14 september 2010
Strafkamer
nr. 08/05095 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 30 januari 2008, nummer 22/000763-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.M. Lintz, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel keert zich tegen de verstekverlening door het Hof.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 16 januari 2008 houdt het volgende in:
"De voorzitter begint het onderzoek door het doen uitroepen van de zaak tegen na te noemen verdachte.
Een persoon die zich opstelt achter de katheder bestemd voor advocaten en, desgevraagd door de voorzitter, antwoordt geen advocaat te zijn, wordt naar de publieke tribune verwezen. Een op de publieke tribune aanwezige persoon verklaart te zijn [betrokkene 1], lid van het managementteam en geen bestuurder van de verdachte rechtspersoon.
De voorzitter stelt vast dat de verdachte, gedagvaard als:
[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats],
niet ter terechtzitting is vertegenwoordigd.
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte."
2.3. Ingevolge art. 528, eerste lid, Sv wordt, indien tegen een rechtspersoon een strafvervolging wordt ingesteld, de rechtspersoon vertegenwoordigd door de bestuurder of, indien er meer bestuurders zijn, door één van hen. De vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschijnen. Nu het Hof geen blijk ervan heeft gegeven te hebben onderzocht of [betrokkene 1] als gemachtigde van de bestuurder(s) was verschenen, is het oordeel van het Hof dat de verdachte niet ter terechtzitting was vertegenwoordigd en dientengevolge ook 's Hofs beslissing tot verstekverlening ontoereikend gemotiveerd. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaarde feiten ten onrechte strafbaar heeft geacht.
3.2. Het middel faalt op de in de conclusie van de Advocaat-Generaal vermelde gronden.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor onder 2 is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren M.A. Loth en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemende griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 14 september 2010.