Het middel klaagt over de motivering van het onder 1 bewezenverklaarde, in het bijzonder over het onderdeel dat de verdachte "ten tijde van" het voorhanden krijgen wist dat de registratietag een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 26 juli 2016 omstreeks 02:00 uur te Rotterdam, een goed, te weten een registratietag (welke toegang biedt tot het appartementencomplex [A] , gelegen aan het [a-straat] en de [b-straat] ) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De eigen waarneming van het hof.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 13 november 2017 op de toen en daar getoonde zich in het dossier bevindende camerabeelden van 26 juli 2016 betreffende de flat, genaamd: [A] te [woonplaats] , waargenomen - zakelijk weergegeven -:
dat de persoon die op de beelden is te zien een sterke gelijkenis vertoont met de ter terechtzitting verschenen verdachte, als het gaat om de vorm van het hoofd, het postuur en het kapsel. Het beeldmateriaal is aan te merken als scherp en van goede kwaliteit.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2016 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2016325287-14. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 54-55):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
De huismeester van het appartementencomplex [A] te [woonplaats] (gelegen aan het [a-straat] en de [b-straat] ) te [woonplaats] , verklaarde aan mij dat op 26 juli 2016 omstreeks 02:00, de registratietag met registratienummer [0001] is gebruikt om het appartementencomplex binnen te komen. De gebruikte tag staat op naam van de brandweer geregistreerd. Er zijn twee registratietags van de brandweer weggenomen. Van de diefstal van de tags heeft de Vereniging van Eigenaren aangifte gedaan. Eén van de gestolen tags heeft ook registratienummer [0001].
3. Een proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden d.d. 22 september 2016 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. 2016245997-12. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 44-52):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
De uit te lezen camerabeelden betreffen het appartementencomplex [A] te [woonplaats] . Volgens de huismeester betreffen het beelden van 26 juli 2016, omstreeks 02.00 uur. Ik zag dat de toegangsdeur aan de [b-straat] open ging. Op de beelden aangegeven met het tijdstip 00:00-00:08 zag ik een jongen van rond de 20 jaar. Ik zag dat hij een grijze sweater, een grijze trainingsbroek en donkerkleurige schoenen droeg. Ik zag dat hij kort haar had en een beetje voorovergebogen liep.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2016 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2016245997-10. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 53):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op dinsdag 26 juli 2016 bleek er te zijn ingebroken in een woning aan het [a-straat 1] te [woonplaats] , deel uitmakende van het complex [A] . In het onderzoek naar deze woninginbraak is beeldmateriaal veiliggesteld. Op deze bewegende beelden komt een persoon vol in beeld. Ik herkende deze persoon direct als zijnde de voor mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] en wonende aan de [c-straat 1] te [woonplaats] .
Ik herkende [verdachte] aan zijn manier van lopen en de kleding die hij op de door mij bekeken bewegende beelden droeg. Ik heb de verdachte [verdachte] meerdere keren zien lopen in soortgelijke kleding, namelijk een grijs joggingpak met daarop een soortgelijke sweater. Naast het opvallende loopje, namelijk iets voorovergebogen, heb ik vanuit mijn hoedanigheid als wijkagent om uiteenlopende redenen een groot aantal keren persoonlijk contact gehad met voornoemde [verdachte] . Gezien de beeldkwaliteit van de bewegende beelden is het voor mij dan ook absoluut geen twijfel dat [verdachte] de persoon is die ik op de door mij bekeken bewegende beelden heb zien lopen."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte overeenkomstig zijn in het dossier gevoegde pleitnota ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat de persoon op de camerabeelden onvoldoende zichtbaar is om te kunnen worden herkend en dat de herkenning van de verdachte door de verbalisant onbetrouwbaar is. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de beelden geen tijdsaanduiding hebben, zodat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte om 02:00 uur 's nachts op de beelden is te zien. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de gestolen sleutel voorhanden heeft gehad en daarmee de centrale deur heeft geopend.
Het hof overweegt hiertoe als volgt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof de camerabeelden bekeken. Het hof heeft waargenomen dat de persoon die op de beelden is te zien een sterke gelijkenis vertoond met de verdachte als het gaat om de vorm van het hoofd, het postuur en het kapsel van de verdachte, die ter terechtzitting is verschenen. Tevens is het beeldmateriaal aan te merken als scherp en van goede kwaliteit. De verbalisant heeft in zijn hoedanigheid van wijkagent meermalen contact gehad met de verdachte en herkent de verdachte direct op de bewegende beelden. Gezien het vorenstaande heeft het hof geen redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door de verbalisant.
Ten aanzien van het ontbreken van de tijdsaanduiding op de camerabeelden overweegt het hof dat er geen reden is te twijfelen aan de verklaring van de huismeester tegenover de politie inhoudende dat op 26 juli 2016 omstreeks 02:00 uur blijkens de camerabeelden een persoon het appartementencomplex heeft betreden met een gestolen registratietag.
Met betrekking tot hetgeen meer subsidiair is betoogd overweegt het hof dat het standpunt dat mogelijk iemand anders dan de verdachte de gestolen sleutel voorhanden heeft gehad en de deur open heeft gemaakt onvoldoende is onderbouwd, waarbij wordt overwogen dat de verdachte ten aanzien van dit punt niets heeft verklaard."