De grond waarop de woningen staan, was oorspronkelijk eigendom van de Gemeente. De Gemeente heeft in 1995 en in 2001 de te bebouwen grond verkocht aan het bouwbedrijf, dat vervolgens telkens de afzonderlijke percelen aan partijen heeft verkocht. In de koopakte waarbij het bouwbedrijf op 6 december 1995 de grond voor onder meer de bouwkavels [adres 3] , [adres 8] en [adres 2] alsmede [adres 4] en [adres 5] van de Gemeente heeft gekocht, is bepaald dat in de notariële akte van eigendomsoverdracht “ten laste en ten nutte van de kavel [adres 3] , [adres 8] en [adres 2] aan [adres 4] en [adres 5] en ten nutte van de kavel [adres 3] , erfdienstbaarheden worden gevestigd” kort gezegd inhoudende dat van de openbare weg af grondstroken die zijn te gebruiken als voetpad moeten worden bestemd als achteringang van de woningen.
Vervolgens is in de leveringsakten waarbij het bouwbedrijf aan [geïntimeerden] als kopers de percelen heeft geleverd, onder meer de volgende erfdienstbaarheid opgenomen:
Ten behoeve van het bij deze verkochte [respectievelijk [geïntimeerde 1] : [adres 2] en [geïntimeerde 3] [adres 3] ; toevoeging hof] en ten laste van de percelen (…), [adres 4] en [adres 5] (…) wordt bij deze gevestigd de erfdienstbaarheid, inhoudende dat de van de weg af bereikbare grondstroken door de rechtverkrijgenden moeten worden bestemd tot en in goede staat worden onderhouden als achterin- en uitgang van de woningen en gebouwen welke op de bouwterreinen zullen worden gebouwd, onder voorwaarde dat die stroken nummer zullen mogen worden bebouwd en dat generlei voorwerpen, voertuigen of stoffen mogen worden aangebracht, geplaatst of anderszins aanwezig zijn, waardoor de bestemming tot gemeenschappelijke achterin- en uitgang op enigerlei wijze zou kunnen worden belet, belemmerd of geschaad, De erfdienstbaarheid houdt in het recht van voetpad, gevende de bevoegdheid om van bedoelde grondstroken gebruik te maken, te voet, eventueel met een fiets of klein voertuig aan de hand, van en naar de openbare weg, uit te oefenen in zodanige richting als na het gereedkomen van de bebouwing ter plaatse zal blijken uit de dan ontstane feitelijke ligging en omstandigheden.