3.15.1.
De rechtbank heeft het te verrekenen vermogen van de vrouw in de beschikking van 21 oktober 2016 onder 3.1 en verder als volgt berekend:
- saldo ABN/AMRO op rekeningnummer eindigend op . [nummer 8] : € 2.466,53
- saldo SNS op rekeningnummer eindigend op . [nummer 9] : € 8.000,--
- saldo SNS op rekeningnummer eindigend op . [nummer 10] : € 483,33
- saldo SNS op rekeningnummer eindigend op . [nummer 11] : € 23,40
- saldo Nationale Nederlanden op rekeningnummer eindigend op . [nummer 12] : € 50.210,41
- waarde KBC polis met nummer eindigend op . [nummer 13] : € 9.951,46
- waarde Loyalis spaarplan nr. [nummer 14] : € 10.713,98
- waarde Loyalis spaarplan nr. [nummer 15] : € 3.924,97
Totaal: € 85.774,08
Aan het te verrekenen vermogen heeft de rechtbank verder toegevoegd:
- een bedrag van € 40.000,--, zijnde de helft van de door de man in 2012 ontvangen superbonus
- een bedrag van € 9.000,--, zijnde de helft van de afkoopsom van een gemeenschappelijke polis bij Reaal die partijen in 2011 hadden afgekocht.
Op die bedragen heeft de rechtbank weer in mindering gebracht:
- een bedrag van € 7.360,-- wegens door de vrouw betaald schilder- en stucwerk in de voormalige echtelijke woning
- een bedrag van € 8.000,-- wegens door de vrouw betaalde meubelaankopen.
In totaal kwam de rechtbank in de beschikking van 21 oktober 2016 aldus op een door de vrouw te verrekenen vermogen van € 119.414,08.
In de eindbeschikking van 6 maart 2017 heeft de rechtbank daaraan nog een bedrag van
€ 9.000,-- toegevoegd, vanwege de waarde van de Mercedes van de vrouw.
Superbonus en polis Reaal
3.15.3.
Het hof overweegt met betrekking tot het aandeel van de vrouw in de superbonus het volgende.
De man heeft in 2012 van zijn werkgever een superbonus ontvangen ten bedrage van
€ 110.000,-. Een deel daarvan is door partijen besteed en het restant van € 80.000,-- is op 2 januari 2013 fiftyfifty tussen partijen verdeeld. Hieromtrent heeft de rechtbank in de beschikking van 21 oktober 2016 overwogen: (..) met die verdeling hebben partijen, zo begrijpt de rechtbank, vooruit gelopen op de op handen zijnde echtscheiding en de afwikkeling van hun huwelijkse voorwaarden en daarbij heeft de verdeling hetzelfde effect gehad als met een verrekening van die € 80.000,- per 1 september 2013 zou zijn bereikt.
Tegen deze overweging is niet gegriefd; ook het hof zal hiervan uitgaan.
3.15.9.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De vrouw heeft als productie 47 bij haar antwoordakte d.d. 23 juni 2016 in eerste aanleg een bewijsstuk overgelegd van de waarde van haar KBC polis in België met contractnummer [nummer 16] . Het saldo op de peildatum bedroeg € 9.951,46.
De man stelt dat er nóg een KBC polis was en hij verwijst daartoe naar de door hem overgelegde bijlage 99 bij zijn antwoordakte d.d. 21 juli 2016 in eerste aanleg.
Het hof stelt vast dat uit de bijlage van de man blijkt dat het om dezelfde polis (met hetzelfde contractnummer) gaat, met dien verstande dat de waarde op 1 januari 2013 nog € 19.085,-- was. Gelet hierop, en nu de man geen verdere onderbouwing heeft gegeven, acht het hof de stelling van de man dat er nog een tweede KBC polis was, onvoldoende onderbouwd.
3.15.13.
De man heeft in hoger beroep met betrekking tot het te verrekenen vermogen van de vrouw bij wijze van voorwaardelijke vermeerdering van zijn verzoek aangevoerd dat ook nog rekening gehouden moet worden met een door de vrouw te ontvangen ontslagvergoeding.
De ontslagvergoeding waar de man op doelt, is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst die de vrouw op 3 juli 2013 heeft gesloten met haar voormalige werkgever [voormalige werkgever] . De vaststellingsovereenkomst houdt onder meer in dat de vrouw op 1 februari 2015 een bruto vergoeding van € 66.000,-- als inkomenscompensatie zal ontvangen. De netto vergoeding bedraagt € 36.474,91. Omdat de vordering is ontstaan voor de peildatum, dient zij in de verrekening te worden betrokken (verweerschrift tevens incidenteel appel, pt. 258).
De man verzoekt thans voorwaardelijk, namelijk voor het geval voormelde vergoeding bij de berekening van de aanspraak van de vrouw op partneralimentatie buiten beschouwing blijft, de voormelde vergoeding te betrekken bij het door de vrouw te verrekenen vermogen.