2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende in aanvulling op het verkort arrest opgenomen bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als de verklaring van [benadeelde] geboren op [geboortedatum] 1993, p. 198-203 (met bijgevoegde fotobladen, inhoudende 6 foto’s (p. 204-206):
Ik doe aangifte van wederrechtelijke vrijheidsbeneming en mishandeling. Op woensdag 4 mei 2011 was ik thuis in [plaats] . Omstreeks 21:00 uur kwam [betrokkene 5] , het broertje van [betrokkene 2] , bij mij thuis. We liepen naar het schoolplein achter de school [A] . We liepen samen het schoolplein op. Er kwamen twee jongens op mij toelopen. Eén van die jongens droeg een pet. Hij vroeg aan mij of ik [benadeelde] was. De jongen greep mij bij mijn keel en duwde mij tegen het hek aan naast de school. Ik hoorde dat de jongen met de pet tegen mij zei. Waar is [betrokkene 2] . Je moet mij nu vertellen waar [betrokkene 2] is, anders ga je met me mee”. Ik zei tegen hem dat ik niet wist waar ze zijn. Ik hoorde dat die jongen zei: “Dan ga je nu met me mee’. De andere jongen was inmiddels weggelopen. Ik zag toen van de kant waar de andere jongen naar toe was gelopen een auto aan komen rijden. De auto stopte en ik werd door die andere jongen die een iets dik postuur had, vastgepakt en in de auto geduwd. Hij duwde mij met kracht op de achterbank van de auto. In de auto zat nog een persoon op de achterbank en een bestuurder. De man met de pet op stapte in de auto op de passagiersstoel aan de voorzijde. De iets dikkere man stapte naast mij op de achterbank. Ik zat dus in het midden. We zijn toen weggereden vanaf de school richting [c-straat] . We zijn toen doorgereden de Zuiderval op en bij de tweede verkeerslichten linksaf de snelweg op richting [geboorteplaats] . We zijn toen bij de eerste afslag ‘ [plaats] ’ van de snelweg afgegaan. We reden toen nog zeker 10 minuten tot een kwartier. Op een gegeven moment stopte de auto. Ik werd uit de auto getrokken. Daar werd opnieuw gevraagd waar [betrokkene 2] is. Ik werd achterop mijn hoofd geslagen. Ze probeerden mij weer in die auto te stoppen. Die dikkere man ging weer naast mij zitten en die met de pet op ging weer voorin zitten. Die dikkere man naast mij zei dat we naar het huis van [betrokkene 3] gingen. Het duurde niet zo lang tot we bij de woning van [betrokkene 3] waren, ik denk ongeveer 10 minuten. De auto werd geparkeerd en iedereen stapte uit. Die dikkere man pakte mij vast en bracht mij naar een woning. Die jongen met het petje op was al iets eerder bij de deur, De deur werd open gedaan. Ik zag dat de vader van [betrokkene 3] de deur open deed. Ik ging naar binnen.
Bijschrift op fotoblad behorende bij de verklaring van [benadeelde] (p. 204)
Verwondingen in het gezicht van aangever [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 1993.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven als de verklaring van [betrokkene 6] p. 226-227:
Op 4 mei 2011, omstreeks 21:15 uur bevond ik mij samen met mijn kameraad [betrokkene 7] en een paar andere jongens zoals [betrokkene 4] en [betrokkene 5] bij de school [A] in [plaats] . Omstreeks dat tijdstip zag ik dat drie Syrische mannen aan de achterkant van [A] stonden. Een van de mannen sprak mij aan. Ik hoorde dat deze man tegen mij zei: “Wachten jullie op [benadeelde] ”. Toen vroeg deze man of één van ons bij [benadeelde] wilde aanbellen. [betrokkene 5] ging naar de woning van [benadeelde] .
Even later zag ik dat [betrokkene 5] en [benadeelde] uit [a-straat] kwamen lopen.
Ik zag dat twee van de mannen [benadeelde] vastgrepen en hem in zijn nek pakten. Ik zag dat deze mannen [benadeelde] tegen het hekje drukten. [benadeelde] probeerde zich los te rukken. Op dat moment zag ik dat er een auto aan kwam rijden. Ik zag dat het een Opel Astra, kleur groen, was. Deze auto stopte ter hoogte van de twee mannen en [benadeelde] . Ik zag dat de mannen [benadeelde] in deze auto drukten.
Ik zag dat zij [benadeelde] vastpakten en hem op de achterstoel van de auto stopten. Hierna reed de auto weg. De auto reed weg in de richting van [b-straat] .
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige, voor
zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als de verklaring van [betrokkene 5] p. 212-218:
Ik ben getuige geweest van de ontvoering van een vriend van mij genaamd [benadeelde] . Op
4 mei 2011 was ik bij [A] gelegen aan [b-straat] te [plaats] . Mijn broer [betrokkene 4] was er ook. En onze vriend [betrokkene 7] was er ook. Ik heb mijn vriend [benadeelde] opgehaald.
Op dat moment zag ik dat er twee mannen naar ons toe kwamen lopen. Een van de mannen was [medeverdachte 1] . Die heb ik gisteren leren kennen. Hij kwam bij ons thuis en vroeg of wij wisten waar [betrokkene 2] was. Hij vertelde dat hij de oom van [betrokkene 3] was. Ik zag dat één van de mannen [benadeelde] ter hoogte van de borst bij de kleding vast pakte. Ik zag dat deze man [benadeelde] opzettelijk en met heel veel kracht tegen de muur aandrukte. Ik hoorde dat de man aan [benadeelde] vroeg of hij wist waar mijn broer [betrokkene 2] en zijn vriendin [betrokkene 3] waren. Ik hoorde dat [benadeelde] zei dat hij dit niet wist. Ik zag dat de tweede man [benadeelde] bij de kraag vastpakte. Op dat moment zag ik dat er een auto kwam aanrijden. In de auto zaten nog twee mannen.
Ik zag dat de mannen [benadeelde] krachtig naar deze auto trokken en in de auto duwden. Ze hebben [benadeelde] aan de linkerzijde van de auto op de achterbank gedrukt. Daarna zijn deze twee mannen ook in gestapt. Daarna zijn zij weggereden.
Toevallig werd ik op dat moment gebeld door mijn moeder. Ik vertelde haar dat een aantal mannen [benadeelde] zojuist tegen zijn wil had meegenomen. Mijn moeder was bang en zei dat we naar huis moesten komen. Ik ben samen met [betrokkene 4] naar huis gegaan. Toen we thuiskwamen was de politie er ook.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van [betrokkene 4] p. 220-223:
Mijn broer [betrokkene 2] heeft verkering met [betrokkene 3] . Op 4 mei 2011 was ik bij [A] . [benadeelde] was er ook. Ik zag ik dat er twee mannen om de hoek het plein op kwamen lopen. Ik zag dat een van hen [medeverdachte 1] was. [medeverdachte 1] en de tweede man liepen rechtstreeks naar [benadeelde] toe. Ik zag dat [medeverdachte 1] en de andere man [benadeelde] om de beurten vast pakten aan de voorzijde bij zijn kleding. Ik hoorde dat de tweede man tegen [benadeelde] zei: “Jij gaat ons vertellen waar [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zijn”. Ik zag dat er een auto aan kwam. Ik zag dat de auto bij het plein stopte. Dit was een donkergroene Opel stationcar, een wat ouder model. Ik zag dat [benadeelde] werd vastgepakt door [medeverdachte 1] en de tweede man. Ik zag dat [benadeelde] vervolgens meeliep in de richting van de auto. Ik zag dat de mannen hem vasthielden tot bij de auto.
De auto reed vervolgens weg.
5. Het in de wettelijk vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van [betrokkene 7] p. 224:
Op 4 mei 2011, omstreeks 21:30 uur, waren wij, [betrokkene 6] , [betrokkene 5] en [betrokkene 4] , met in totaal twintig jongeren bij de school [A] aan [c-straat] te [plaats] . Ik zag dat [betrokkene 4] en [betrokkene 5] samen met [benadeelde] terug kwamen lopen. Voor die tijd was [benadeelde] niet bij onze groep aanwezig. Ik zag dat twee mannen [benadeelde] vastpakten. Ik zag dat twee mannen kwamen terugrijden met een groene stationwagen van het merk Opel. Ik zag dat de mannen die [benadeelde] bij de nek hadden [benadeelde] vervolgens in de Opel drukten en hard weg reden richting [b-straat] .
6. Een geschrift zijnde een brief van huisartsenpraktijk Stadswij, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van [betrokkene 11] p. 209:
Betreft: [benadeelde] , geb.datum [geboortedatum] 1993
[plaats] , 19-05-2011
Patiënt heb ik op 9 mei en daarna een paar maal gezien in verband met een contusie rond zijn linker oog.
7. Een geschrift zijnde MEDSPE bericht, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van [betrokkene 8] , chirurg p. 210:
Afzender: Medisch Spectrum Twente
Patiënt: [benadeelde] / [geboortedatum] /Enschede
(…)
Bovengenoemde patiënt zagen wij op 05-05-2011 op de afdeling spoedeisende hulp, locatie Haaksbergerstraat.
Reden consult: Mishandeling
Door twee mannen een auto ingesleurd, daar op het hoofd geslagen
(…)
Diagnose: Contusies aangezicht (…)
Therapie: Paracetamol zn, bij toename klachten, braken of sufheid retour
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [betrokkene 1] p. 158-161:
Op 4 mei 2011 hoorde ik van [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ), dat er problemen waren. Ik was in de avond. Ik hoorde dit op mijn stageplek. Mijn stageplek is [B] in [plaats] .
9. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van [betrokkene 1] p. 162-164:
Ik verklaar dat ik op 4 mei 2011 achter in de auto heb gezeten toen we [benadeelde] opgehaald hebben van [plaats] naar [plaats] . Bij de bushalte naast het schoolplein in [plaats] zaten twee jongens. [medeverdachte 1] begon met die jongens te praten. Ik zat kort daarna op het plein te roken.
Ik zag toen dat [benadeelde] eraan kwam, samen met nog een andere jongen. Ik weet niet wie dat was. [medeverdachte 1] pakte die jongen bij de kraag. [benadeelde] zat in het midden achterin de auto. Ik zat links en [verdachte] zat rechts achterin. [medeverdachte 2] reed en [medeverdachte 1] zat rechts voorin. [medeverdachte 1] heeft de jongen op het schoolplein bij de kraag gepakt. We waren met de auto van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] had een petje op.
Vervolgens zijn we naar de woning van mijn broer gereden. Ik heb [benadeelde] met de vlakke hand geslagen. Dit was onderweg naar [plaats] . [benadeelde] is in de auto bang gemaakt door [medeverdachte 1] .
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van [betrokkene 1] p. 165-168:
In de buurt van het huis van [medeverdachte 1] zijn we gestopt.
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van [medeverdachte 1] p. 38-41:
Het gaat over mijn nichtje [betrokkene 3] .
Op 4 mei 2011 heb ik in [B] in [plaats] vrienden ontmoet. De namen van mijn vrienden zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn van Syrische afkomst. Ik ben met [medeverdachte 2] en [verdachte] naar die jongen gegaan. Dat is een station model. Het is een donkerkleurige auto. We zijn in die auto naar [plaats] gereden. Ik wist dat die jongen veel op een schoolplein in [plaats] op de [e- straat] zou zijn. We waren daar tussen 21:00 en 21:30 uur op 4 mei 2011. [medeverdachte 2] reed. We zijn naar die jongen toegelopen en ik heb aan die jongen gevraagd of hij wist waar [betrokkene 3] was. We zijn naar de vader van [betrokkene 3] gereden aan de [d-straat] . Ik heb mijn oom vlak voordat we aankwamen gebeld.
12. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van verdachte p. 97-100:
Op 4 mei 2011 zat ik in [B] in [plaats] televisie te kijken. [medeverdachte 1] kwam bij me. [medeverdachte 1] is een goede vriend van me. Hij heet [medeverdachte 1] . Ik ken hem als [medeverdachte 1] . Hij vroeg of ik met hem wilde meegaan naar [plaats] . [medeverdachte 1] keek toen rond en zag [medeverdachte 2] . Dat is [medeverdachte 2] (het hof leest: [medeverdachte 2] ), ook een jongen uit [plaats] . Ik kreeg mee dat [medeverdachte 1] hem vroeg om ons naar [plaats] te brengen. We zijn naar de auto gelopen. Het was een donkergroene stationcar. [medeverdachte 2] ging achter het stuur zitten. Ik ging achterin zitten en [medeverdachte 1] voorin naast [medeverdachte 2] . Uiteindelijk kwamen we in [plaats] bij een veld en een schooltje. Onderweg vertelde [medeverdachte 1] mij dat het om zijn nichtje [betrokkene 3] ging.
13. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van verdachte p. 101-103:
Het is niet helemaal vrijwillig gegaan. Wij waren ook met vier man en niet met drie zoals ik eerder zei. Er was nog een jongen, [betrokkene 6] . Hij is volgens mij familie van [medeverdachte 1] . Ik kan me voorstellen dat [benadeelde] bang is geweest en dat hij niet anders kon dan mee te gaan. Wat [betrokkene 6] betreft, hij was er ineens bij toen we vanaf [B] naar [plaats] reden. Ik heb gezien dat [betrokkene 6] [benadeelde] heeft geslagen. Ik zag dat hij hem een vuistslag gaf.
14. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van verdachte p. 104-106:
Ik zag [betrokkene 1] op de parkeerplaats bij de auto van [medeverdachte 2] staan. [medeverdachte 2] bestuurde de auto, [medeverdachte 1] zat erbij als bijrijder, ik zat achter de bestuurder en [betrokkene 1] zat rechts naast mij. [medeverdachte 1] vertelde dat het om zijn nichtje ging. Bij het schooltje zijn [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] uitgestapt. [medeverdachte 2] en ik hebben de auto aan de andere kant op een parkeerplaats gezet. Toen we uitstapten, stonden [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] voor een jongen. Ze praatten met elkaar. De jongen zat in het midden op de achterbank, tussen mij en [betrokkene 1] in. Ik weet niet hoe lang we reden voordat we op het veldje aankwamen waar we zijn gestopt. De jongen kwam weer naast mij zitten. We zijn vanaf dat veldje naar het huis van [betrokkene 3] gereden. Daar zijn [medeverdachte 1] , [betrokkene 1] en de jongen uitgestapt.
15. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van [betrokkene 9] p. 56-59:
Op 4 mei 2011 omstreeks 22.00 uur belde mijn neef [medeverdachte 1] (het hof leest: [medeverdachte 1] ) mij. Hij vroeg of ik thuis wilde komen. Ik ben vervolgens naar huis gegaan. Ik schat dat het omstreeks 22.30 uur was dat mijn neef aan de deur kwam. Mijn neef was in gezelschap van [benadeelde] . Ik zag dat [benadeelde] angstig was. Hij trilde een beetje. Ik denk dat [benadeelde] ongeveer een uur in onze woning is geweest.
16. Een geschrift zijnde een tapgesprek van 4 mei 2011, p. 309-310:
Relevante tapgesprekken van [medeverdachte 1]
2:
Gesprekgegevens: 700019-11 TO11 279813007
Tijdstip: 04-05-11 20:34:11 In/uit: U
Met nummer: [telefoonnummer] (nummer [betrokkene 9] )
Beller: [medeverdachte 1]
Gebelde: NN [telefoonnummer]
S: oh maar ik heb dus iemand gevonden
NN: wie
S: een vriendje van die [betrokkene 2]
NN: Hoe heet hij
S: [benadeelde]
NN: ja, die ken ik
S: ik ga straks even naar hem toe
NN: Oke
S: en dan hoor ik wel misschien waar ze zijn
NN: voordat je heen gaat, ik ben al geweest, hij zegt dat hij het niet weet. Dus ik weer niet hoe jij hem eruit kunt krijgen volgens mij weet hij ook iets maat ik weet het niet. Hij zegt niks.
S: ik weet een andere manier.
17. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als de verklaring van [betrokkene 10] p. 247-248:
Op 4 mei 2011 rond 20.30 had mijn zoon [benadeelde] geen zichtbare verwondingen of zichtbaar letsel. Op het moment dat hij wegging had hij geen blauwe plekken en met zijn oog was toen ook nog niets aan de hand. Op donderdag 5 mei 2011 rond 04:00 uur kwam ik op het politiebureau in de binnenstad. Toen ik [benadeelde] op 5 mei 2011 rond 04:00 uur zag, kon ik zien dat hij onder de verwondingen zat. Ik zag dat zijn linkeroog beschadigd en rood was. Op zijn achterhoofd had hij een dikke bult. [benadeelde] heeft twee dagen niet kunnen slapen van de pijn.”
2.3.
Het bestreden arrest bevat de volgende bewijsoverwegingen:
“Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een veroordeling van feit 1 te komen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden nu niet uit de wettige bewijsmiddelen de overtuiging kan volgen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
De verklaring van aangever kan volgens de verdediging niet voor het bewijs worden gebezigd omdat daarmee artikel 6 van het EVRM op onherstelbare en onaanvaardbare wijze zou worden geschonden. Subsidiair meent de verdediging dat de verklaringen van [benadeelde] niet voor het bewijs mogen worden gebruikt wegens de materiële onbetrouwbaarheid daarvan. Hetzelfde geldt voor de door verdachte op 8 juni 2011 bij de politie afgelegde verklaring. Niet in de laatste plaats omdat deze verklaring talloze malen is herroepen.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat voor de verklaringen van [benadeelde] onvoldoende steunbewijs voor handen is.
De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat het bewijs voor de vrijheidsberoving ontoereikend dient te worden geacht. De verdediging meent dat onvoldoende uit de bewijsmiddelen kan blijken dat sprake is geweest van een vrijheidsberoving in de zin dat vrijwilligheid bij [benadeelde] of vrijheid te diens aanzien om zich aan de situatie te onttrekken kan worden uitgesloten.
Bewijsoverwegingen van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof houdt het name rekening met het navolgende.
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij samen met anderen [benadeelde] op 4 mei 2011 van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte en medeverdachten [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] heeft gevraagd om met hem naar [plaats] te gaan. Ze zijn uiteindelijk met z’n vieren naar [plaats] gegaan in de auto van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] was de bestuurder van de auto. Aangekomen bij de school [A] te [plaats] heeft medeverdachte [medeverdachte 1] samen met medeverdachte [betrokkene 1] , [benadeelde] vastgepakt en hem gedwongen plaats te nemen in de auto. Ze zijn vervolgens naar een afgelegen plaats gereden en ten slotte naar de woning van [betrokkene 9] [betrokkene 1] . Medeverdachte [betrokkene 1] heeft [benadeelde] op zijn hoofd geslagen.
Het hof baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde] . Net als de rechtbank verwerpt het hof het verweer dat de aangifte van [benadeelde] niet voor het bewijs mag worden gebruikt omdat er sprake zou zijn van schending van artikel 6 EVRM omdat het ondervragingsrecht niet genoegzaam zou zijn uitgeoefend nu het verhoor bij de rechter-commissaris is onderbroken vanwege het doen opmaken van een proces-verbaal meineed jegens de getuige, waarna de verdediging getuige [benadeelde] niet meer heeft kunnen ondervragen. In het arrest van 10 juli 2012, nr. 29353/06 van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Vidgen tegen Nederland heeft het Europese Hof voor de Rechten van de mens bepaald dat als er geen andersoortig direct bewijsmateriaal aanwezig is, en de belastende verklaringen het enige (“sole”) bewijs voor het tenlastegelegde en aldus beslissend (“decisive”) voor de veroordeling van verdachte, er sprake is van schending van artikel 6 EVRM en dienen de belastende verklaringen niet tot het bewijs te worden gebezigd.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de bewezenverklaring niet enkel steunt op de verklaring van aangever maar ook en in voldoende mate op de verklaringen van getuigen, de verklaringen van zowel verdachte als medeverdachten [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] afgelegd bij de politie, de medische verklaringen en de foto’s van het slachtoffer [benadeelde] .
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de verklaringen van aangever niet kunnen bijdragen tot het bewijs omdat deze onbetrouwbaar zijn. Het hof verwerpt net als de rechtbank dit verweer op dezelfde wijze als het voorgaande verweer. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangever op essentiële punten wordt ondersteund door verklaringen van getuigen. Zij hebben verklaard dat ze zagen dat aangever op het schoolplein is benaderd door twee mannen en dat dat [benadeelde] vervolgens is vastgepakt door deze twee mannen en gedwongen is om in een auto plaats te nemen waarna de auto is weggereden. Gezien deze verklaringen heeft het hof net als de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de essentie van de verklaring van [benadeelde] , zijnde dat hij onvrijwillig is meegenomen. Daar komt bij dat een van de getuigen direct na hetgeen is voorgevallen op het schoolplein de familie van [benadeelde] heeft ingelicht over de ontvoering. De moeder van [benadeelde] is vervolgens direct naar de politie gegaan en heeft daarvan melding gedaan. De verklaring van [benadeelde] wordt bovendien nog ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij heeft verklaard dat hij samen met verdachte en de medeverdachten [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] naar [plaats] is gereden en dat zij [benadeelde] hebben opgezocht. Hij heeft bovendien verklaard dat hij aan [benadeelde] heeft gevraagd waar [betrokkene 3] was. Ook de verklaring van medeverdachte [betrokkene 1] ondersteunt de verklaring van [benadeelde] . Medeverdachte [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij [benadeelde] op het schoolplein heeft vastgepakt. Hij heeft voorts verklaard dat ze [benadeelde] hebben meegenomen naar de auto en dat medeverdachte [medeverdachte 1] hem heeft bang gemaakt. Hij heeft ten slotte verklaard dat hijzelf [benadeelde] in de auto tegen zijn hoofd heeft geslagen. Ook het deel van de verklaring van aangever dat ze zijn gestopt op een afgelegen plaats wordt ondersteund door de verklaringen van enkele verdachten.
Het hof wordt tenslotte net als de rechtbank nog gesterkt in de overtuiging dat een wederrechtelijke vrijheidsbeneming heeft plaatsgevonden zoals aangever verklaart, door het op grond van de verklaringen vast te stellen tijdsverloop tussen het moment van het meegenomen worden in de auto en het moment van arriveren bij de woning van [betrokkene 9] . Die tijd is veel langer dan de reisduur zou zijn op grond van de afstand tussen beide plaatsen. Dit duidt erop dat onderweg een stop heeft plaatsgevonden zoals aangever verklaart. Geen van de verdachten heeft een plausibele verklaring gegeven voor het tijdsverloop.
Het medeplegen
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof met de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Bij medeplegen moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. Niet nodig is dat er sprake is van vooraf uitdrukkelijke gemaakte afspraken. Ook stilzwijgende samenwerking kan medeplegen opleveren. In dit geval is er sprake van zo’n stilzwijgende samenwerking. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is sprake geweest van een samenwerkingsverband tussen verdachte en de medeverdachten. Deze samenwerking was er overduidelijk op gericht om aangever mee te nemen of hij dat wilde of niet om hem te dwingen mede te delen waar [betrokkene 3] en [betrokkene 2] verbleven. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in [B] verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [betrokkene 1] gevraagd mee te gaan naar [plaats] . Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft onderweg in de auto verteld dat het om zijn nichtje ( [betrokkene 3] ) ging.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof met de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Het opzet
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde opzet eveneens bewezen is. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] het voornemen had om [benadeelde] te dwingen de verblijfplaats van [betrokkene 3] en [betrokkene 2] prijs te geven. Het hof houdt hierbij met name rekening met het tapgesprek van 4 mei 2011 tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [betrokkene 9] [betrokkene 1] , de vader van [betrokkene 3] . [betrokkene 9] geeft in dat gesprek aan dat hij met [benadeelde] heeft gesproken en dat hij het gevoel heeft dat [benadeelde] wat verzweeg. Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt daarop ‘dat dat hij wel een andere manier weet’. In [B] heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte en medeverdachten [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] gevraagd om met hem mee te gaan. Tegen medeverdachte [betrokkene 1] zegt hij dat er problemen zijn. In de auto onderweg naar [plaats] heeft medeverdachte [medeverdachte 1] aan verdachte en medeverdachten [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] verteld over zijn bedoeling. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten slotte in het bijzijn van medeverdachte [betrokkene 1] [benadeelde] op het schoolplein aangesproken en tegen [benadeelde] gezegd dat hij de verblijfplaats van [betrokkene 3] en [betrokkene 2] moest zeggen en dat hij anders mee moest. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat hieruit volgt dat verdachte ook het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [benadeelde] wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven (en beroofd te houden). De getalsmatige overmacht duidt er ten slotte eveneens op dat er rekening mee werd gehouden dat [benadeelde] de verblijfplaats niet zomaar zou prijsgeven en daartoe gedwongen moest worden.
De overige onderdelen
Evenals de advocaat-generaal en de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte van het aan de haren trekken, een pistool op [benadeelde] gericht houden, de loop van het pistool in de mond van [benadeelde] stoppen en dreigen hem dood te schieten als de volgende trein zou passeren en [benadeelde] met dat pistool te slaan, dient te worden vrijgesproken nu er onvoldoende steunbewijs voorhanden is dat verdachte dan wel een of meer medeverdachten deze feitelijke onderdelen van de tenlastelegging heeft gepleegd.”