iii. [de autobestuurder] was voornemens links af te slaan, de [straat] in. [de bromfietser] heeft krachtig geremd, is ten val gekomen en is daardoor gewond geraakt. De politie (eenheid Limburg) heeft de toedracht van het ongeval opgetekend in een 'registratieset'. [de bromfietser]
is ter plaatse niet door de politie gehoord, omdat zij in de ambulance lag en het
ambulancepersoneel met haar wilde vertrekken. [de bromfietser] kan zich niet verenigen met de
inhoud van de ter zake opgemaakte registratieset, met name waar het de exacte
ongevalstoedracht betreft.
iv. Op 24 maart 2021 zijn [de bromfietser] zelf, [de autobestuurder] en getuige de heer [de getuige] in het kader van het bevolen voorlopig getuigenverhoor gehoord over de toedracht van het ongeluk (productie 6 bij beroepschrift, proces-verbaal van 24 maart 2021). [de bromfietser] heeft onder meer verklaard dat de haar tegemoetkomende auto (hof: bestuurd door [de autobestuurder] ) indraaide en stopte voordat hij het punt bereikte waarop zij viel, dat de auto op dat moment stil stond en niet meer reed, en dat de auto wel op haar weghelft stond, net voor het fietspad waarop [de bromfietser] reed.
[de autobestuurder] heeft onder meer verklaard dat hij stil stond zodat [de bromfietser] over het fietspad haar weg had kunnen vervolgen, dat het hem voorkwam dat [de bromfietser] hard reed, dat zij schrok en viel, dat hij aan de linkerkant van de weg voorgesorteerd stond om de afslag te nemen, dat het fietspad helemaal vrij was en dat [de bromfietser] genoeg ruimte had om door te rijden, en dat zijn auto niet door [de bromfietser] is geraakt.
Getuige [de getuige] heeft onder meer verklaard dat de auto van [de autobestuurder] op het moment dat de auto hem opviel stilstond, dat het fietspad helemaal vrij was, dat de auto geen indraaiende beweging had gemaakt en parallel stond aan de belijning van het fietspad, dat de wielen van de auto zelfs nog recht stonden, dat de auto op het moment van het ongeluk stil stond ter hoogte van de inrit van de zijstraat, dat de brommer van [de bromfietser] na enkele meters slingeren viel en dat direct na het ongeluk het knipperlicht van de auto nog steeds aanstond.
3.2. Bij beschikking van 4 februari 2021 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond het verzoek van [de bromfietser] tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor (als bedoeld onder 3.1.iv) toegewezen met betrekking tot drie getuigen en vervolgens afgewezen voor zover zij daarbij ook beoogd getuige [de polietieagent] wilde doen horen.
De rechtbank heeft deze beslissing als volgt gemotiveerd:
“De rechtbank zal echter niet toestaan dat mevrouw [de polietieagent] van de politie eenheid
Limburg als getuige zal worden gehoord wegens het ontbreken van een redelijk processueel
belang. Een redelijk processueel belang ontbreekt als de vast te leggen getuigenverklaringen
hoogstwaarschijnlijk niet ten nutte van de vordering in de eventuele bodemprocedure
kunnen worden gebruikt. De kans dat de rechter nutteloos werk zal verrichten is dan zo
groot, dat proceseconomische redenen rechtvaardigen dat een verzoek wordt afgewezen
wegens onvoldoende belang. Nu vast staat dat mevrouw [de polietieagent] pas ter plaatse is
gekomen nadat het ongeval had plaatsgevonden, staat daarmee ook vast dat zij geen getuige
van het ongeval is geweest zodat zij over de toedracht ook niets uit eigen waarneming kan
verklaren. Aldus ontbreekt een redelijk processueel belang om haar te horen en zal dit deel
van het verzoek worden afgewezen”.