Van een beperkte gemeenschap met betrekking tot het saldo op een en/of bankrekening kan sprake zijn indien die rekening is gevoed met gelden van de beide tenaamgestelden of met gelden die gemeenschappelijk eigendom van beide tenaamgestelden zijn. Stelplicht en bewijslast op dit punt liggen bij degene die zich hierop beroept, in dit geval [appellanten] .
Dat de beide hier aan de orde zijnde [bankrekeningen] zijn gevoed met gelden van zowel [geïntimeerde] als erflaatster dan wel met gelden die gemeenschappelijk eigendom van hen waren, is naar het oordeel van het hof onvoldoende door [appellanten] onderbouwd. Niet betwist is immers dat de betaalrekening met nummer [betaalrekeningnummer] werd gevoed met inkomsten aan de zijde van [geïntimeerde] , te weten: zijn AOW-uitkering, zijn pensioenuitkering van [onderneming] en inkomsten uit de verhuur van zijn bedrijfspand.
Erflaatster had eigen inkomsten, die werden gestort op haar eigen bankrekening bij de [bank 2] met nummer [nummer] .
Evenmin is betwist dat de en/of spaarrekening met nr. [spaarrekeningnummer] (uitsluitend) werd gevoed met overboekingen vanaf de en/of betaalrekening met nr.
[betaalrekeningnummer] .
Weliswaar werden door erflaatster ook incidenteel bedragen gestort op de en/of betaalrekening met nr. [betaalrekeningnummer] , maar [geïntimeerde] heeft hieromtrent verklaard, onder verwijzing naar bankafschriften die zijn verklaring ondersteunen, dat het hierbij gaat om terugbetaling dan wel vergoeding van door hem (mede) ten behoeve van erflaatster betaalde kosten. Zo heeft erflaatster in de maand maart van de jaren 2007, 2008 en 2009 (telkens) van haar rekening bij de [bank 2] een bedrag van € 1.800,- op de en/of betaalrekening bij de [bank 1] gestort, zijnde (telkens) de helft van de kosten van hun gezamenlijke vakantie. Voorts stortte erflaatster op 30 april 2014 vanaf haar betaalrekening bij de [bank 2] een bedrag van € 875,- op de en/of betaalrekening bij de [bank 1] omdat [geïntimeerde] de betaling van haar nieuwe TV had “voorgeschoten” (productie 8 CvA).
Deze stellingen zijn door [appellanten] niet weersproken, zodat het hof uitgaat van de juistheid hiervan.
[appellanten] hebben als productie 4 bij de memorie van grieven ook nog bankafschriften van de betaalrekening van erflaatster bij de [bank 2] in het geding gebracht. Uit die bankafschriften blijkt dat erflaatster van haar rekening bij de [bank 2] een factuur van de dierenarts met betrekking tot de poes van [geïntimeerde] heeft betaald. Ook heeft ze een gezamenlijk etentje betaald en (een deel van) de kosten van een gezamenlijk vakantie naar Kroatië.
Naar het oordeel van het hof valt niet in te zien dat deze betalingen tot de conclusie zouden kunnen leiden dat de saldi op de rekeningen bij de [bank 1] als gemeenschappelijke eigendom moeten worden aangemerkt.