2.1.1. Belanghebbende heeft voor de financiering van haar ondernemingsactiviteiten bankleningen opgenomen tegen variabele rentes (hierna: de leningen).
2.1.2. Om het risico wegens veranderingen in de variabele rentes (hierna: het variabelerenterisico) op de leningen te beperken, heeft belanghebbende in 2008 en 2009 met diverse banken contracten gesloten (hierna: de interest rate swaps). Op grond van deze contracten is zij over een bepaalde periode een vast percentage verschuldigd van een overeengekomen bedrag (hierna ook: de hoofdsom). Als tegenprestatie ontvangt belanghebbende van de desbetreffende banken over dezelfde periode een variabel percentage van de hoofdsom.
2.1.3. De looptijden, hoofdsommen en de door belanghebbende te ontvangen variabele bedragen van de interest rate swaps corresponderen deels wel en deels niet met de looptijden, hoofdsommen en de door belanghebbende te betalen variabele rentes van de leningen.
2.1.4. De waarde van de rechten en verplichtingen die voor belanghebbende uit de interest rate swaps voortvloeien, bedroeg ten tijde van het sluiten van de contracten per saldo (nagenoeg) nihil. Nadien is de marktrente gedaald, waardoor het negatieve saldo van deze waarden op 31 december 2010 € 6.131.099 beliep en op 31 december 2011 € 6.668.371.
2.2.1. Voor het Hof was onder meer in geschil het antwoord op de vraag of de daling van de waarde van de interest rate swaps in 2010 en 2011 ten laste van de belastbare winst van belanghebbende kan worden gebracht.
2.2.2. Het Hof heeft die vraag ontkennend beantwoord. Het heeft daartoe overwogen dat belanghebbende op grond van goed koopmansgebruik in 2010 en 2011 geen hogere last in aanmerking mag nemen dan het saldo van de over die jaren door haar en de banken over en weer verschuldigde bedragen. Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.4 van het arrest van de Hoge Raad van 23 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AI0670 (hierna: het valutaswaparrest), heeft het Hof daaraan toegevoegd dat ook bij een interest rate swap de verplichtingen die een onderneming ter afdekking of beperking van het renterisico met een ander is overeengekomen, niet los kunnen worden gewaardeerd van de afgedekte positie (de overeengekomen geldlening(en) met een variabele rente). De omstandigheid dat de overeengekomen perioden voor de interest rate swaps en de looptijden van de leningen niet gelijk lopen, staat hieraan naar het oordeel van Hof niet in de weg zolang die perioden en looptijden samenvallen. Hetzelfde geldt, aldus nog steeds het Hof, voor verschillen tussen enerzijds het variabele percentage van de interest rate swap en het bedrag waarover dit variabele percentage wordt berekend, en anderzijds de hoofdsom en de variabele rente van de afgedekte positie.