorde of als sprake is van misbruik van procesrecht (hiervoor nr. 2.3). In het bestreden arrest is niet te lezen dat het hof heeft geoordeeld dat één van deze situaties zich hier voordoet en dat daarom de vordering moet worden afgewezen. Na cassatie en terugwijzing zal het hof hierover alsnog moeten oordelen.

3 Conclusie

De conclusie strekt tot vernietiging en tot terugwijzing.

De Procureur-Generaal bij de

Hoge Raad der Nederlanden

A-G

1 In verband met de in deze procedure voorliggende vraag wordt de feitenweergave beknopt gelaten. Zie voor de door de rechtbank vastgestelde feiten rov. 2.1-2.10 van het in hoger beroep bestreden vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:5183.

2 Zie rov. 2.6, 2.7 en 3.2 van het vonnis van 25 juli 2018.

3 ECLI:NL:RBMNE:2018:417.

4 Vonnis van 25 juli 2018, rov. 5.1-5.2.

5 ECLI:NL:GHARL:2019:4187, NJF 2019/340.

6 Het hof verwijst naar HR 9 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN7324, NJ 2005/22, m.nt. H.J. Snijders, JBPR 2004/21, m.nt. A.S. Rueb.

7 ECLI:NL:HR:2020:601, NJ 2020/153.

8 T&C Burgerlijke Rechtsvordering, art. 217 Rv, aant. 1 (J.H. van Dam-Lely).

9 M.O.J. de Folter, Vrijwaring & interventie, 2009, nr. 150; Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2018/221.

10 Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2018/44.

11 HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602, NJ 2015/295, JBPR 2015/64, m.nt. M.O.J. de Folter.

12 HR 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6692, NJ 2008/168; HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241, NJ 2014/58, m.nt. S. Perrick. Zie ook Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2016/46.

13 HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768, NJ 2015/206, m.nt. H.B. Krans, rov. 5.3.

14 Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2018/42.

15 Zie Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, Boek 1, Titel 2, Afd. 10 Rv, par. 3, aant 5 (G. Snijders); H.J. Snijders/A. Wendels, Civiel appel, 2009, nr. 88.

16 HR 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1787, NJ 2019/451, JBPr 2020/6, m.nt. M.O.J. de Folter.

17 Anders dan Berenschot heeft betoogd (schriftelijke toelichting zijdens Berenschot, nr. 1-2), is in het arrest van de Hoge Raad naar aanleiding van het in de onderhavige zaak door AT Osborne ingestelde voegingsincident niet iets anders te lezen. In dat arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat AT Osborne zich niet kan voegen aan de zijde van Sona, omdat zij door Sona als verweerster in deze cassatieprocedure is betrokken. De reden dat AT Osborne zich niet kan voegen is dus dat zij reeds partij is in de instantie waarin zij zich wenst te voegen, niet dat zij procespartij was in een eerdere instantie. Zie HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:601, NJ 2020/153, rov. 3.2-3.3 en nr. 2.2 van mijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2019:1242) vóór dat arrest.

18 In gelijke zin, specifiek met betrekking tot het hoger beroep: A.I.M. van Mierlo en H.J. van Dam-Lely, Procederen bij dagvaarding in eerste aanleg, 2011, nr. 9.7.5; Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, art. 218 Rv, aant. 6 (G. Snijders).

19 Dit is anders als de gevoegde partij een zelfstandig belang heeft bij het instellen van een rechtsmiddel, bijvoorbeeld als zij in de proceskosten is veroordeeld of als zij zelf is gebonden aan het gezag van gewijsde van de uitspraak. In dat geval zal zij hoger beroep moeten instellen en kan niet met voeging worden volstaan. Zie Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, Boek 1, Titel 2, Afd. 10 Rv, par. 3, aant. 5 (G. Snijders) en nr. 2.4-2.5 van mijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2019:1008) vóór het reeds vermelde arrest van de Hoge Raad van 15 november 2019.

20 Zie Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, Boek 1, Titel 2, Afd. 10 Rv, par. 3, aant 5 (G. Snijders).

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.