Rolnummer: 22-002373-18
Parketnummer: 10-996766-13 en 10-700141-15 (gev.)
Datum uitspraak: 1 februari 2022
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 mei 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
opgegeven adres ter terechtzitting in hoger beroep:
[adres verdachte].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 10, 15, 17, 22, 24 en 29 november 2021 en 18 januari 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. primair en 2 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan
12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 januari 2016 te Rotterdam en/of Schiedam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en/of (een) rechtsperso(o)n(en), bestaande uit hem, verdachte, en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere (rechts)perso(o}n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (een) misdrij(f)(ven), namelijk witwassen (artikel 420bis/420quater WvSr), bestaande die deelneming (onder meer) uit:
- het (op dark web) adverteren en/of zich presenteren als bitccincasher en/of
- het tegen contante betaling (voor een lage, niet-marktconforme prijs] kopen van bitcoins (die verkregen zijn uit enig(e) misdrij(f)(ven)) van klanten/derden en/of
- het (in dat kader) doen/laten storten van (die) bitcoins op/in bitcoinwallets (welke op naam staan/stonden van hem, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(en)) en/of
- het (vervolgens) verkopen van die bitcoins aan reguliere bitcoinbedrijven en/of het (laten en/of doen) betalen door die bedrijven op bankrekeningen ten name van hem, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(en)) en/of
- het (vervolgens) contant pinnen van geldbedragen van genoemde bankrekeningen (mede) ter contante betaling aan (genoemde/andere) klanten/derden en/of
- het (zodoende) verhullen en/of verwerven en/of overdragen en/of omzetten en/of gebruik maken van bitcoins en/of gelden die verkregen zijn uit enig(e) misdrij(f)(ven),
terwijl hij, verdachte, binnen die organisatie een leidinggevende rol heeft vervuld en/of bestuurder van die organisatie was;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 januari 2016 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- 62.827,83 bitcoins, althans een grote hoeveelheid bitcoins (DOC-683 e.v.), en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal 9.699.794,04 euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
b.
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
- 62.827,83 bitcoins, althans een grote hoeveelheid bitcoins (DOC-683 e.v.), en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal 9.699.794,04 euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
ter berechting gevoegd parketnummer 10/700141-15:
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 5 mobiele telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemers) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- ( stevig) bij het gezicht en/of de kaak vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of
- ( met kracht) duwen/draaien van de arm en/of hand van die [slachtoffer 1] op/tegen haar rug en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toevoegen: “Je moet met schreeuwen” en/of “Cash, now!”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- leggen van een hand op de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] roepen/zeggen: "Snel, snel, vecht, vecht en dan gaan we weg", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- ( meermalen) slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen de kaak van die [slachtoffer 2] en/of
- ( wanneer die [slachtoffer 2] op de grond lag) met een hand(schoen) de mond van die [slachtoffer 2] dichtdrukken, althans afdekken, en/of - (meermalen) schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- zetten van een taser, althans een stroomstootwapen, op de borst en/of het bovenbeen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2];
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door:
- ( stevig) bij het gezicht en/of de kaak vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of
- ( met kracht) duwen/draaien van de arm en/of hand van die [slachtoffer 1] op/tegen haar rug en/of
- ( meermalen) slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen de kaak van die [slachtoffer 2] en/of
- ( wanneer die [slachtoffer 2] op de grond lag) met een hand(schoen) de mond van die [slachtoffer 2] dichtdrukken, althans afdekken, en/of (meermalen) schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- zetten van een taser, althans een stroomstootwapen, op de borst en/of het bovenbeen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2].
Standpunt van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en hebben gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van voorarrest, waarbij rekening is gehouden met een strafvermindering van 6 maanden vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
3 Feit 2 subsidiair (mishandeling)
De advocaten-generaal hebben zich ten aanzien van de onder
2 subsidiair tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 2 subsidiair tenlastegelegde mishandeling bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Ten eerste kan volgens de verdediging niet bewezen worden verklaard dat de verdachte zelf geweld heeft gebruikt. Voorts heeft de verdediging ten aanzien van dit feit bepleit dat er onvoldoende bewijs is voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen. Het enkele feit dat de verdachte drie andere betrokkenen heeft gevraagd om erbij aanwezig te zijn, is onvoldoende om vast te stellen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en deze drie personen gericht op het plegen van een mishandeling.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] vinden steun in ander bewijsmateriaal. Uit een proces-verbaal van bevindingen (PL1700-2015120412-5) blijkt dat [slachtoffer 2] aanvankelijk op straat heeft verklaard, toen de politie was gearriveerd, dat alleen de verdachte binnen is geweest. Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] hebben echter in hun aangifte verklaard dat er op de deur van de woning aan de [adres] in Rotterdam werd geklopt, dat de verdachte onverwachts met drie andere mannen binnenkwam en dat de verdachte zich met [slachtoffer 1] bezighield terwijl de drie andere mannen met [slachtoffer 2] vochten
(PL1700-2015120418-1 en PL1700-2015120412-1).
Dit alles is door de verdachte erkend (proces-verbaal verhoor verdachte, 2015120412, blz. 3). [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op de grond terecht kwam (PL1700-2015120418-1, blad 2). Ook dat vindt steun in de verklaring van de verdachte die inhoudt dat [slachtoffer 2] door de drie vrienden van de verdachte tegen de grond werd gewerkt (proces-verbaal verhoor verdachte, 2015120412, blz. 3).
De verklaring van [slachtoffer 1] dat zij bij haar gezicht is gepakt en die van [slachtoffer 2] dat de verdachte zijn hand op haar mond heeft gelegd, vindt steun in de foto’s die bij de aangifte van [slachtoffer 1] zijn gevoegd. Daarop is immers bloed te zien op haar lip bij haar beugel (PL1700-2015120412-1, foto’s). Nu de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] steun vinden in ander bewijsmateriaal, heeft het hof geen aanleiding om ervan uit te gaan dat hun verklaringen voor het overige niet kloppen. Dit betekent dat het hof deze verklaringen zal volgen.
Het enkele zetten van een taser op het lichaam van [slachtoffer 1] zoals dat is tenlastegelegd levert op zichzelf geen mishandeling op. Daarom zal het hof de verdachte van dat onderdeel vrijspreken.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte erkend dat hij twee mannen die uit het buitenland kwamen heeft opgehaald in Eindhoven, de derde man kwam uit Den Haag. Ook heeft hij erkend dat hij [persoon 3] heeft verzocht om voor een sleutel van de woning te zorgen. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen op grond daarvan hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de drie mannen is komen vast te staan. De verdachte is degene op wiens initiatief dit alles is gebeurd.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 maart 2015 19 januari 2016 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- 39.842,85 62.827,83 bitcoins, althans een grote hoeveelheid bitcoins (DOC-683 e.v.), en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal 9.699.794,04 euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
b.
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
-
39.842,85
62.827,83 bitcoins, althans een grote hoeveelheid bitcoins (DOC-683 e.v.), en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal 9.699.794,04 euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door:
- ( stevig) bij het gezicht en/of de kaak vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of
- ( met kracht) duwen/draaien van de arm en/of hand van die [slachtoffer 1] op/tegen haar rug en/of
- (meermalen) slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen de kaak van die [slachtoffer 2] en/of
- ( wanneer die [slachtoffer 2] op de grond lag) met een hand(schoen) de mond van die [slachtoffer 2] dichtdrukken, althans afdekken, en/of (meermalen) schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- zetten van een taser, althans een stroomstootwapen, op de borst en/of het bovenbeen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2].
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: ‘Sv’) wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
schuldwitwassen, meermalen gepleegd.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De advocaten-generaal hebben – overeenkomstig het overgelegde schriftelijk requisitoir - gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van voorarrest, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Namens de verdachte is overeenkomstig de overgelegde pleitnotities bepleit dat - in het geval van een strafoplegging - rekening dient te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de vorm van strafvermindering. Tevens heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn gebrek aan justitiële documentatie, zowel in Nederland als in Litouwen. De verdediging verzoekt het hof derhalve om een werkstraf of een geldboete op te leggen, althans in ieder geval geen straf die tot gevolg heeft dat de verdachte de gevangenis in zou moeten.
Verandering van wetgeving
De bewezenverklaarde feiten zijn begaan in de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 maart 2015. Overtreding van artikel 420quater Sr werd tot 1 januari 2015 bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of een geldboete van de vijfde categorie. Na wijziging van artikel 420quater Sr bij Wet van 19 november 2014 (Stb. 2014, 445), inwerkingtreding 1 januari 2015 (Stb. 2014, 513) is de maximum op te leggen gevangenisstraf verhoogd van één naar twee jaar.
Nu sprake is van een verandering van wetgeving na het tijdstip waarop een groot deel van de feiten is begaan en welke verandering niet ten gunste van de verdachte werkt, kan het hof slechts over een beperkt deel van de bewezenverklaarde periode de maximale straf zoals die sinds 1 januari 2015 geldt opleggen. Het hof stelt vast dat het grootse deel van de bewezenverklaarde gedragingen heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2015. Daarmee is bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden.
Het hof stelt voorop dat de verdachte zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen gedurende een periode van ruim twee jaren. Gedurende deze periode heeft hij als bitcoinhandelaar op meerdere momenten bitcoins ingekocht tegen contant geld. De verdachte had fysiek contact met zijn klanten en trad niet, en zeker niet in overwegende mate, op als online-exchange. De verdachte ontmoette zijn klanten op meerdere publieke plaatsen. Meestal betrof het fastfoodrestaurants. De bitcoins die hij uit deze transacties ontving verkocht de verdachte vervolgens online, bijvoorbeeld via online-exchanges of voor contant geld aan andere cashtraders. Het geld dat hij via online-exchanges ontving, nam hij vervolgens contant op, dan wel liet hij het direct van de online-exchanges op de bankrekeningen van anderen. Deze namen het geld vervolgens contant op. Met dit contante geld kon de verdachte vervolgens weer bitcoins kopen.
In totaal heeft de verdachte BTC 39.842,85 gekocht, hetgeen een waarde vertegenwoordigt van € 4.464.642,03. Nu dit betekent dat de verdachte voor gemiddeld ongeveer € 165.000,-- per maand bitcoins kocht, ging het bovendien geenszins om handel van geringe omvang.
Door te handelen zoals hij heeft gedaan en in het bijzonder door gedurende genoemde lange periode substantiële aantallen bitcoins tegen contante betaling te kopen in transacties die een geldelijke waarde vertegenwoordigden die een ongebruikelijk karakter hadden, heeft de verdachte bijgedragen aan het faciliteren van de aan het criminele vermogen onderliggende criminaliteit. Het witwassen vormt bovendien een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de integriteit van het financiële handelsverkeer. Ook worden op deze manier inkomsten en vermogens onttrokken aan het zicht van de belastingdienst. Het kan niet anders dan dat de verdachte zich hierbij enkel heeft laten drijven door winstbejag, zulks ten koste van de samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Aldus handelende hebben de verdachte en zijn mededaders de slachtoffers nodeloos pijn bezorgd. Daarbij komt dat het feit plaatsvond in de woning waar [slachtoffer 1] verbleef, een plek waar de slachtoffers zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat het om oude zaken gaat.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
20 oktober 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Tevens heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden, zoals op de terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht.
Het hof heeft geconstateerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Het hof overweegt dat bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake strafvervolging zou worden ingesteld. De verdachte is op
29 april 2016 in verzekering gesteld, zodat de redelijke termijn in ieder geval op deze datum is aangevangen. De rechtbank heeft op 30 mei 2018 vonnis gewezen.
Dit betekent dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden met ongeveer één maand.
Namens de verdachte is op 12 juni 2018 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. In de appèlfase zijn er derhalve ook meer dan twee jaren verstreken tussen het instellen van het hoger beroep en het wijzen van het arrest door het hof. De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden met 19 maanden.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat in matigende zin rekening gehouden met deze overschrijding van de redelijke termijn, door op de in beginsel op te leggen gevangenisstraf van 20 maanden, 3 maanden in mindering te brengen, zodat 17 maanden resteren.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 300 en 420quater Sr, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair,
1. subsidiair tweede cumulatief/alternatief en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair aanhef en eerste cumulatief/alternatief en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair aanhef en eerste cumulatief/alternatief en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 (zeventien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. C.H.M. Royakkers en mr. J.W. van den Hurk, in bijzijn van de griffiers mr. C.M. Jellema en mr. J.J. Mossink.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 februari 2022.