Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHDHA:2022:1036

Gerechtshof Den Haag
09-06-2022
14-07-2022
BK-21/01176 en BK-21/01177
Belastingrecht
Hoger beroep

Artikel 10.21 lid 1 Wet Milieubeheer; artikel 10.26 lid 1 Wet Milieubeheer; afvalstoffenheffing; gemeente voldoet niet aan inzamelplicht.

Rechtspraak.nl
NLF 2022/1424
Belastingblad 2022/316 met annotatie van L.J. Boone
NTFR 2022/3192 met annotatie van mr. drs. C.M. Dijkstra
JAF 2022/11
OGR-Updates.nl 2022-0174 met annotatie van Iris Kieft
Viditax (FutD) 2022071913
FutD 2022-2122

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-21/01176 en BK-21/01177

Uitspraak van 9 juni 2022

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rijswijk, de Heffingsambtenaar

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 5 oktober 2021, nummers SGR 20/7803 en SGR 20/7804.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft belanghebbende voor de jaren 2019 en 2020 een aanslag in de afvalstoffenheffing van de gemeente Rijswijk (de gemeente) opgelegd ten bedrage van respectievelijk € 293,88 en € 336,00.

1.2.

De Heffingsambtenaar heeft de tegen de aanslagen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen de uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht van € 48 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 134.

1.5.

De Heffingsambtenaar heeft op 26 april 2022 een nader stuk ingediend.

1.6.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 4 mei 2022. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende en zijn partner wonen sinds 28 oktober 2017 in een onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats] (de woning). De woning is gelegen in een hofje met kantoorpanden waarvan enkele kantoorpanden mede zijn voorzien van een woonbestemming. Belanghebbende is de enige die gebruik maakt van de woonbestemming. In de directe omgeving van het hofje zijn uitsluitend kantoorpanden gesitueerd.

2.2.

Voor de afvoer van afvalstoffen heeft belanghebbende een Avalex-afvalpas gekregen van de gemeente, waarmee hij zijn afval kan aanbieden bij alle ondergrondse afvalcontainers en bij de milieustraat in de Gemeente Rijswijk.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:

“4. Op grond van artikel 3 van de Verordeningen afvalstoffenheffing 2019 en 2020 van de gemeente Rijswijk (de Verordeningen) wordt afvalstoffenheffing geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer (Wet) een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad is slechts dan niet sprake van een perceel indien het gaat om een gedeelte van een onroerende zaak dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (vgl. Hoge Raad, 29 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5343).

5. In artikel 10.21, eerste lid, van de Wet is bepaald dat de gemeenteraad en burgemeester en wethouders ervoor zorg dienen te dragen dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen, met uitzondering van grove huishoudelijke afvalstoffen, worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. In artikel 10.22, eerste lid, van de Wet is bepaald dat elke gemeente er zorg voor draagt dat grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen ontstaan.

6. Eiser heeft aangevoerd dat geen sprake is van een perceel waarvoor een verplichting tot inzameling geldt. Niet in geschil is dat het object een reguliere woning betreft, met een keuken, toilet en badkamer en dat het object wordt bewoond door een particulier (namelijk eiser en zijn partner). Dat betekent dat bij het object afvalstoffen kunnen ontstaan die van huishoudelijke aard zijn. Op grond van artikel 10.21, eerste lid, van de Wet en artikel 10.22 , eerste lid van de Wet geldt dan dat het object als een perceel dient te worden aangemerkt waarvoor een verplichting tot inzameling van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Hieruit volgt dat eiser, als de gebruiker van het perceel, op grond van artikel 3 van de Verordeningen voor de onderhavige jaren belastingplichtig is voor de afvalstoffenheffing. Het al dan niet gebruikmaken van de gemeentelijke huisvuilophaaldienst is niet relevant voor de verschuldigdheid van afvalstoffenheffing. Het gaat immers om het gebruik van een perceel waarvoor een verplichting tot inzameling van huishoudelijke afvalstoffen geldt. De stelling van eiser ter zitting dat het object een hybride bestemming - wonen en werken - heeft, maakt dit niet anders. Verweerder heeft de onderhavige aanslagen dan ook terecht aan eiser opgelegd.

7. Voor zover eiser een beroep heeft willen doen op coulance, merkt de rechtbank op dat zij niet de mogelijkheid heeft om verweerder op te dragen de onderhavige aanslagen uit coulance te vernietigen. Toepassing van de zogenoemde hardheidsclausule is een discretionaire bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, die niet door de rechtbank kan worden getoetst.

8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.

In geschil is of de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd; meer specifiek is thans nog in geschil of de gemeente voldoet aan haar inzamelplicht ter zake van huishoudelijke afvalstoffen.

4.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en de aanslagen.

4.3.

De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1.

Op grond van artikel 10.21, lid 1, van de Wet Milieubeheer (de Wet) in combinatie met artikel 10.26, lid 1, letter a, van de Wet draagt de gemeente ervoor zorg dat de huishoudelijke afvalstoffen ten minste eenmaal per week worden ingezameld nabij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel, waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan.

5.2.

Op grond van artikel 3 van de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijswijk houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2020 en de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijswijk houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2019 wordt een afvalstoffenheffing geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel waarvoor volgens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet een verplichting tot het inzamelen van (grove) huishoudelijke afvalstoffen geldt.

5.3.

Belanghebbende stelt dat de gemeente haar inzamelplicht van huishoudelijke afvalstoffen niet nakomt. Hiertoe voert belanghebbende aan dat de gemeente geen mogelijkheid biedt om de huishoudelijke afvalstoffen in de nabijheid van de woning, en aldus binnen redelijke afstand tot de woning, aan te bieden. Belanghebbende heeft in het kantorengebied waar hij woonachtig is geen ondergrondse afvalcontainer aangetroffen. De Heffingsambtenaar stelt dat de gemeente haar inzamelplicht wel nakomt, aangezien zij een Avalex-afvalpas aan belanghebbende heeft verstrekt, waarmee belanghebbende enerzijds zijn huishoudelijke afvalstoffen in iedere ondergrondse afvalcontainer in de gemeente Rijswijk en anderzijds zijn grove huishoudelijke afvalstoffen in de milieustraat kan aanbieden.

5.4.

Hoewel het geschilpunt tussen partijen van het begin af aan gaat om de vraag of in de nabijheid van de woning een ondergrondse afvalcontainer is gevestigd en de Rechtbank partijen de gelegenheid heeft gegeven samen nog eens naar de zaak te kijken, heeft de Heffingsambtenaar, zoals belanghebbende ter zitting van het Hof heeft toegelicht, van die mogelijkheid – ondanks aandringen van belanghebbende – geen gebruik gemaakt. Ter zitting van het Hof heeft de Heffingsambtenaar bovendien verklaard ook thans nog niet op de hoogte te zijn van de locatie van de dichtstbijzijnde ondergrondse afvalcontainer waar belanghebbende zijn huishoudelijke afvalstoffen kan aanbieden. Onderzoek van het Hof op de openbare website van Avalex1 heeft uitgewezen dat de dichtstbijzijnde mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden, de afvalcontainer op de [adres 2] te [woonplaats] is. Deze afvalcontainer is gelegen op 850 meter van de woning.

5.5.

Naar het oordeel van het Hof biedt de gemeente belanghebbende hiermee niet de gelegenheid om huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden op een plaats binnen een redelijke afstand van zijn perceel (Vgl. HR 27 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4084, BNB 2009/119). Daarmee voldoet de gemeente niet aan haar inzamelplicht. Het gelijk is aan belanghebbende. De aanslagen afvalstoffenheffing kunnen niet in stand blijven.

Proceskosten

6. Aan belanghebbende dient de voor de behandeling in beroep en hoger beroep gestorte griffierechten van € 48 voor het beroep bij de Rechtbank en € 134 voor het hoger beroep bij het Hof te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vernietigt de aanslag afvalstoffenheffing 2020;

- vernietigt de aanslag afvalstoffenheffing 2019; en

- gelast de Heffingsambtenaar belanghebbende een bedrag van € 182 aan griffierecht te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door T.A. de Hek, Chr.Th.P.M.Zandhuis en A. van Dongen, in tegenwoordigheid van de griffier A.T.J. Schnitzeler. De beslissing is op 9 juni 2022 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;

b. - de dagtekening;

c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. - de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

1 www.avalex.nl/kalender/

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.