3.1.
In rechtsoverweging 2. van het vonnis van 24 juli 2013 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met de grieven 2, 3 en 4 in principaal appel wordt deze vaststelling op een aantal punten bestreden. Het hof zal een nieuw overzicht geven van de onbetwiste feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende:
( i) [appellant] is architect en stedenbouwkundige. [appellant] is via Avalon Beheer bestuurder van Metropolis.
(ii) In het verleden had Avalon Beheer ook andere dochtervennootschappen, waarvan [appellant] via Avalon Beheer bestuurder was. Het betreft hier de vennootschappen:
- Odeon Architecten B.V., die op 10 maart 2010 een naamswijziging onderging in Skias Architecten B.V. (hierna: Odeon/Skias) en vervolgens op eigen verzoek op 16 maart 2010 in staat van faillissement is verklaard met benoeming van mr. F.J.M. Drykoningen tot curator (hierna: mr. Drykoningen q.q.);
- Axis Architecten B.V., verkocht op 17 mei 2011;
- B.V. Odeon (principaal appellante 2) (tot 17 maart 2010 genaamd Architectenbureau [Architectenbureau] B.V.), geliquideerd en per 1 juli 2012 ontbonden;
- het Atelier (principaal appellante 5), geliquideerd en per 1 juli 2012 ontbonden;
- Memphis (principaal appellante 4), die op eigen verzoek op 22 april 2014 in staat van faillissement is verklaard met benoeming van mr. S. Winkels-Koerselman tot curator (hierna: mr. Winkels-Koerselman q.q.).
(iii) Vanuit Metropolis bereidde [appellant] een vastgoedontwikkeling aan [het adres 1] te [plaats] voor. Vanuit Memphis werd (onder meer) een kantoorpand aan [het adres 3] te [plaats] (hierna: [het adres 3] ) geëxploiteerd. De grootste huurder van [het adres 3] was Odeon/Skias.
(iv) de financieringsovereenkomsten met Rabobank
a. Ten behoeve van de financiering van de activiteiten van Avalon c.s. zijn zakelijke geldleningen en kredieten in rekening-courant afgesloten bij Rabobank (prod. 2 t/m 5 conclusie van antwoord conventie). Het betreft hier, voor zover van belang:
1. een geldlening d.d. 14 juni 2002 van € 910.000,-, geadministreerd ten name van Memphis op rekeningnummer [rekeningnummer 1]. Deze lening had een looptijd van 25 jaar en gedurende de looptijd hoefden in beginsel geen aflossingen plaats te vinden. De lening is aangegaan op basis van een variabele rente;
2. een tweede geldlening van 14 juni 2002 van € 340.000,-, geadministreerd ten name van Mempis op rekeningnummer [rekeningnummer 2]. De lening had een looptijd van 20 jaar en hierop moest maandelijks een bedrag van € 1.417,- (voor het eerst op 31 augustus 2002) te worden afgelost. De lening is aangegaan op basis van een variabele rente;
De door Memphis te betalen rente en aflossing ter zake de leningen werd door Rabobank geïncasseerd van rekeningnummer [rekeningnummer 3], geadministreerd ten name van Memphis;
3. een krediet in rekening-courant d.d. 14 juni 2002 van maximaal € 450.000,-, geadministreerd ten name van Memphis op rekeningnummer [rekeningnummer 4], op basis van een variabele rente;
4. een krediet in rekening-courant d.d. 27 september 2007 van maximaal € 185.000,-, geadministreerd ten name van Odeon/Skias op rekeningnummer [rekeningnummer 5]. In de rekening-courantovereenkomst is vermeld dat deze rekening van Odeon/Skias tezamen met rekeningnummers [rekeningnummer 4] (Memphis), [rekeningnummer 6] (Avalon Beheer) [rekeningnummer 7] (Metropolis), [rekeningnummer 3] (Memphis), [rekeningnummer 7] (het Atelier), [rekeningnummer 8] (Architectenbureau [Architectenbureau] B.V.) en [rekeningnummer 9] (Axis Architecten B.V.) als één rekening worden beschouwd “waarbij het getotaliseerde saldo van de rekeningen bepalend is voor de kredietruimte (saldocompensatie), met uitzondering van rekeningnummer [rekeningnummer 4] ”.
5. een (gewijzigd) krediet in rekening-courant op 26 mei 2008 van € 800.000,- (hierna ook: het standby-krediet), geadministreerd ten name van Memphis op rekeningnummer [rekeningnummer 4], op basis van een variabele rente. Het krediet zou per kwartaal worden ingeperkt met € 3.750,-. Door het aangaan van deze financiering werd het onder 3. genoemde krediet in rekening-courant van € 450.000,- afgelost (met eigen middelen).Volgens de aanhef van de overeenkomst zijn Avalon Beheer en Memphis beide debiteur/rekeninghouder. In de overeenkomst is als bestedingsdoel vermeld: “Het krediet mag uitsluitend worden gebruikt voor de financiering van de bedrijfs- of beroepsuitoefening van rekeninghouder.”
In de overeenkomst is onder het kopje “Overige bepalingen” vermeld: “Tevens dient het renterisico voor minimaal EUR 800.000 en met een looptijd van minimaal 3 jaar afgedekt te worden middels een renteruil.” en “Rekening [rekeningnummer 4] wordt per 02-06-2008 uit de bestaande compensatieregeling verwijderd.”
6. een samenstellingsovereenkomst d.d. 30 juni 2009 (hierna: de saldocompensatie-overeenkomst 2009) tussen Rabobank en de Avalon-vennootschappen (prod. 8 inleidende dagvaarding). Deze overeenkomst houdt in een saldo- en rentecompensatie van de hiervoor onder 4. genoemde rekeningen (met uitzondering van rekeningnummer [rekeningnummer 4] ).
b. Op de geldleningsovereenkomsten onder 1. en 2. zijn de Algemene Bankvoorwaarden (hierna: ABV) van Rabobank (prod. 3 memorie van grieven) en de Algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen van de Rabobankorganisatie 2001 (hierna: Algemene voorwaarden zakelijke geldleningen 2001) (prod. 10 conclusie van antwoord conventie) van toepassing verklaard. Op de kredietovereenkomst onder 4. zijn de ABV en de Algemene voorwaarden voor rekening-courant van de Rabobank 2006 (hierna: de Algemene voorwaarden rekening-courant 2006) (prod. 12 conclusie van antwoord conventie) van toepassing verklaard. Op de kredietovereenkomst onder 5. zijn van toepassing verklaard de ABV, de Algemene voorwaarden voor hypotheken van de Rabobankorganisatie 1992 (prod. 11 conclusie van antwoord conventie) en de Algemene voorwaarden rekening-courant 2006.
Als zekerheden zijn ten gunste van Rabobank onder meer hypotheekrechten en pandrechten gevestigd, waaronder een pandrecht op de debiteuren van Odeon/Skias en op de huurpenningen van [het adres 3] .
( v) de opzegging van de financiering door Rabobank
a. Rabobank heeft bij brief van 10 februari 2010 aan Avalon Beheer en Memphis (prod. 14 conclusie van antwoord conventie) vragen gesteld over overboekingen van de rekening-courantrekening met nummer [rekeningnummer 4] (het standby-krediet) naar rekeningnummers [rekeningnummer 6] (Avalon Beheer) en [rekeningnummer 3] (Memphis).
b. Naar aanleiding van die overboekingen heeft [appellant] op 19 februari 2010 een bespreking gehad met de heren [accountmanager 1 bij Rabobank] en [accountmanager 2 bij Rabobank] (hierna: [accountmanager 1 bij Rabobank] en [accountmanager 2 bij Rabobank] ), accountmanagers bijzonder kredietbeheer bij Rabobank. Op 4 maart 2010 heeft [appellant] en zijn adviseur [adviseur van appellant] (hierna: [adviseur van appellant] ) een gesprek gehad met Rabobank.
c. Bij e-mailbericht van 11 maart 2010 (prod. 61 memorie van antwoord Rabobank) heeft [adviseur van appellant] aan Rabobank ( [accountmanager 1 bij Rabobank] ) medegedeeld dat “In aansluiting op ons gesprek van vorige week (..) thans besloten is het faillissement van Odeon Architecten B.V. aan te vragen.”
d. Rabobank heeft op 12 maart 2010 haar deurwaarder opdracht gegeven de door Odeon/Skias aan Rabobank verpande vorderingen te innen (prod. 9 inleidende dagvaarding).
e. Bij brief van 15 maart 2010 (prod. 10 inleidende dagvaarding) aan Odeon/Skias en [appellant] heeft Rabobank het op 27 september 2007 verstrekte krediet in rekening-courant van € 185.000,- met onmiddellijke ingang opgezegd en (binnen 5 dagen) opgeëist. In de brief is onder meer vermeld:
“Onze bank verstrekte aan Avalon Beheer B.V., Architectenbureau [Architectenbureau] B.V., Axis Architecten B.V., Het Atelier B.V., Memphis Vastgoed B.V., Metropolis Ontwikkeling B.V. en Odeon Architecten B.V. blijkens onderhandse akte/overeenkomst (..) een krediet in rekening-courant tot een bedrag van € 185.000,--.
(..)
In het gesprek van donderdag 4 maart 2010 hebben wij reeds aangegeven tot opzegging van de financiering over te gaan, vanwege de rentabiliteitsontwikkeling binnen uw bedrijf, waardoor de grondslag voor de door onze bank verstrekte bedrijfsfinanciering komt te vervallen”.
f. Tijdens een bespreking op 18 maart 2010 heeft Rabobank de financiering met Memphis (volgens Rabobank de gehele financiering, volgens Avalon c.s. alleen het standby-krediet) mondeling opgezegd.
g. Bij brief van 22 maart 2010 (prod. 28 memorie van grieven) heeft mr. Laagland namens Rabobank aan [appellant] bevestigd wat partijen op 18 maart 2010 zouden hebben besproken. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
“Vervolgens is de vergadering geschorst. Bij hervatting heb ik namens de bank het volgende voorstel gedaan:
-
de door de bank geblokkeerde gelden in Avalon Beheer B.V. van ongeveer € 480.000,- zullen deels worden vrijgegeven (..)
-
de r.c. faciliteit van Memphis Vastgoed B.V. is opgezegd, hetgeen nog schriftelijk zal worden bevestigd. De opzegtermijn bedraagt 3 maanden (derhalve tot 18 juni 2010). Tot die tijd zal Memphis nog gebruiken kunnen blijven maken van de faciliteit. (..)
-
(..)
-
De bank ontvangt uiterlijk 15 april 2010 schriftelijk van u alle relevante informatie aangaande de (potentiële) huurders van Memphis, de stand van zaken aangaande [het adres 1] (Bouwfonds en coöperatie); de stand van zaken aangaande het privé pand en de status van de nieuwe onderneming Odeon Architecten B.V.”
h. In de brief van Rabobank van 1 april 2010 (prod. 13 inleidende dagvaarding), waarin de opzegging aan Memphis en [appellant] is bevestigd, is onder meer vermeld:
“Als gevolg van het faillissement van de grootste huurder, SKIAS B.V. (v/h Odeon Architecten B.V.), van uw pand aan [het adres 3] in [plaats] zal de rentabiliteit van Memphis Vastgoed B.V. naar mening van de bank fors verminderen en negatief worden.
Zoals reeds eerder mondeling aan u medegedeeld, op donderdag 18 maart 2010, is dit voor de bank aanleiding om de financiering op te zeggen met inachtname van een opzegtermijn van 3 maanden”
Momenteel kan uw schuld uit hoofde van het verstrekte, en thans opgezegde, financiering als volgt worden gespecificeerd.
(..)
totaal te voldoen € 1.893.704,90
=========
te vermeerderen met de vooralsnog p.m. gestelde posten”
i. Bij brief van 15 april 2010 (prod. 35 conclusie van antwoord conventie) heeft mr. Laagland namens Rabobank het gesprek van 18 maart 2010 andermaal aan [appellant] bevestigd en de in de brief van 22 maart 2010 gedane voorwaarden herhaald. In deze brief is in afwijking van de brief van 22 maart 2010 onder 2. vermeld: “de financiering van Memphis Vastgoed B.V. is opgezegd”. Voorts is in de brief van 15 april 2010 een vijfde voorwaarde gesteld (inzake het stellen van zekerheden). [appellant] en zijn echtgenote hebben deze brief voor akkoord getekend.
j. Bij brief van 17 oktober 2011 (prod. 26 inleidende dagvaarding) heeft Rabobank haar opzegging van 1 april 2010 herhaald en de aan Avalon c.s. verstrekte financieringen voor zover nodig wederom opgezegd, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, tegen 31 januari 2012. Avalon c.s. is daarbij gesommeerd het totale openstaande saldo van de verstrekte financieringen op dat moment van € 2.210.165,-, te vermeerderen met rente en kosten, uiterlijk 31 januari 2012, aan Rabobank te voldoen.
(vi) het aangaan van de renteswapovereenkomst
a. Op 17 juni 2008 heeft tussen mevrouw [adviseur 2 bij Rabobank Nederland] , adviseur Treasury van Rabobank International Corporate Clients Nederland, en [appellant] een bespreking plaatsgevonden over de in de financieringsovereenkomst van 26 mei 2008 genoemde renteswap. Op 26 juni 2008 heeft mevrouw [adviseur 2 bij Rabobank Nederland] namens Rabobank een brief met bijlagen aan [appellant] gestuurd (prod. 24 conclusie van antwoord conventie).
b. Bij e-mailbericht van 27 juni 2008 (prod. 25 conclusie van antwoord conventie) heeft de accountmanager van [appellant] bij Rabobank, [adviseur 1 bij Rabobank Nederland] (hierna: [adviseur 1 bij Rabobank Nederland] ), aan [appellant] het volgende medegedeeld:
“Hierbij alvast per mail het voorstel w.b. de renteswap. (..)
Natuurlijk kan het bedrag altijd aangepast worden, zoals gisteren ook besproken. Mijn advies is om minimaal de rente voor € 1 mln af te dekken.
Ik hoor graag z.s.m. van je, aangezien wij als Rabo het krediet al ter beschikking hebben gesteld terwijl het afdekken van het renterisico een voorwaarde is (..)”
c. In reactie op dit e-mailbericht heeft [appellant] bij e-mailbericht van 27 juni 2008 (prod. 25 conclusie van antwoord conventie) aan Rabobank ( [adviseur 1 bij Rabobank Nederland] ) het volgende medegedeeld:
“Ik heb hier geen goed gevoel bij.
Ten eerste komt de renteswap over als een koppelverkoop.
Ten tweede ben ik er niet van uitgegaan dat een renteswap geld moet kosten. Zo ik er nu tegenaan kijk kost die minimaal 2 procentpunten.
Ten derde wijkt mijn beleving van het gesprek af van de weergave door mevr. [adviseur 2 bij Rabobank Nederland] .
Als de druk wordt opgevoerd zoals ik het nu ervaar nijg ik ernaar te kiezen voor een 3 jaars swap voor 8 ton.”
d. Bij e-mailbericht van 4 juli 2008 (prod. 5 memorie van grieven) heeft Rabobank ( [adviseur 1 bij Rabobank Nederland] ) [appellant] het volgende bericht:
“D.m.v. een renteruil (zie eerdere bijlagen met de tekening) ga je
- betalen: het gekozen renteruiltarief
- ontvangen de gekozen euribor (1 – of 3 maands euribor).
Advies is om te kiezen voor een 3-maands renteruil (dan ontvang je op dit moment 4,96%).
Stel je doet dit voor € 1.000.000,- Dan betekent dit voor de leningen Memphis bij Rabo:
Nu: 4,96% + 1,05% = 6,01% en iedere 3 maanden kan dit rentetarief wijzigen (lees stijgen en dalen, afhankelijk van de 3-maands euribor ontwikkleing)
NA RENTERUIL: 5,22% + 1,05% = 6,26%, maar wel de komende 10 jaar rentezekerheid!”
e. Bij e-mailbericht van 11 augustus 2008 (prod. 26 conclusie van antwoord conventie) heeft [appellant] aan Rabobank ( [adviseur 1 bij Rabobank Nederland] ) medegedeeld:
“Graag zal ik gebruik maken van de renteruilfaciliteit. Ik heb gekozen voor de 3-maands Euribor, 10 jaar rentevast.”
f. Op 20 augustus 2008 hebben Rabobank en Memphis de renteswapovereenkomst gesloten (prod. 27 conclusie van antwoord conventie). In artikel 5 van de overeenkomst is bepaald dat de bank de bevoegdheid heeft om dekking te eisen in verband met een wijziging van de waarde van de Transactie. In artikel 4 van de op overeenkomst van toepassing verklaarde Algemene Voorwaarden voor Financiële Derivaten van de Rabobank is bepaald dat de bank aanvullend dekking kan eisen en dat de bank het recht heeft om transacties waarvoor onvoldoende dekking is verschaft, te beëindigen. In de bij de overeenkomst gevoegde “Bijlage Verschaffing van Dekking” is uiteengezet dat de bank het recht heeft te verlangen dat er onmiddellijk dekking wordt verschaft en extra dekking als er een tekort aan dekking ontstaat en dat in geval van sluiting van de transactie met een voor de klant negatieve waarde door de klant een afrekeningsbedrag betaald moet worden.
g. Op 20 augustus 2008 heeft Rabobank ( [adviseur 1 bij Rabobank Nederland] ) met [appellant] het Treasury Inventarisatie Formulier (hierna: TIF) doorgenomen en ingevuld, dat door [appellant] is ondertekend (prod. 28 memorie van antwoord Rabobank). In het TIF is opgenomen dat het dekkingsbedrag als bedoeld in de Bijlage Verschaffing van Dekking € 100.000,- bedraagt.
h. Op 20 augustus 2008 heeft Rabobank aan Memphis een bevestiging van de renteswapovereenkomst gestuurd (prod. 29 conclusie van antwoord conventie). Deze overeenkomst is op 24 september 2008 door [appellant] voor akkoord ondertekend.
In de overeenkomst is onder meer vermeld:
“Ingangsdatum: 1 september 2008 (..)
Einddatum: 1 september 2018 (..)
Nominaal Bedrag: EUR 910.000,--
vaste rente
Betaler Vaste Rente: de klant
(..)
Vaste Rente: 4,80000 %
(..)
Variabele rente
Betaler Variabele Rente: de Bank
(..)
Variabele Rente: EUR-EURIBOR-Reuters (..)
Rente Looptijd: 3 maanden”
(vii) de beëindiging van de renteswapovereenkomst
a. Bij brief van 16 maart 2009 (prod. 30 memorie van antwoord Rabobank) heeft Rabobank aan Memphis bericht dat de dekkingslimiet van € 100.000,- niet meer toereikend was. Memphis heeft het meegezonden TIF waarin is vermeld dat het dekkingsbedrag is verhoogd naar € 185.000,- op 30 maart 2009 ondertekend geretourneerd.
b. Bij brief van 15 mei 2012 (prod. 34 inleidende dagvaarding) heeft Rabobank aan Memphis medegedeeld dat de renteswap vanwege ontwikkelingen op de rentemarkt al een lange tijd een negatieve marktwaarde kent en dat het afgesproken dekkingsbedrag van € 185.000,- sinds 5 april 2012 is overschreden. Rabobank wenste uiterlijk 30 mei 2012 een acceptabel voorstel te ontvangen ter oplossing van de overschrijding, bij gebreke waarvan zij zou overgaan tot beëindiging van de renteswap. Rabobank heeft de renteswapovereenkomst bij brief van 31 mei 2012 (prod. 32 conclusie van antwoord conventie) beëindigd per 4 juni 2012. In de brief is vermeld dat Memphis voor de beëindiging van de transactie aan de bank een premie is verschuldigd van € 217.250,-.
(viii) de overeenkomst van borgtocht/de garantie
a. Op 29 mei 2008 is ten laste van de rekening-courantrekening met nummer [rekeningnummer 4] (het standby-krediet) € 600.000,- afgeboekt met als omschrijving "rabo [vestigingsplaats] afrekening notaris" (prod. 63 memorie van antwoord Rabobank).
b. Bij e-mailbericht van 2 juni 2008 (prod. 160 memorie van antwoord Avalon c.s.) heeft Rabobank ( [adviseur 1 bij Rabobank Nederland] ) aan [appellant] ter zake het gebruik van het standby-krediet aan [appellant] aan onder meer bericht:
"Ondertussen heb ik dagelijks contact met [voornaam] . Standpunt van de Rabo is nl. dat het project door FGH gedraaid moet worden en de financiering van ons (€ 800.000,--) dient voor onverwachte tegenvallers gedurende het project of voor vastgoed in de toekomst."
c. [appellant] en zijn echtgenote als opdrachtgever en Avalon Beheer als aannemer hebben op 1 augustus 2008 een "Overeenkomst van aanneming van een werk t.b.v. de bouw van een woning met garage/berging" gesloten (prod. 6 memorie van grieven). In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“1.1 De opdrachtgever heeft opgedragen aan de aannemer, die deze opdracht heeft aanvaard:
Het realiseren van de bouw van een woning met kelder en garage annex berging op een perceel gelegen te [plaats] aan [het adres 4] , hierna te noemen het werk.
1.2 Het werk maakt onderdeel uit van een stelsel van werken, hierna te noemen het project, welke in opdracht van de aannemer worden gerealiseerd. Het betreft de bouw van een kantoor annex woning met garage/berging. Het project zal worden gerealiseerd in meerdere fasen naargelang de weersomstandigheden en middelen dit mogelijk maken. Aannemer zal de uitvoering van het werk starten in het najaar van 2008, zo spoedig mogelijk na onherroepelijkheid van de bouwvergunning."
Voor de eerste vier fasen van de bouw (tot en met de ruwbouw van de woning en de garage) bedroeg het budget € 453.000,- exclusief btw (€ 492.021,38).
In de overeenkomst onder 2.2 is opgenomen dat [appellant] en zijn echtgenote aan Avalon Beheer een deel van de onroerende zaak aan [het adres 4] verkopen tegen een koopsom van € 453.000,- k.k., waarbij overdracht van het perceeldeel zal geschieden "tegelijk met de overdracht van het werk als het werk is gevorderd tot en met fase 4, doch uiterlijk op 31 december 2009 of zoveel eerder als het werk zover is gevorderd." Het aan Avalon Beheer verkochte perceelsdeel is bij akte van 17 december 2009 door [appellant] aan Avalon Beheer geleverd.
De werkzaamheden werden voor Avalon Beheer feitelijk uitgevoerd door (onder)aannemers, waaronder [aannemer] .
d. Eind april 2009 was het saldo van de rekening-courantrekening met nummer [rekeningnummer 4] (het standby-krediet) nagenoeg nul. Daarna hebben ten laste van deze rekening de volgende opnamen plaatsgevonden (bankafschriften deels overgelegd als prod. 55 memorie van antwoord Rabobank):
– op 31 augustus 2009 is drie keer € 50.000,- overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] ten name van Memphis, met als omschrijving "opname krediet"; op dezelfde dag is van deze laatstgenoemde rekening € 100.000,- naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] van Avalon Beheer overgeboekt, waarna het saldo van deze laatste rekening € 184.612,22 bedroeg;
– op 7 december 2009 is € 200.000,- overgeboekt naar de hiervoor genoemde rekening van Avalon Beheer;
– op 19 januari 2010 is vier keer € 50.000,- overgeboekt naar dezelfde rekening van Avalon Beheer onder vermelding van "rekening courant";
– op 25 februari 2010 is vier keer € 50.000,- en één keer € 25.000,- overgeboekt naar dezelfde rekening van Avalon Beheer onder vermelding van "termijn aankoop vastgoed".
Na deze laatste afboeking is het saldo van de rekening-courantrekening met nummer [rekeningnummer 4] (het standby-krediet) € 774.341,90 debet; het (ingeperkte) kredietmaximum is dan € 775.000,-.
e. Van de rekening van Avalon Beheer met nummer [rekeningnummer 6] is vanaf 31 augustus 2009 een totaalbedrag van € 541.695,82 afgeschreven (bankafschriften deels overgelegd als prod. 58 memorie van antwoord Rabobank). Het betreft de volgende betalingen:
– op 31 augustus 2009 € 158.018,54 aan aannemer [aannemer] ;
– op 21 september 2009 € 8.925,- aan Baderie [braderie] ;
– op 30 oktober 2009 € 135.724,70 aan aannemer [aannemer] ;
– op 7 december 2009 € 159.018,06 aan aannemer [aannemer] ;
– op 16 december 2009 € 31.116,50 aan de derdengeldenrekening van [notariskantoor]
notarissen o.v.v. "overdracht [het adres 4] [plaats] ";
– op 2 februari 2010 € 36.993,02 aan [elektrotechniek] Elektrotechniek;
– op 3 maart 2010 € 11.900,- aan Baderie [braderie] .
f. Na het gesprek van 19 februari 2010 (zie (v) onder b.) heeft [appellant] bij e-mailbericht van 24 februari 2010 (prod. 22 memorie van grieven) aan Rabobank ( [accountmanager 1 bij Rabobank] ) bericht:
“Samen hebben we tijdens het gesprek vastgesteld dat de gelden uit de kredietfaciliteit van € 800.000,- wel degelijk zijn aangewend voor de aankoop van onroerende zaken.
We stelden ook samen vast dat die faciliteit ter beschikking stond van Memphis Vastgoed bv én Avalon Beheer bv.
In verband met de in de brief genoemde deadline herhaal ik daarom mijn verzoek, zoals eerder telefonisch gedaan en tijdens ons gesprek herhaald om de brief in te trekken aangezien de grond onder uw stelling in die brief tijdens ons gesprek is weggenomen.”
g. Bij e-mailbericht van 13 maart 2010 (prod. 31 memorie van grieven) heeft [appellant] aan Rabobank ( [accountmanager 1 bij Rabobank] ) onder meer medegedeeld:
“De tweede niet nagekomen afspraak is de schriftelijke bevestiging door de heer [accountmanager 1 bij Rabobank] van mijn gesprek met hem en de heer [accountmanager 2 bij Rabobank] van zes weken geleden (19 februari), waarbij ik op hun verzoek aantoonde dat het ter beschikking gestelde krediet wel degelijk was aangewend voor de aankoop van vastgoed. Het is juist een deel van dit bedrag dat nog wordt geblokkeerd, terwijl het is bestemd om de aannemer te betalen voor het project op [het adres 4] in [plaats] . Tijdens de bespreking in [plaats] heeft de heer [accountmanager 1 bij Rabobank] beloofd dat die brief eraankomt."
h. Bij e-mailbericht van 31 maart 2010 heeft Rabobank ( [accountmanager 1 bij Rabobank] ) aan Avalon (prod. 32 memorie van grieven) onder meer bericht:
“2. Voor wat betreft aanwending voor het aan Memphis Vastgoed BV verstrekte krediet hebben wij geconstateerd dat het krediet in aanvang is aangewend voor de aankoop van een tweetal woonhuizen."
i. Vanaf 26 maart 2010 heeft de aannemer [aannemer] het retentierecht ter zake van het in aanbouw zijnde woonhuis uitgeoefend omdat zij niet langer betaald kreeg.
j. Rabobank was daarna onder een aantal voorwaarden bereid de eerder door haar op de rekening van Avalon Beheer met nummer [rekeningnummer 6] geblokkeerde creditgelden van ongeveer € 480.000,- voor de betaling van de aannemer vrij te geven om het huis wind- en waterdicht te maken. Een van de voorwaarden was dat Rabobank [vestigingsplaats] , die een financiering van in totaal € 1.275.000,- had verschaft aan [appellant] en zijn echtgenote voor de bouw van de woning, zich tegenover Rabobank als borg verbond.
k. Op 22 maart 2011 is tussen Rabobank en Rabobank [vestigingsplaats] een overeenkomst van borgtocht gesloten voor een bedrag van € 400.000,- (prod. 41 conclusie van antwoord Rabobank). Rabobank [vestigingsplaats] verlangde op haar beurt voor het stellen van de borgtocht een zekerheidsrecht van [appellant] . [appellant] heeft zich hiertoe op 22 maart 2011 jegens Rabobank [vestigingsplaats] verbonden tot betaling van al hetgeen die bank uit hoofde van de borgtocht aan Rabobank moet betalen (prod. 42 conclusie van antwoord Rabobank).
(ix) de verpande vorderingen van Odeon/Skias
a. In de toelichting op de winst- en verliesrekening van Odeon/Skias per 31 december 2009 (prod. 13 memorie van grieven) is vermeld dat nominale waarde van de vorderingen op debiteuren € 520.472,- bedraagt en dat een voorziening wegens mogelijke oninbaarheid is getroffen van € 268.526,-. Op de datum van het faillissement van Odeon/Skias bedroegen de aan Rabobank verpande vorderingen op debiteuren € 508.065,71 (prod. 11 inleidende dagvaarding).
Avalon Beheer heeft op 8 maart 2010 een pandrecht gekregen op de vorderingen van Odeon/ Skias; Rabobank is eerste pandhouder.
b. Rabobank heeft een bedrag van ongeveer € 45.000,- geïnd op de aan haar verpande debiteuren.
c. Bij brief van 20 juni 2011 (prod. 22 inleidende dagvaarding) heeft Rabobank Nederland aan [appellant] onder meer meegedeeld:
“2. de Rabobank [vestigingsplaats] overlegt met mr. Laagland over doorbetaling van de geïncasseerde en aan die bank betaalde vorderingen en corrigeert waar mogelijk de renteberekening; met de inning van debiteuren is de bank gestopt: het staat de tweede pandhouder vrij, zijn rechten als tweede pandhouder uit te oefenen; een uitzondering wordt gemaakt voor de vordering op [debiteur 1] in [plaats] ; de bank zet deze incassoprocedure voort.”
d. Bij brief van 28 september 2011 (prod. 24 inleidende dagvaarding) heeft de voormalige raadsman van Avalon c.s., mr. G.F. van den Berg (hierna: mr. Van den Berg) in reactie op voormelde brief van 20 juni 2011 aan Rabobank Nederland onder meer bericht:
“De bank geeft nu echter wel aan dat zij de incasso, met uitzondering van de vordering op [debiteur 1] , zal staken, zodat Avalon haar rechten als tweede pandhouder kan uitoefenen. Het spreekt voor zich dat deze uitoefening slechts enige zin kan hebben indien cliënt deugdelijk geïnformeerd wordt over de uiteindelijke resultaten en status van de door de bank uitgevoerde incasso. Het is daarbij ook noodzakelijk dat de bank per debiteur gemotiveerd aangeeft op welke gronden zij besloten heeft verdere maatregelen te staken dan wel genoegen heeft genomen met een betaling die minder is dan het nominaal openstaande bedrag. Ik verzoek u ervoor te zorgen dat dit overzicht thans omgaand beschikbaar wordt gesteld.”
Mr. Van den Berg heeft bij brief van 13 oktober 2011 aan Rabobank (prod. 25 inleidende dagvaarding) onder verwijzing naar de brief van 28 september 2011 herhaald dat hij nog steeds geen specificatie van de verrichten debiteurenincasso’s heeft ontvangen.
e. Bij brief van 20 februari 2014 (prod. 46 akte na tussenvonnis Avalon c.s.) heeft mr. Laagland aan mr. Drykoningen q.q. verslag gedaan van de inning van de debiteuren. In deze brief is onder meer vermeld:
“Op uw verzoek treft u bijgaand een overzicht aan van het resultaat van de debiteurenincasso. Zoals u weet, betrof het veelal vorderingen op debiteuren van ruim 1 jaar oud (er waren zelfs openstaande facturen van 2005 bij), zodat de incasso van de debiteuren moeizaam is verlopen en weinig heeft opgebracht. Het grootste gedeelte van de debiteurenincasso is reeds afgewikkeld in 2010 (waarover u bent geïnformeerd) met uitzondering van twee procedures. Voor een compleet overzicht verwijs ik u naar onderstaande toelichting”.
In de brief is voorts per debiteur een toelichting gegeven over de (on)inbaarheid van de vorderingen.
f. Mr Drykoningen q.q. heeft bij e-mailbericht van 24 februari 2014 (prod. 79 memorie van grieven) mr. Laagland verzocht de dossiers van een aantal debiteuren toe te zenden. In het e-mailbericht is voorts vermeld:
“Na bestudering van de dossiers wil ik in overleg met de tweede pandhouder bezien of het nog de moeite waard is om de incasso tegen de betreffende debiteur voort te zetten.”
g. Bij e-mailbericht van 12 januari 2015 (prod. 88 memorie van grieven) heeft [appellant] aan mr. Drykoningen q.q. verzocht om toestemming voor de inning van de vorderingen door de tweede pandhouder Avalon Beheer.
h. Op verzoek van (de advocaat van) Avalon c.s. heeft mr. Drykoningen aan mr. Laagland verzocht om namens Rabobank uitdrukkelijk afstand te doen van de pandrechten op debiteurenvorderingen. Mr. Drykoningen q.q. heeft bij e-mailbericht van 2 februari 2015 (prod. 91 memorie van grieven) aan de huidige advocaat van Avalon c.s, mr. Van Nielen, medegedeeld dat Rabobank daaraan niet zonder meer haar medewerking wil verlenen. Dit e-mailbericht, houdt, voor zover van belang, in:
“Ik heb bericht gehad van mr. Laagland (..) over de vrijgave van de pandrechten. Helaas wil de Rabobank daar niet zondermeer aan mee werken. Mr. Laagland geeft een aantal redenen.
De Rabobank is nog bezig met het innen van een aantal debiteuren, onder andere [debiteur 1] . Ik dien niet om een algemene vrijgave te verzoeken maar de debiteuren waar het om gaat bij naam te noemen. Ik neem aan dat het in ieder geval gaat om de debiteuren die zijn genoemd in het vonnis van 15 oktober 2014
Hij wil de rol van uw cliënt weten. Hij wil weten waar de te realiseren inkomsten terecht komen (..)
Ook geeft hij aan dat uw cliënt ook nog een rol kan spelen bij de inning van de debiteuren ten behoeve van de Rabobank, zoals die thans kennelijk nog gaande is. Hij wil weten wat uw cliënt in dat verband nog voor de Rabobank zou kunnen betekenen.”
( x) de executoriale verkoop van het pand aan [het adres 3]
a. Na de (herhaalde) opzegging van de financieringen door Rabobank bij brief van 17 oktober 2011 (zie (v) onder j.) en de opeising van het openstaande saldo van € 2.210.165,- te vermeerderen met rente en kosten, uiterlijk op 31 januari 2012, heeft mr. Van den Berg op 27 januari 2012 aan Rabobank een voorstel gedaan tot overname van de financiering door een derde.
b. Mr. Van den Berg heeft bij e-mailbericht van 8 februari 2012 aan Rabobank de brief gestuurd van makelaar [makelaar] van 30 januari 2012 (prod. 27 inleidende dagvaarding). In de brief van de makelaar is onder meer vermeld:
“In juni 2010 heeft u ons kantoor opdracht gegeven voor de verhuur/verkoop van uw pand (..) aan [het adres 3] (..)
de waarde van uw pand in het commercieel verkeer (is) aanzienlijk (..) gedaald. Als we in het verleden nog rekenden op een verkoopwaarde van zo’n € 2,5 miljoen is nu de huidige WOZ-waarde van € 1,8 miljoen eerder realistisch.
Als afspiegeling van de marktwaarde is de WOZ-waarde tevens een indicator voor die executiewaarde (80%).
Wij verwachten dat bij een gedwongen verkoop de waarde rond € 1,4 miljoen zal liggen.
Het is in deze context dat wij het bod op uw pand onder uw aandacht brengen. Gedurende de 20 maanden dat wij uw pand in opdracht hebben is dit het eerste en enige serieuze voorstel is geweest.
(..) Het voorstel van de kandidaat koper hangt nauw samen met de financiering van uw pand. (..) Het is namelijk zijn doel de hypotheekafspraken in tact te laten en door middel van een aandelentransactie de financiering over te nemen. (..) Gezien de steeds slechter wordende markt is het zelfs zeer twijfelachtig dat er binnen redelijke termijn zich überhaupt nog een koper zal melden. (..)
In het licht van het bovenstaande hebben wij u geadviseerd in te gaan op het door de kandidaat koper uitgebrachte bod.”
c. Rabobank heeft bij e-mailbericht van 10 februari 2012 (prod. 56 memorie van grieven) aan mr. Van den Berg bericht:
“Het voorstel dat u op 27 januari jl. heeft gedaan om openbare verkoop van de onroerende zaken en verdere rechtsmaatregelen door de Rabobank (..) tegen Avalon Beheer B.V. en de overige vennootschappen als genoemd in onze brief van 17 oktober 2011, te voorkomen (in hoofdlijnen: € 1,9 mio door te financieren door Memphis Vastgoed B.V. nadat een derde de aandelen Memphis heeft overgenomen van de heer [appellant] , alsmede het niet-inroepen van de contra-garantie die [appellant] heeft afgegeven aan de Rabobank [vestigingsplaats] ter securering van een borgtocht van die bank ter grootte van € 400.000,=), is voor de Rabobank (..) niet acceptabel.
De bank is weliswaar bereid om in overleg te gaan met de door u beoogde derde (..) maar dat zal dan gaan over een bedrag van € 2 mio; daarnaast zal de bank de borgtocht van € 400.000,= op zo kort mogelijk termijn inroepen.”
d. Rabobank Nederland heeft in haar van brief van 13 februari 2012 (prod. 28 inleidende dagvaarding) aan Avalon c.s. herhaald dat alleen in overleg zal worden gegaan met de derde als ten minste 2 miljoen euro wordt betaald en dat de borgtocht zal worden ingeroepen. Rabobank Nederland heeft voorts aangekondigd dat de notaris op korte termijn opdracht zal worden gegeven tot openbare verkoop van de aan Rabobank verhypothekeerde panden.
e. Rabobank Nederland heeft in haar brief van 6 maart 2012 (prod. 30 inleidende dagvaarding) aan Avalon c.s. bericht dat zij haar eerder voorstel inhoudende “continuering van de financiering van Memphis (..) na overname van de aandelen door een derde, tot een bedrag van circa EUR 1,9 miljoen, gekoppeld aan het volledig van kracht blijven van de borgtocht ad EUR 400.000,= die de Rabobank [vestigingsplaats] heeft afgegeven” gestand doet tot 1 april 2012.
f. Het pand aan [het adres 3] is op of omstreeks 12 november 2013 executoriaal verkocht en geleverd aan Bodemgoed B.V. voor een bedrag van € 1.190.000,- (prod. 72 memorie van grieven).
3.2.1
Avalon c.s. heeft Rabobank bij inleidende dagvaarding van 12 juni 2012 in rechte betrokken en gevorderd als in die dagvaarding is weergegeven.
3.2.2
Rabobank heeft in conventie verweer gevoerd en een vordering in voorwaardelijke reconventie ingesteld.
3.2.3
De rechtbank heeft in conventie verstaan dat B.V. Odeon en het Atelier hun vorderingen hebben ingetrokken en de vorderingen van Avalon Beheer, Metropolis, Memphis en [appellant] afgewezen, met veroordeling van Avalon c.s. in de proceskosten in conventie. In voorwaardelijke reconventie heeft de rechtbank verstaan dat niet op de vordering hoeft te worden beslist en Rabobank veroordeeld in de proceskosten in voorwaardelijke reconventie.
3.3.1
Avalon c.s. heeft in het principaal hoger beroep 18 grieven aangevoerd, geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen vonnissen en - na wijziging van eis - in de memorie van grieven gevorderd:
- een verklaring voor recht dat Rabobank jegens Avalon c.s. toerekenbaar tekort is geschoten en/of in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende bijzondere zorgplicht en/of onrechtmatig heeft gehandeld en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar heeft gehandeld, althans misbruik heeft gemaakt van omstandigheden;
- een verklaring voor recht dat Rabobank jegens Avalon c.s. schadeplichtig is met verwijzing naar de schadestaatprocedure. Avalon c.s. heeft de schade op de dag van het nemen van de memorie van grieven begroot op € 13.250.465,88 + pm.
3.3.2
In het incidenteel hoger beroep is Rabobank met 2 grieven tegen het tussenvonnis van 24 juli 2013 opgekomen.
3.3.3
Rabobank heeft er (op de rol) bezwaar tegen gemaakt dat Avalon c.s. de memorie van antwoord in incidenteel appel tevens akte houdende producties heeft gebruikt om nader in te gaan op hetgeen hij in de memorie van grieven had aangevoerd. Vervolgens is op de rol een akte van Rabobank, waarin zij inging op de nadere stellingen van Avalon c.s. en de door Avalon c.s. overgelegde producties, geweigerd. Daarop heeft de behandelend kamer van het hof Rabobank alsnog in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan het inmiddels bepaalde pleidooi een akte te nemen in antwoord op de memorie van antwoord in incidenteel appel tevens akte houdende producties van Avalon c.s.
Nu in deze zaak een pleidooi is gehouden en door beide partijen bij gelegenheid van het pleidooi (op de in rolreglement bepaalde wijze) producties in het geding kunnen worden gebracht, is er geen reden de door Avalon c.s. ingebrachte producties (waarop Rabobank heeft kunnen reageren) te weigeren.
Voor zover echter door Avalon c.s. in strijd met de twee-conclusieregel nieuwe stellingen zijn aangevoerd zal het hof die buiten beschouwing laten.
de ontvankelijkheid van B.V. Odeon, het Atelier en Memphis, en de cessie
3.4.1
Het hof zal eerst ingaan op de door Rabobank gestelde niet-ontvankelijkheid van bovengenoemde drie vennootschappen en de door Rabobank betwiste rechtsgeldigheid van de cessie van de vordering van Memphis aan [appellant] .
3.4.2
B.V. Odeon en het Atelier hebben bij gelegenheid van de in eerste aanleg gehouden comparitie van partijen de door hen ingestelde vorderingen ingetrokken. Dit betekent dat zij, zoals Rabobank terecht stelt, niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun hoger beroep.
3.4.3
Memphis is op 22 april 2014 in staat van faillissement geraakt. Op 15 oktober 2014 heeft de rechtbank het eindvonnis gewezen en de vorderingen van (onder meer) de inmiddels op dat moment gefailleerde Memphis afgewezen. Bij exploot van dagvaarding van 14 januari 2015 is mede door de gefailleerde hoger beroep ingesteld.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 18 november 1983 (ECLI:NL:HR:1983:AG4693, NJ 1984, 256) vloeit voort dat de gefailleerde zelf in hoger beroep kan komen van een uitspraak betreffende een door hem voor zijn faillietverklaring ingestelde rechtsvordering. Dat de gefailleerde zelf in hoger beroep komt, heeft derhalve niet ten gevolge dat hij in dat beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit heeft enkel tot gevolg dat zijn wederpartij dezelfde bevoegdheden krijgt als hem in artikel 27 Fw worden toegekend, te weten de bevoegdheid het geding te doen schorsen en de curator tot overneming van het geding op te roepen en, zo de curator aan die oproeping geen gevolg geeft, ontslag van instantie te vragen. De curator wordt overeenkomstig het derde lid van artikel 27 Fw bevoegd de appelprocedure over te nemen en de gefailleerde buiten het geding te doen stellen.
Rabobank heeft de aan haar in artikel 27 Fw gegeven bevoegdheden niet uitgeoefend, terwijl mr. Winkels-Koerselman q.q. de procedure niet heeft overgenomen. Dit betekent dat de appelprocedure tussen de gefailleerde Memphis en Rabobank is voorgezet. De vonnissen in eerste aanleg, voor zover gewezen tussen Memphis en Rabobank, hebben daarom geen gezag van gewijsde gekregen.
3.4.4
Mr. Winkels-Koerselman q.q. heeft bij onderhandse akte van 12 januari 2015 (prod. 87 memorie van grieven) de in de akte omschreven vorderingen van Memphis op Rabobank overgedragen aan [appellant] . In artikel 3 van de cessieakte is bepaald dat de cessionaris ( [appellant] ) bevoegd is de cessie terstond schriftelijk mede te delen aan Rabobank.
In artikel 3:94 lid 1 BW is bepaald dat vorderingsrechten worden geleverd door een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan de schuldenaar van die vordering door de vervreemder of de verkrijger. Dit betekent dat zowel het opmaken van de akte en de mededeling van dit feit aan de schuldenaar van de vordering constitutieve vereisten zijn voor de levering. In het derde lid van artikel 3:94 BW is bepaald dat vorderingsrechten ook kunnen worden geleverd door een authentieke of geregistreerde onderhandse akte, zonder mededeling daarvan aan de schuldenaar van de vordering.
Gesteld noch gebleken is dat de onderhandse akte van 12 januari 2015 is geregistreerd als bedoeld in artikel 3:94 lid 3 BW. Dit betekent dat ingevolge het eerste lid van artikel 3:94 BW de levering pas is voltooid op het moment dat daarvan mededeling is gedaan aan Rabobank. Nu [appellant] , partij in dit geding, in de memorie van grieven mededeling heeft gedaan van de levering van de vorderingen van Memphis op [appellant] , en de levering aldus op dat moment is voltooid, is sprake van een rechtsgeldige cessie. Dit betekent dat de eis van Memphis tot veroordeling van Rabobank moet worden afgewezen voor zover de curator de vorderingen van Memphis aan [appellant] heeft gecedeerd. Memphis is in zoverre immers niet meer rechthebbende.
3.5.1
Avalon c.s. stelt in grief 1 in het principaal beroep dat deze algemeen van aard is en dat de grief ziet op de drie door Avalon c.s. bestreden vonnissen. Volgens deze grief is de rechtbank uitgegaan van onjuiste feiten en bestaat er bij de rechtbank een onjuist beeld van de werkelijkheid, waardoor diverse overwegingen van de rechtbank en de afwijzing van de vordering onjuist zijn.
Het hof stelt voorop dat als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij de eis geldt dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht zodat zij voor de rechter en de wederpartij, die immers moet weten waartegen zij zich heeft te verweren, voldoende kenbaar zijn. Deze grief voldoet niet aan deze eis, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
3.5.2
De grieven 5 tot en met 17 in het principaal hoger beroep en de grieven 1 en 2 in het incidenteel hoger beroep zullen hierna aan de hand van de respectieve onderwerpen worden besproken.
3.5.3
Grief 18 in het principaal hoger beroep heeft naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis, zodat deze grief geen afzonderlijke bespreking behoeft.
de blokkering, de premature uitwinning van de debiteuren, de opzegging van de saldocompensatie-overeenkomst, de opeising van het krediet van € 185.000,- van de Avalon-vennootschappen en de opzegging van de financiering van Memphis