Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:HR:2015:10

Hoge Raad
06-01-2015
07-01-2015
14/01159
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2456, Contrair
Strafrecht
Cassatie

Falende bewijsklacht medeplegen.HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2010:BK2880 m.b.t. het feit dat aan het enkele voorhanden hebben van door een vermogensdelict ontvreemde goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat betrokkene die goederen ook door het plegen van dat vermogensdelict heeft verkregen en dat voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht de f&o van het geval van belang zijn. Gelet op de f&o heeft het hof kunnen oordelen dat de verdachte en een met name genoemde medeverdachte “als daders betrokken zijn geweest bij de […] bewezenverklaarde inbraken”, in welk oordeel besloten ligt dat verdachte met zijn mededaders de inbraken gezamenlijk heeft uitgevoerd. ’s Hofs kennelijke oordeel dat verdachte zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat sprake is van het in vereniging plegen van de bewezenverklaarde inbraken, is, gelet op die gezamenlijke uitvoering en op hetgeen het Hof overigens heeft vastgesteld over de bijdrage van de verdachte voorafgaand en direct na de bewezenverklaarde feiten, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. HR verwijst naar ECLI:NL:HR:2014:3474. CAG: anders.

Rechtspraak.nl
NJB 2015/167
RvdW 2015/175
NJ 2015/399 met annotatie van P. Mevis
SR-Updates.nl 2015-0004

Uitspraak

6 januari 2015

Strafkamer

nr. 14/01159

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 29 mei 2013, nummer 22/003941-10, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. A.H. Tiemens en mr. M.G. Cantarella, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.

2. Beoordeling van het eerste middel, het tweede middel en het derde middel

2.1.

De middelen, die zich lenen voor gezamenlijke bespreking, klagen dat de bewezenverklaarde diefstallen met braak in vereniging niet uit de bewijsvoering kunnen volgen.

2.2.1.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"2:

hij op 3 augustus 2009 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in winkelbedrijf Hornbach heeft weggenomen

- een kluis;

- een kentekenbewijs deel 1 en 2: [AA-00-BB];

- een kentekenbewijs deel 1 en 2: [CC-00-DD];

- een kentekenbewijs deel 1 en 2:

- 20 systeemdiskettes (Back-up tapes);

- Hornbach waardebonnen;

- de afroomkluis, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Hornbach, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik te hebben gebracht door een deur te forceren en een ruit (tussen de kluisruimte en de gang) te verbreken;

4:

hij in de periode van 3 tot en met 4 augustus 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit bedrijf [A] B.V. heeft weggenomen

- een grijze kluis (merk: Cisa) met inhoud (bankbescheiden op naam van [A] B.V.);

- twee slijpmachines van het merk Bosch, toebehorende aan bedrijf [A] B.V., zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een raam te verbreken in het aanpalende pand van bedrijf [B] en de tussendeur tussen beide bedrijven te openen;

5:

hij in de periode van 3 tot en met 4 augustus 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in bedrijf [B] B.V. heeft weggenomen

- een rabobankpas ([001]);

- tweeduizend euro;

- een blauwe kluis met contracten, toebehorende aan bedrijf [B] B.V., zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een raam te verbreken."

2.2.2.

De bewijsvoering is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 en 6.

2.3.

Vooropgesteld moet worden dat aan het enkele voorhanden hebben van door een vermogensdelict ontvreemde goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook door het plegen van dat vermogensdelict heeft verkregen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang (vgl. HR 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2880, NJ 2010/475).

2.4.

Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof onder meer vastgesteld:

- dat in een kelderbox in Den Haag onder meer een aan de verdachte toebehorend zwart vest is aangetroffen met in de zak daarvan een door hem gedragen bivakmuts alsmede een RABO-bankpas die die nacht was gestolen bij de inbraak in Amsterdam bij [B] BV (feit 5), welke inbraak op dat moment nog niet was ontdekt,

- dat in die kelderbox ook aan een medeverdachte toebehorende voorwerpen zijn aangetroffen, waaronder een bivakmuts,

- dat met de genoemde RABO-bankpas geld was gepind door twee mannen die bivakmutsen droegen die identiek waren aan die welke in de kelderbox zijn aangetroffen,

- dat de verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat die bivakmuts en dat RABO-bankpasje in zijn vest zijn aangetroffen,

- dat genoemd vest voorts was besmeurd met zwart metaalslijpsel (bewijsmiddel 28),

- dat verbalisanten kort daarvoor, afgaande op harde boor- en hamergeluiden, in een parkeergarage, welke garage een doorgang heeft naar de kelderbox, drie mannen bezig hebben gezien, na binnentreding aldaar een scherpe slijplucht hebben waargenomen en hebben geconstateerd dat met een slijptol twee kluizen, die gestolen bleken te zijn (feiten 2 en 4), werden bewerkt,

- dat de verdachte op 26 juli 2009 met twee medeverdachten bij de Gamma een slijper, doorslijpschijven en een sloopbeitel heeft gekocht, die gelijken op in de kelderbox aangetroffen gereedschappen,

- dat in de kelderbox andere voorwerpen zijn aangetroffen die zijn te herleiden tot de in de feiten 2, 4 en 5 genoemde gestolen voorwerpen,

- dat de onder 2 bewezenverklaarde diefstal blijkens camerabeelden door drie personen is begaan.

Voorts heeft het Hof de door de verdachte aangevoerde alternatieve scenario's - waaronder zijn stelling dat hij voor het laatst op 26 juli 2009 in de kelderbox zou zijn geweest - als ongeloofwaardig ter zijde gesteld.

2.5.

Gelet op dit een en ander heeft het Hof kunnen oordelen dat de verdachte en een met name genoemde medeverdachte "als daders betrokken zijn geweest bij de onder 2 primair, 4 primair en 5 primair bewezen verklaarde inbraken", in welk oordeel besloten ligt dat de verdachte met zijn mededaders de inbraken gezamenlijk heeft uitgevoerd. Het kennelijke oordeel van het Hof dat de verdachte zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat sprake is van het in vereniging plegen van de bewezenverklaarde inbraken, is, gelet op die gezamenlijke uitvoering en op hetgeen het Hof voor het overige heeft vastgesteld over de bijdrage van de verdachte voorafgaand en direct na de bewezenverklaarde feiten, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, rov. 3.2.3).

2.6.

Het middel faalt.

3 Beoordeling van het vierde middel

3.1.

Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.

3.2.

Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4 Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 januari 2015.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.