3.1
Het middel betoogt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het ziekengeld dat de contractant per 6 oktober 2016 ontving, is betaald op grond van de no-riskbepaling van artikel 29b, lid 1, letter b, ZW, en daarom niet aan belanghebbende toegerekend kan worden. Volgens het middel loopt het recht op toepassing van de no-riskbepaling niet door in een geval waarin de dienstbetrekking is geëindigd en na afloop van vijf jaren na de weigering van een uitkering op grond van de Wet WIA een nieuwe dienstbetrekking wordt aangegaan, ook niet als die periode nog binnen vijf jaren na aanvang van de eerste dienstbetrekking ligt. Nu de tweede dienstbetrekking is aangevangen buiten de termijn van vijf jaren na de weigering van een uitkering op grond van de Wet WIA, kan volgens het middel reeds daarom de no-riskbepaling niet van toepassing zijn. Voor zover in het oordeel van het Hof besloten ligt dat sprake is van een voortgezette dienstbetrekking, of een situatie die gelijk is aan de situatie van loondoorbetaling bij ziekte, is dat oordeel volgens het middel onjuist, althans onvoldoende gemotiveerd. Het middel betoogt voorts dat het Hof doel en strekking van artikel 29b ZW heeft miskend, nu door de uitdiensttreding van de contractant feitelijk geen loondoorbetalingsverplichting bestaat voor belanghebbende, en belanghebbende derhalve ook niet behoeft te worden beschermd tegen een hoger risico op een loondoorbetalingsverplichting bij het in dienst nemen van een herintredende gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer.
3.2
Voor zover het middel betoogt dat artikel 29b, lid 1, letter b, ZW niet kan worden toegepast omdat belanghebbende geen werknemer is, faalt het. Tussen partijen is niet in geschil dat de contractant vanaf 6 oktober 2016 ziekengeld heeft ontvangen. Op grond van artikel 8, letter a, ZW wordt een persoon voor de toepassing van de ZW als werknemer beschouwd indien hij krachtens de verplichte verzekering ingevolge de ZW ziekengeld ontvangt. Ingevolge artikel 11, lid 1, ZW (tekst 2018) wordt in die situatie het UWV als werkgever beschouwd. De contractant moet daarom ook voor de periode vanaf 6 oktober 2016 tot en met 31 december 2016 worden beschouwd als werknemer voor de toepassing van de ZW.
3.3.1
Voor zover het middel betoogt dat het Hof met zijn hiervoor onder 2.4.2 weergegeven oordeel doel en strekking van artikel 29b ZW heeft miskend, is het volgende van belang. Enerzijds kan artikel 29b, lid 1, letter b, ZW zo worden gelezen dat deze bepaling slechts van toepassing is op die dienstbetrekking die aanvangt binnen vijf jaren na afloop van de wachttijd of het tijdvak genoemd in de aanhef van artikel 29b, lid 1, letter b, ZW (hierna: de wachttijd), en slechts voor zover diezelfde dienstbetrekking nog bestaat in de perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte. In deze lezing wijst het gebruik van de woorden ‘de werknemer’ in de aanhef van lid 1, in verbinding met het gebruik van de woorden ‘in dienstbetrekking’ in het vierde onderdeel van letter b, en ‘de dienstbetrekking’ in het slot van lid 1, erop dat sprake moet zijn van een nog bestaande (in het onderhavige geval privaatrechtelijke) dienstbetrekking.
3.3.2
Anderzijds laat artikel 29b, lid 1, letter b, ZW ook een lezing toe waarin slechts als voorwaarde wordt gesteld dat het verrichten van werkzaamheden in een dienstbetrekking aanvangt binnen vijf jaren na de afloop van de wachttijd. Is daarvan sprake, dan is in deze lezing het gevolg dat de no-riskbepaling van toepassing is voor alle perioden van ziekte die aanvangen in de vijf jaren na de aanvang van die dienstbetrekking. In deze lezing kunnen de woorden ‘de werknemer’ uit de aanhef van lid 1 worden uitgelegd overeenkomstig hetgeen in 3.2 is overwogen. Ook worden in deze lezing de woorden ‘de dienstbetrekking’ in het slot van lid 1 slechts gebruikt om het moment aan te duiden waarop de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer voor het eerst is gaan werken nadat de wachttijd is verstreken.
3.3.3
Uit de tekst van artikel 29b, lid 1, letter b, ZW volgt derhalve niet eenduidig of de bescherming van de no-riskbepaling komt te vervallen in een geval waarin een dienstbetrekking is geëindigd, en na afloop van vijf jaren na het verstrijken van de wachttijd een nieuwe dienstbetrekking bij dezelfde werkgever wordt aangegaan, als die tweede dienstbetrekking nog aanvangt binnen vijf jaren na aanvang van de eerste dienstbetrekking.
3.3.4
De no-riskbepaling is geïntroduceerd als onderdeel van een pakket maatregelen dat is bedoeld om de instroom van gedeeltelijk arbeidsongeschikte personen op de arbeidsmarkt te bevorderen en om werkgevers te stimuleren om langdurige uitval door ziekte tegen te gaan.3 Het doel van artikel 29b, lid 1, letter b, ZW is om arbeidsparticipatie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten te bevorderen door het aantrekkelijker te maken voor werkgevers om een dienstverband aan te gaan met personen die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn bevonden.
3.3.5
In het algemeen geldt dat het in dienst nemen van een werknemer die, zoals de contractant, gedeeltelijk arbeidsongeschikt is bevonden, diens herintreding op de arbeidsmarkt bevordert. Dat is in lijn met het in 3.3.4 weergegeven doel van artikel 29b, lid 1, letter b, ZW. In het geval die indienstneming geschiedt door een uitzendbureau, is dat niet anders. Daartegenover staat dat de op werkgevers rustende loondoorbetalingsverplichting ertoe strekt hen te stimuleren uitval van werknemers als gevolg van ziekte te voorkomen.4 Zoals de Advocaat-Generaal uiteenzet in de onderdelen 8.11 tot en met 8.14 van de conclusie zou het met deze strekking stroken om in die gevallen waarin het dienstverband met de (uitzend)werkgever eindigt als gevolg van het uitzendbeding, de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas omhoog te laten gaan.
3.3.6
Na afweging van het voorgaande komt de Hoge Raad tot de slotsom dat het hiervoor in 3.3.4 omschreven specifieke doel van artikel 29b, lid 1, letter b, ZW bij de uitleg van die bepaling moet prevaleren. Het middel faalt daarom ook voor zover het betoogt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het ziekengeld valt onder de no-riskbepaling. Dit brengt mee dat het aan de contractant uitgekeerde ziekengeld niet aan belanghebbende toegerekend wordt bij het bepalen van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas.
3.4
De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).