Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHLEE:2008:BH9135

Gerechtshof Leeuwarden
11-11-2008
31-03-2009
108.004.931
Bestuursrecht, Bestuursstrafrecht
Hoger beroep,Proceskostenveroordeling

Bij de herbeoordeling verklaart de officier van justitie het beroep gegrond. Hij trekt de inleidende beschikking niet in, maar stelt die intrekking afhankelijk van de intrekking van het beroep op de kantonrechter door de betrokkene. Dat is niet juist. De kantonrechter had de brief van de OvJ moeten opvatten als intrekking van de inleidende beschikking en ingevolge artikel 13a WAHV moeten beslissen op de gevraagde vergoeding van kosten in de fase van het administratief beroep.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

WAHV 108.004.931

11 november 2008

CJIB 99105131121

Gerechtshof te Leeuwarden

Arrest

op het hoger beroep tegen de beslissing

van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht

van 13 mei 2008

betreffende

[betrokkene]

(hierna te noemen: betrokkene),

wonende te [woonplaats],

voor wie als gemachtigde optreedt mr. M.J.G. Schroeder,

kantoorhoudende te Rotterdam.

1. De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Utrecht genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2. Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.

De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.

De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.

De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

3. Beoordeling

3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 75,- opgelegd ter zake van “anders dan met lijnbus of autobus gebruik maken van busbaan of strook aangeduid met "Bus", welke gedraging zou zijn verricht op 30 maart 2007 op de Lange Viestraat te Utrecht. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij brief van 7 juni 2007 tegen deze sanctie beroep ingesteld bij de officier van justitie en hierbij tevens verzocht om vergoeding van kosten. De officier van justitie heeft dit beroep bij beslissing van 23 juli 2007 ongegrond verklaard; deze beslissing is gemotiveerd bij brief van 17 juli 2007. Tegen deze beslissing heeft de gemachtigde bij brief van 3 september 2007 beroep ingesteld bij de kantonrechter.

3.2. Bij brief van 31 januari 2008 schrijft de officier van justitie aan de gemachtigde van de betrokkene - zakelijk weergegeven - dat hij zijn beslissing heeft herzien en dat hij het beroep van de betrokkene alsnog gegrond acht. De brief houdt voorts het volgende in:

"Nu ik uw beroep gegrond acht kunt u uw beroep intrekken, zodat ik de beschikking dan kan vernietigen. U kunt een behandeling bij de kantonrechter alleen voorkomen door uw beroep in te trekken. (….) U kunt uw beroep intrekken door gebruik te maken van bijgevoegde brief, welke u na invulling en ondertekening in bijgaande portvrije enveloppe aan mij retourneert. (…) Volledigheidshalve wijs ik u er op dat wanneer u de antwoordkaart niet binnen 7 dagen retourneert wij verplicht zijn de zaak alsnog ter behandeling bij de kantonrechter aan te bieden. De kantonrechter is dan degene die uiteindelijk beslist of de beschikking vernietigd wordt of in stand blijft."

3.3. De kantonrechter heeft vervolgens het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet een beroepsgrond in de zin van artikel 9, tweede lid, WAHV betreft en geoordeeld dat een kostenveroordeling niet geïndiceerd is.

3.4. De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen deze beslissing waarvan beroep aangevoerd dat de kantonrechter voormelde brief van de officier van justitie van 31 januari 2008 had dienen aan te merken als een besluit tot intrekking van de initiële sanctie (grief 1), dat de officier van justitie een kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht heeft gemaakt door eerst aan (de gemachtigde van) de betrokkene mede te delen dat hij het beroep bij nader inzien gegrond acht en vervolgens ter terechtzitting van de kantonrechter te verzoeken om het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijkheid te verklaren (grief 2) en dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu hem niet schriftelijk de gelegenheid is geboden om het eventuele verzuim te herstellen (grief 3).

3.5. De officier van justitie heeft het beroep van de betrokkene tegen de inleidende sanctie gegrond verklaard, maar de inleidende beschikking niet ingetrokken en die intrekking kennelijk afhankelijk gesteld van de intrekking van het beroep op de kantonrechter. Dat is onjuist. Indien de inleidende beschikking wordt ingetrokken heeft de betrokkene de keuze zijn beroep te handhaven of in te trekken. De beslissing van de officier van justitie van 31 januari 2008 had door de kantonrechter dan ook moeten worden opgevat als intrekking van de inleidende beschikking.

3.6. Ten onrechte heeft de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een beroepsgrond als bedoeld in artikel 9, tweede lid, WAHV. Nu de inleidende beschikking geen onderwerp van het geschil meer kon uitmaken was de beslissing van de officier van justitie slechts in zoverre onderwerp van geschil, dat bij de intrekking van de inleidende beschikking geen beslissing was gegeven over de bij het inleidende beroep van 7 juni 2007 gevraagde vergoeding van kosten in de fase van het administratief beroep. Immers, zoals het hof in zijn arrest van 23 december 2003 (WAHV 03/00654, LJN AO1866, gepubliceerd op rechtspraak.nl) heeft overwogen, dient, nu ingevolge artikel 13a WAHV de kantonrechter bij uitsluiting bevoegd is - ook - over de proceskosten van het administratief beroep te oordelen, de betrokkene die klaagt over het ontbreken van een beslissing omtrent de in die fase van het proces gevraagde vergoeding van kosten of over een onjuiste beslissing van de officier van justitie daaromtrent door de kantonrechter te worden ontvangen in zijn beroep.

3.7. Nu in het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie is verzocht om vergoeding van proceskosten, evenals in het inleidende beroepschrift, had de kantonrechter hierop een inhoudelijke beslissing dienen te geven, dan wel - indien hij van oordeel zou zijn geweest, dat het beroep in zoverre onvoldoende onderbouwd was - de (gemachtigde van de) betrokkene op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid moeten stellen het verzuim te herstellen.

3.8. De beslissing van de kantonrechter zal derhalve worden vernietigd.

3.9. Ingevolge artikel 20d, tweede lid, WAHV wijst het hof, indien de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd op de in artikel 14, tweede lid, WAHV genoemde grond, de zaak terug naar de rechtbank, tenzij door de betrokkene de behandeling van het beroep door het hof zelf is verlangd. Hetzelfde heeft te gelden in andere gevallen waarin de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard (vgl. Hof Leeuwarden d.d. 28 mei 2003, WAHV 03/00185).

3.10. Het hof leidt uit de nadere toelichting van de gemachtigde van de betrokkene af dat hij, hoewel hij dit niet uitdrukkelijk heeft verzocht, behandeling door het hof wenst, indien de bestreden beslissing wordt vernietigd. Immers, de gemachtigde lijkt zich in zijn nadere toelichting aan te sluiten bij het standpunt dat de advocaat-generaal in zijn verweerschrift heeft ingenomen, namelijk dat de zaak niet moet worden teruggewezen maar door het hof zelf dient te worden afgedaan. Gelet hierop zal het hof de zaak derhalve niet terugwijzen maar zelf behandelen.

3.11. Vergoeding van kosten in de fase van het administratief beroep vindt ingevolge het tweede lid van artikel 7:28 Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitsluitend plaats indien het bestreden besluit wordt vernietigd wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

3.12. De brief van de officier van justitie d.d. 31 januari 2008 houdt in dit verband in: "Ik heb uw beroep, gelet op de door u aangevoerde argumenten, opnieuw bekeken en acht uw beroep gegrond.". Het dossier bevat geen enkele informatie ten aanzien van de argumenten die voor de officier van justitie beslissend zijn geweest het beroep gegrond te achten. Het hof zal er daarom van uitgaan, dat aan de voorwaarde van artikel 7:28, tweede lid, Awb is voldaan en de gevraagde vergoeding voor in de fase van het administratief beroep door een derde beroepsmatig verleende rechtskundige bijstand toekennen.

3.13. Namens de betrokkene is voorts verzocht om vergoeding van kosten in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de kantonrechter en bij het hof.

3.14. Nu de beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd, ziet het hof aanleiding om aan de betrokkene een kostenvergoeding toe te kennen.

3.15. In het onderhavige geval is door een derde beroepsmatig rechtsbijstand verleend. Gelet op artikel 1 van het van toepassing zijnde Besluit proceskosten bestuursrecht komen die kosten voor vergoeding in aanmerking. Die kosten zijn in het Besluit forfaitair bepaald per proceshandeling. In het onderhavige geval zijn de volgende proceshandelingen van belang: indienen beroepschrift bij de officier van justitie, indienen beroepschrift bij de kantonrechter, indienen hoger beroepschrift bij het hof en een nadere toelichting op het hoger beroep.

3.16. Gelet op het voorgaande zal het hof met vernietiging van de beslissing van de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten van de administratiefrechtelijke procedure en de advocaat-generaal veroordelen in de kosten van het geding in eerste en tweede aanleg.

3.17. Blijkens de Bijlage bij het Besluit moet aan het indienen van een beroepschrift één punt worden toegekend en voor de nadere toelichting een half punt. De waarde per punt bedraagt € 322,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof in de fase van het administratief beroep de standaardwegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe, nu daarin kennelijk de inleidende beschikking aan de orde is geweest. Nu in het beroep bij de kantonrechter en in hoger beroep slechts over de kosten is geprocedeerd zal het hof voorts de factor 0,25 (zeer licht) toepassen. Dit leidt tot de volgende berekening: 1 maal € 322,- maal 0,5 is € 161,- en 2,5 maal € 322,- maal 0,25 = € 201,25. Nu ingevolge artikel 18, eerste lid, WAHV de advocaat-generaal als partij in de plaats treedt van de officier van justitie zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot het volledige bedrag van € 362,25.

4. De beslissing

Het gerechtshof:

vernietigt de beslissing van de kantonrechter;

veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 362,25.

Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Van Wagtendonk in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.