2.1.
De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. [X] (D) is werkzaam in de accountancy- en belastingadviespraktijk. D verricht zijn werkzaamheden als maat in de [K] (de maatschap) en via de acht als eisende partijen aangeduide vennootschappen, waarvan hij onmiddellijk dan wel middellijk 100% aandeelhouder is (de vennootschappen). Een van de vennootschappen is de andere maat in de maatschap.
2. Op 10 februari 2017 heeft tussen D en [de Inspecteur], in verband met een bij D en de vennootschappen in te stellen boekenonderzoek, een bedrijfsgesprek plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit gesprek heeft [de Inspecteur], vooruitlopend op het boekenonderzoek, D bij e-mailbericht van 13 februari 2017 verzocht vóór 31 maart 2017 een aantal aangiften over de jaren 2014 en 2015 in te dienen en enkele vragen te beantwoorden. In dit bericht is vermeld dat na ontvangst van de aangiften en de antwoorden op de gestelde vragen de reikwijdte van het in te stellen boekenonderzoek zal worden bepaald.
3. Bij e-mailbericht van 12 mei 2017 heeft [de Inspecteur] aan D de reikwijdte van het boekenonderzoek medegedeeld en hem voorts verzocht aan te geven op welke van de in dit bericht voorgestelde data in juni 2017 het boekenonderzoek kan plaatsvinden.
4. Bij brief van 24 mei 2017 is aan D de reikwijdte van het boekenonderzoek bevestigd en is de aanvang van het boekenonderzoek aangekondigd voor 21 juni 2017 ten kantore van [belanghebbende]s. In deze brief is voorts aan D medegedeeld dat het boekenonderzoek eventueel naar andere jaren en belastingmiddelen kan worden uitgebreid.
5. Bij brief van 12 juni 2017 heeft D aan [de Inspecteur] bericht dat hij, anders dan [de Inspecteur] meent, wel op de e-mail van 12 mei 2017 heeft gereageerd. D heeft voorts gesteld dat hij in die reactie heeft aangegeven dat de aangekondigde reikwijdte van het boekenonderzoek niet strookt met de oorspronkelijke toezegging dat slechts één boekjaar geheel zou worden gecontroleerd. [De Inspecteur] heeft hierop niet gereageerd, aldus D. Gelet op de uitbreiding van de reikwijdte van het boekenonderzoek is meer tijd nodig om alle gevraagde stukken te verzamelen. D verzoekt [de Inspecteur] dan ook om uitstel tot in ieder geval 29 november 2017.
6. Op 19 juni 2017 heeft [de Inspecteur] D telefonisch bericht met het verzochte uitstel niet akkoord te gaan, nu immers de administraties binnen redelijke termijn controleerbaar dienen te zijn. Aan D is daarop voorgesteld het boekenonderzoek op 21 juni 2017 te starten met een informeel gesprek om de knelpunten rond het instellen van het boekenonderzoek en het ter beschikking stellen van de administraties te bespreken. D is niet op dit voorstel ingegaan.
7. [De Inspecteur] heeft D daarop bij brief van 21 juni 2017, onder vermelding van de contactmomenten die tot op dat moment hadden plaatsgevonden en de toepasselijke regelgeving, gewezen op diens plicht aan het boekenonderzoek mee te werken. [De Inspecteur] heeft zich voorts bereid verklaard de start van het boekenonderzoek nog één maal uit te stellen tot 17 juli 2017.
8. Op 17 juli 2017 is aan D een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Awr gegeven op de grond dat D weigert om binnen redelijke termijn mee te werken aan een boekenonderzoek en niet bereid is de administratie ter beschikking te stellen. De informatiebeschikking luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“(…) Ondanks het feit dat niet alle fiscale aangiften, waarvan de uiterste datum indiening is verstreken, zijn ingediend, heb ik u op 12 mei 2017 via e-mail alvast de reikwijdte van het boekenonderzoek meegedeeld. (…) De reikwijdte is als volgt vastgesteld:
- inkomstenbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015 van [D];
- vennootschapsbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015 van [L] Ltd;
- vennootschapsbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015 van [D] bv;
- omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 van [F] bv
- omzetbelasting over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 van [K]
- omzetbelasting over de periode 28 november 2014 tot en met 31 december 2016 van [E] bv;
- omzetbelasting over de periode 28 november 2014 tot en met 31 december 2016 van [I] bv;
- omzetbelasting over de periode 28 november 2014 tot en met 31 december 2016 van [J] bv;
- omzetbelasting over de periode 28 november 2014 tot en met 31 december 2016 van [H] bv en
- omzetbelasting over de periode 28 november 2014 tot en met 31 december 2016 van [G] bv
(…)
Aangezien u weigert binnen redelijke termijn mee te werken aan een boekenonderzoek en niet bereid bent de administraties van de wel ingediende aangiften ter beschikking te stellen, voldoet u niet aan de wettelijke informatie- en administratieplicht. (…)” ”
2.3.
De Inspecteur heeft in een brief met als onderwerp “uw afzegging van de afspraak om het boekenonderzoek uit te voeren”, met dagtekening 21 juni 2017, onderstaande opsomming gegeven van de contactmomenten tussen de heer [X] en de Inspecteur in de periode januari 2017 tot en met juni 2017. Voorts is in dezelfde brief het boekenonderzoek uitgesteld tot 17 juli 2017.
“- Medio januari 2017 heeft mijn collega de heer [C] telefonisch contact met u gehad over het bij u en uw vennootschappen in te stellen boekenonderzoek. Er is een afspraak gemaakt om op 3 februari 2017 een inleidend gesprek te houden wat, kort erna op uw verzoek, is verplaatst naar 10 februari 2017.
- Dit gesprek heeft plaats gehad op 10 februari 2017 en aanwezig waren u, mijn collega [M] en [C] .
- Naar aanleiding van dit gesprek zijn door de heer [C] op 13 februari 2017 via e-mail vragen gesteld over ingediende en in te dienen aangiftes. In de e-mail is expliciet vermeld dat na beantwoording (vóór 31 maart 2017) van de vragen en de indiening van de ontbrekende aangiftes de reikwijdte van het boekenonderzoek bepaald zal worden. De reikwijdte zal in een aankondigingsbrief bevestigd worden.
- Op 8 maart doet u per e-mail het verzoek de termijn voor het beantwoorden van de vragen en het indienen van de aangiften te verruimen naar 31 mei 2017.
- Op 24 maart heeft de heer [C] telefonisch met u gesproken en aangegeven dat uitstel van twee maanden tot 31 mei 2017 voor de Belastingdienst niet acceptabel is.
- Op 27 maart 2017 heeft u na e-mailcontact besloten toch de informatie conform afspraak (vóór 31 maart 2017) aan te leveren.
- Op 3 april 2017 ontvingen wij van u per e-mai! de antwoorden op de gestelde vragen. Daarnaast waren inmiddels diverse aangiften omzetbelasting van verschillende vennootschappen ingediend.
- Op 4 april 2017 meldt u vervolgens dat ook de aangifte vennootschapsbelasting 2015 van [L] Ltd. is ingediend.
- Op 10 april 2017 stuurt u een e-mail waarin u aangeeft dat u nog niet alle vragen heeft kunnen beantwoorden. U geeft aan dat alle administratie is bijgewerkt tot het jaar 2013. U zegde in deze e-mail tevens toe dat de aangiften 2014 van [D] B.V. inclusief cumulatieve correcties uiterlijk 14 april 2017 ingeleverd zou worden. De aangifte 2015 van [D] B.V. zou uiterlijk 18 april ingediend worden.
- Op 9 mei 2017 is u via e-mail verzocht om zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de heer [C] omdat ondanks uw toezegging van 10 april 2017 de aangiften vennootschapsbelasting 2014 en 2015 van [D] B.V. nog niet zijn ingediend.
- Op 11 mei geeft u per e-mail aan dat u tegenslagen heeft gehad met het vaststellen van de cumulatieve correcties. U geeft tevens aan dat er fouten in aangiftes zitten. Het is ons niet geheel duidelijk op welke aangiftes deze opmerking ziet. U eindigt uw e-mail met de zin "u ontvangt dit allemaal uiterlijk 19 mei 2017". Wij gaan ervan uit dat u doelt op de nog in te dienen aangiftes.
- Op 12 mei 2017 heeft de heer [C] u per e-mail reeds de voorgenomen reikwijdte van het onderzoek medegedeeld en u in de gelegenheid gesteld een voorkeur aan te geven voor controledata in de periode medio tot eind juni 2017. Daarnaast heeft hij u verzocht aan te geven op welk locatie het onderzoek kan plaatsvinden. U reageert dezelfde dag per e-mail en geeft aan dat u verbaasd bent dat de controleperiode ruimer zal zijn dat slechts één controlejaar. U geeft tevens aan dat u in dat geval meer tijd nodig heeft om de controle voor te bereiden.
- Op 24 mei hadden we nog steeds geen voorstel voor een controledatum van u ontvangen.
- Aangezien een aanvang met het boekenonderzoek gemaakt moet worden heeft de heer [C] u op 24 mei 2017 de officiële aankondigingsbrief gestuurd waarin als controledatum 21 juni 2017 is vastgesteld.
- Op 12 juni 2017 reageert u op de aankondigingsbrief. U geeft aan dat u gezien het feit dat de controle betrekking zal hebben op meer dan één controlejaar, u meer tijd nodig heeft ter voorbereiding van het onderzoek. U stelt voor de controle plaats te laten vinden op 29 november of 1 december 2017.
- Op 19 juni 2017 heeft u met mevrouw [N] telefonisch gesproken. Zij heeft u aangegeven dat het voor de Belastingdienst onacceptabel is het boekenonderzoek een halfjaar uit te stellen. Zij heeft u voorgesteld om toch op 21 juni 2017 bij elkaar te komen en te bespreken wat de knelpunten zijn in het ter beschikking stellen van de administraties ten behoeve van het onderzoek, ü heeft haar bij herhaling aangegeven te weigeren om met ons in gesprek te gaan op 21 juni 2017. Mevrouw [N] heeft u aangegeven dat u (zeker als accountant) weet dat een deugdelijke administratie de basis is voor het indienen van uw aangiftes. Aangezien u inmiddels vrijwel alle aangiftes heeft ingediend dienen deze administraties voor beschikbaarstelling aanwezig te zijn.”