De bewezenverklaring steunt onder meer op het volgende bewijsmiddel:
“2. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van
bevindingen – gevoegd bij registratienummer PL0900-2018325803 Z (blz. 5 e.v.) – gesloten op 12 november 2018, proces-verbaalnummer PL0900-2018325545-3, door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, en [verbalisant 2] , brigadier van politie, houdende – zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisanten of één hunner:
Op 11 november 2018, omstreeks 23.45 uur, waren wij in uniform gekleed en reden in een opvallend politievoertuig. Wij waren belast met surveillance op de autosnelwegen binnen ons werkgebied. Wij zagen bij het Tango tankstation, gelegen in Veenendaal, een zilverkleurige BMW staan. Wij zagen dat deze BMW in een donkere hoek van het tankstation geparkeerd stond. Wij zagen dat de kofferbakklep van de auto was geopend en dat er twee mannen bij de achterzijde van de auto stonden. Wij zagen dat ze met wat spullen bezig waren in de kofferbak. Wij zagen bij het naderen van het voertuig dat deze was voorzien van het Duits kenteken [kenteken] . Omdat wij in ons gebied veel te maken hebben met huurauto’s en omdat het ons ambtshalve bekend is dat veel Duitse huurauto’s gekentekend zijn met een kenteken beginnend met een M, besloten wij dit voertuig en de bestuurder te controleren.
Ik, [verbalisant 2] , vorderde van de bestuurder zijn rijbewijs en kentekenbewijs. Ik zag dat de bestuurder mij een Pools rijbewijs en een Poolse legitimatiekaart overhandigde op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] . Ik hoorde dat de bestuurder aan mij vroeg of ik ook het kentekenbewijs wilde hebben. Toen ik dit bevestigde zag ik dat hij mij het kentekenbewijs overhandigde. Ik zag direct dat hij onder het kentekenbewijs een gripzakje met wit poeder vasthield.
Wij herkenden dit als zijnde MDMA kristallen, dit valt onder lijst I van de Opiumwet en deelden hem direct de cautie mede.
Ik, [verbalisant 2] , vorderde uitlevering van de eventueel in het voertuig aanwezige drugs.
Wij zagen dat [verdachte] uit zijn jaszak nog een gripzakje wit poeder haalde, vermoedelijk cocaïne, en twee zakje met een kleine hoeveelheid, vermoedelijk hennep.
Omdat wij gezien de aangetroffen middelen uit vermoedelijk lijst I en II van de Opiumwet een redelijk vermoeden hadden dat er zich in het voertuig nog meer verdovende middelen zouden kunnen bevinden, hebben wij het voertuig onderzocht.
Toen ik, [verbalisant 1] , het bestuurdersportier van het voertuig opende zag ik direct een wapenstok liggen. Vervolgens zag ik tussen de bijrijdersstoel en de bestuurdersstoel een zwarte boksbeugel liggen. Ik zag dat onder de stoel van de bijrijder twee plastic zakjes lagen met een wit poeder er in. Ik schat deze zakjes op ongeveer 100 gram per stuk.
Wij hoorden [verdachte] zeggen dat de inhoud van het zakje MDMA was.”