2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
Belanghebbende exploiteert een uitzendbureau. Haar werknemers werken bij inlenende bedrijven in Nederland.
2.1.2
Voor de jaren 2008 tot en met 2011 heeft belanghebbende de afdrachtvermindering onderwijs als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (tekst 2008 tot en met 2011; hierna WVA) toegepast.
De toegepaste afdrachtvermindering heeft betrekking op werknemers van belanghebbende die waren ingeschreven voor de opleidingen Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent (hierna: AKA), Logistiek Medewerker (hierna: LM) en Assistent Medewerker Voeding/Voedingsindustrie (hierna: SVO). Uitgangspunt van deze opleidingen (hierna: de opleidingen) is praktijkopleiding op de werkvloer.
2.1.3.
De opleidingen zijn geregistreerd in het Centraal register beroepsonderwijs (hierna: Crebo) als bedoeld in artikel 6.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB). Belanghebbende is door het Kennis Centrum Handel en het SVO Kenniscentrum erkend als leerbedrijf voor de opleidingen.
2.1.4.
Geen enkele van belanghebbende afkomstige deelnemer heeft de AKA-opleiding afgerond met een erkend diploma of certificaat; deze opleiding was niet gericht op het behalen van een diploma of certificaat.
2.1.5.
De Inspecteur en de Onderwijsinspectie hebben bij belanghebbende onderzoeken ingesteld naar de AKA-, LM- en SVO-opleidingen. De Crebo-registraties van de opleidingen zijn niet ingetrokken.
2.2.1.
Voor het Hof was in geschil of belanghebbende recht heeft op afdrachtvermindering ter zake van de door de deelnemers gevolgde AKA-, LM- en SVO-opleiding.
2.2.2.
Daarnaast was voor het Hof in geschil of belanghebbende in het eerste halfjaar van 2008 ter zake van de vergoeding voor huisvestingskosten de regeling voor de vergoeding voor extraterritoriale kosten als bedoeld in artikel 15a, lid 1, letter j, van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2008) mocht toepassen.
2.3.1.
Het Hof heeft ten aanzien van het in 2.2.1 genoemde geschilpunt overwogen dat zowel de AKA-, de LM-, als de SVO-opleiding zijn geregistreerd in het Crebo, zodat de vraag of de opleidingen voldoen aan de eisen van de WEB geen beantwoording behoeft. De deelnemers waren ingeschreven voor de AKA-, LM- en SVO-opleiding, aldus het Hof.
2.3.2.
Het Hof heeft geoordeeld, voor zover in cassatie van belang, dat voor alle deelnemers een praktijkopleidingsovereenkomst aanwezig was die is ondertekend door de onderwijsinstelling, de werknemer, het bedrijf dat de beroepspraktijkvorming verzorgt en het betrokken kenniscentrum.
2.3.3.
Aan de deelnemers van de opleidingen LM en SVO zijn certificaten en/of diploma’s uitgereikt en daarmee is bewezen dat zij deze opleidingen hebben gevolgd. Belanghebbende heeft voor deze deelnemers recht op afdrachtvermindering, aldus het Hof.
2.3.4.
Geen diploma’s of certificaten zijn uitgereikt aan deelnemers van de AKA-opleiding zodat op belanghebbende de bewijslast rust dat zij deze beroepspraktijkopleiding hebben gevolgd. Het Hof acht belanghebbende in dit bewijs geslaagd. Uit de overgelegde deelnemersdossiers blijkt dat de deelnemers daadwerkelijk de beroepspraktijkopleiding hebben gevolgd die deel heeft uitgemaakt van de AKA-opleiding. Belanghebbende heeft naar het oordeel van het Hof recht op afdrachtvermindering onderwijs ter zake van de door haar werknemers gevolgde AKA-opleiding.
2.3.5.
Het Hof heeft, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 22 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2436, overwogen dat de Inspecteur niet de bijzondere omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die aanleiding kunnen geven tot twijfel of de beroepspraktijkvorming werkelijk is gevolgd.
2.4.
Ten aanzien van het in onderdeel 2.2.2 genoemde geschilpunt heeft het Hof overwogen dat door belanghebbende is gesteld dat zij eind 2007 de arbeidsvoorwaarden heeft gewijzigd in die zin dat de werknemers met ingang van het jaar 2008 een deel van hun brutoloon hebben ingeruild tegen een onbelaste vergoeding van huisvestingskosten. Verder heeft het Hof overwogen dat vaststaat dat belanghebbende in oktober 2008 haar loonadministratie met terugwerkende kracht heeft aangepast en dat belanghebbende in de loop van 2008 de loonstroken van de betrokken werknemers met terugwerkende kracht naar 1 januari 2008 heeft aangepast en aan die werknemers heeft uitgereikt. Naar het oordeel van het Hof is in feite sprake van toepassing vanaf 1 januari 2008 van de regeling voor de vergoeding voor extraterritoriale kosten.