De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1881 in zaak 12/02029 (Montis/[...]) de volgende prejudiciële vragen met betrekking tot de overgangsrechtelijke gevolgen van het vervallen van art. 21 lid 3 (oud) BTMW aan het Benelux-Gerechtshof voorgelegd:
1. Dient het vervallen van art. 21 lid 3 (oud) BTMW, per 1 december 2003, krachtens het Protocol van 20 juni 2002 tot wijziging van de BTMW aldus te worden uitgelegd - mede gezien de noodzaak van een uitleg conform de Beschermingstermijnrichtlijn - dat het auteursrecht ten aanzien van een werk van toegepaste kunst dat voor 1 december 2003 is vervallen wegens het niet tijdig afleggen van een instandhoudingsverklaring, als blijvend vervallen geldt, dan wel op enig tijdstip is herleefd?
2. Indien het antwoord op vraag 1 luidt dat het auteursrecht op enig tijdstip is herleefd, met ingang van welk tijdstip is dat dan het geval:
(a) het tijdstip waarop het auteursrecht ingevolge art. 21 lid 3 (oud) BTMW bij gebreke van een instandhoudingsverklaring is vervallen,
(b) het tijdstip genoemd in art. 10 lid 2 in verbinding met art. 13 lid 1 beschermings-termijnrichtlijn,
(c) het tijdstip waarop art. 21 lid 3 (oud) BTMW is vervallen, of
(d) een ander tijdstip?