In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De officier van justitie heeft aan de rechtbank verzocht een zorgmachtiging te verlenen ten aanzien van betrokkene voor de volgende vormen van verplichte zorg, elk voor de duur van zes maanden:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
(ii) Tijdens de mondelinge behandeling zijn de zorgverantwoordelijke psychiater en betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling.
(iii) In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is onder meer als verklaring van de zorgverantwoordelijke psychiater vermeld:
“Psychiater:
Naar aanleiding van vragen van de rechter wil ik aangeven dat de zorgvorm van insluiten per abuis niet als verplichte vorm van zorg is gevorderd in het verzoekschrift. Dit had wel gemoeten. De zorgvorm van insluiten en toezicht hoort bij elkaar en we willen voor beide de mogelijkheid houden om toe te passen in het geval van opname.”