Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHDHA:2019:130

Gerechtshof Den Haag
05-02-2019
06-02-2019
200.242.562/01
Civiel recht
Hoger beroep

Koopoptie van huurder in huurovereenkomst bedrijfspand. Huurder neemt in aanvaarding aanbod verhuurder financieringsvoorbehoud op. Voorbehoud is geen tegenvoorstel. Verhuurder veroordeeld tot medewerking aan koopovereenkomst.

Rechtspraak.nl
NJF 2019/156
TvHB 2019/16, UDH:TvHB/15597 met annotatie van S.H.W. Le Large

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.242.562/01

Zaaknummer rechtbank : C/10/543457/HA ZA 18-87

arrest van 5 februari 2019

inzake

Datacenter Beheer B.V.,

gevestigd te Capelle aan den IJssel,

appellante,

hierna: Datacenter,

advocaat: mr. J. Wind te Rotterdam,

tegen

1 [geïntimeerde 1],

gevestigd te [vestigingsplaats],

2. [geïntimeerde 2],

gevestigd te [vestigingsplaats],

geïntimeerden,

hierna gezamenlijk: [geïntimeerde],

advocaat: mr. P. van den Berg te Utrecht.

1 Het geding

Bij exploot van 10 juli 2018 is Datacenter in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 27 juni 2018. Bij memorie van grieven heeft Datacenter acht grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en een incidentele vordering ingesteld tot opheffing van het door Datacenter gelegde conservatoir beslag tot levering. Datacenter heeft een memorie van antwoord in het incident genomen. Vervolgens is arrest gevraagd.

2 Beoordeling van het hoger beroep

2.1

Het gaat in deze zaak om het volgende:

a. [geïntimeerde 1] is de beherend vennoot van [geïntimeerde 2]

Datacenter huurt van [geïntimeerde 2] circa 1.368,4 m² bedrijfsruimte op de begane grond en de eerste verdieping van het kantoorgebouw "[…]" gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: het kantoorgebouw).

Artikel 16 van de huurovereenkomst, met de aanhef: “Eerste recht van koop”, (hierna: de aanbiedingsregeling) luidt als volgt:

"Indien verhuurder gedurende de huurtijd (de verlenging daaronder begrepen), tot verkoop van het gebouw/gehuurde wil overgaan, is hij gehouden huurder daarvan bij aangetekend schrijven in kennis te stellen, die in dat geval vòòr ieder ander, het recht heeft het pand van verhuurder te kopen. Mochten partijen over de koopsom niet binnen 10 werkdagen tot overeenstemming komen dan is verhuurder vrij het gehuurde gebouw aan een derde te verkopen, doch zulks niet voor een lagere koopprijs dan waarvoor verkoper het gebouw/gehuurde heeft aangeboden aan huurder, tenzij huurder verhuurder schriftelijk heeft bericht hiermede in te stemmen.

Indien huurder van zijn recht tot koop gebruik maakt, zal de koopprijs dienen te worden voldaan bij het passeren der notariële akte van transport.

Huurder is gehouden om binnen een maand nadat partijen overeenstemming hebben bereikt over de koopsom, mee te werken aan het passeren der notariële akte van transport ten overstaan van een door koper aan te wijzen notaris."

De heer [X] (hierna: [X]) van BNP Paribas Real Estate Advisory Netherlands B.V. (hierna: BNP Paribas), de beheerder van het kantoorgebouw namens [geïntimeerde], heeft Datacenter bij brief gedateerd 18 mei 2017 het volgende bericht:

"Namens eigenaresse [geïntimeerde 1], beherend vennoot van de commanditaire vennootschap [geïntimeerde 2], beiden gevestigd te [vestigingsplaats], berichten wij u als volgt.

Eigenaresse wenst de grond inclusief opstal gelegen aan de [adres] te [plaats], kadastraal bekend gemeente […], sectie […], nummer […] en oppervlak van 41 are en 32 centiare (bijlagen 1 en 2) op korte termijn te verkopen.

Omdat in de huurovereenkomst gesloten op l juli 2008 een eerste recht van koop is overeengekomen (bijlage 3), kan eigenaresse pas tot vervreemding overgaan nadat huurder in de gelegenheid is gesteld het desbetreffende goed te verkrijgen. Gelet hierop biedt eigenaresse u middels deze brief voornoemde grond (inclusief opstal) te koop aan, tegen de volgende voorwaarden:

Koopsom: € 1.800.000,- kosten koper

Zegge één miljoen achthonderdduizend euro en nul eurocent

Zekerheidstelling: Waarborgsom ter grootte van 10% van de koopprijs zijnde € 180.000, - te storten op het rekeningnummer van instrumenterend notaris of af te geven ten kantore van instrumenterend notaris op uiterlijk dinsdag 23 mei 2017, 12.00 uur.

Transportdatum: vrijdag 16 juni 2017

Graag verneemt eigenaresse zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 10 werkdagen, uw schriftelijke bevestiging ondertekend door de tekeningsbevoegde bestuurder of u al dan niet bereid bent voornoemd registergoed te verkrijgen."

e) Datacenter heeft bij e-mail van 30 mei 2017 aan [X] en tevens bij

aangetekend verzonden brief als volgt gereageerd:

"Namens [geïntimeerde 2] ("[geïntimeerde]") hebt door middel van een brief, gevoegd bij een e-mail die wij op vrijdag 26 mei 2017 van u ontvingen, de grond met opstal aan de [adres] te [plaats] aan ons te koop aangeboden tegen een koopprijs van € 1.800.000.-- (voluit: één miljoen achthonderdduizend euro) kosten koper. De in uw brief vervatte vraag, of wij bereid zijn dit object van [geïntimeerde] te verwerven, beantwoorden wij hierbij bevestigend. Wij verzoeken u vriendelijk, [geïntimeerde] daarvan omgaand op de hoogte te brengen.

Wij aanvaarden het door [geïntimeerde] aan ons gedane aanbod onder het voorbehoud dat wij de genoemde koopprijs gefinancierd krijgen onder condities die ons passen, dit ter uitsluitende bepaling van ons. Wij zijn op dit moment druk doende met onderzoek naar het kunnen aantrekken van deze financiering en zullen [geïntimeerde] op dit punt zo spoedig mogelijk en in elk geval niet later dan op donderdag 8 juni 2017 uitsluitsel geven.

Mede met het oog op onze financieringsaanvraag verzoeken wij u ons binnen nu en enkele werkdagen namens [geïntimeerde] een concept voor de schriftelijke koopovereenkomst toe te zenden.

Wij zien uw nader bericht graag tegemoet."

Bij een WhatsApp-bericht van 5 juni 2017 heeft mevrouw [Y]

(hierna: [Y]) van Datacenter [X] gevraagd naar de stand van zaken en nogmaals verzocht om toezending van een concept overeenkomst. [X] heeft geantwoord dat hij in afwachting was van een reactie van [geïntimeerde].

Op 8 juni 2017 heeft [Y] telefonisch contact met [X] opgenomen. Eveneens op 8 juni 2017 heeft de advocaat van Datacenter BNP Paribas onder meer als volgt bericht:

"(...) De weigering, althans het nalaten, van [geïntimeerde] om dit concept toe te zenden maakt dat cliënte niet goed verder kan met haar financieringsaanvraag. Gesteld al dat hierdoor vertraging is opgetreden bij de uitvoering van de aanbiedingsregeling valt dat niet aan mijn cliënte te verwijten.

Cliënte verzoekt [geïntimeerde], haar omgaand schriftelijk de ontvangst van haar Aanvaardingsbrief te bevestigen en haar eveneens omgaand een concept-koopovereenkomst met betrekking tot het Registergoed toe te zenden.

Cliënte zal onmiddellijk na ontvangst daarvan met de grootst mogelijke spoed haar financieringsaanvraag verder laten behandelen. (...)

De advocaat van [geïntimeerde] heeft de advocaat van Datacenter bij brief van 12 juni 2017 medegedeeld dat de inhoud van de e-mail van 30 mei 2017 van Datacenter als tegenvoorstel kwalificeert en dat dat tegenaanbod door [geïntimeerde] is afgewezen.

i. Op 16 juni 2017 heeft Datacenter ten laste van [geïntimeerde] conservatoir beslag tot levering op het kantoorgebouw doen leggen.

2.2

In eerste aanleg heeft Datacenter gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

A. [geïntimeerde] te gebieden om binnen één kalendermaand, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, na het wijzen van het vonnis mee te werken aan het opmaken en ondertekenen van een schriftelijke koopovereenkomst met betrekking tot het kantoorgebouw:

i) in het kader waarvan [geïntimeerde] het kantoorgebouw aan Datacenter verkoopt en Datacenter dat gebouw van [geïntimeerde] koopt, tegen een koopprijs van € 1.800.000,-;

ii) die die bedingen dient te bevatten die in de markt gebruikelijk zijn bij de verkoop en koop van een met het kantoorgebouw vergelijkbaar registergoed en die, mede gelet op de hoogte van de koopprijs, redelijk zijn;

iii) die meer in het bijzonder, maar niet uitsluitend, het beding dient te bevatten dat [geïntimeerde] het kantoorgebouw aan Datacenter zal leveren vrij van hypotheken en beslagen of inschrijvingen daarvan of andere beperkte rechten; en

iv) die meer in het bijzonder, maar niet uitsluitend, het beding dient te bevatten dat Datacenter gedurende een periode van negen dagen na wederzijdse

ondertekening van de koopovereenkomst de bevoegdheid heeft om de

koopovereenkomst te beëindigen door middel van een tot [geïntimeerde] gerichte schriftelijke verklaring, als zij de aankoop van het kantoorgebouw niet

gefinancierd krijgt onder condities die haar passen, dit ter uitsluitende bepaling van Datacenter;

een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, voor ieder geval waarin [geïntimeerde] deze veroordeling niet of niet volledig mocht nakomen;

onder de voorwaarde dat de in onderdeel A van dit petitum bedoelde schriftelijke en namens partijen ondertekende koopovereenkomst onherroepelijk is geworden -

waartoe in elk geval noodzakelijk is dat Datacenter geen beroep meer kan

doen op het beding als bedoeld in onderdeel A sub iii) van dit petitum - [geïntimeerde]

te veroordelen:

i) tot levering van het kantoorgebouw aan Datacenter binnen 14

dagen nadat die koopovereenkomst onherroepelijk is geworden, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, voor ieder geval waarin [geïntimeerde] deze veroordeling niet of niet volledig mocht nakomen; en

ii) tot vergoeding van alle schade die Datacenter lijdt doordat [geïntimeerde]

de aanbiedingsregeling niet is nagekomen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

[geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties, daaronder begrepen de kosten van het conservatoire beslag.

2.3

De rechtbank heeft de vorderingen van Datacenter afgewezen en Datacenter in de kosten veroordeeld. Daartoe heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat Datacenter met haar bericht van 30 mei 2017 het aanbod van [geïntimeerde] niet heeft aanvaard, maar een tegenvoorstel heeft gedaan. Volgens de rechtbank was [geïntimeerde] op basis van de contractuele relatie tussen partijen niet gehouden met dat tegenvoorstel in te stemmen.

2.4

In hoger beroep vordert Datacenter vernietiging van het vonnis van de rechtbank en toewijzing van haar vorderingen in eerste aanleg, aangevuld met een vordering [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling aan Datacenter van wat zij op grond van het vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten in beide instanties.

2.5

Met grief I verwijt Datacenter de rechtbank dat zij heeft nagelaten bij de feiten te vermelden dat [X] in het telefoongesprek op 8 juni 2017 met [Y] heeft laten weten dat Datacenter nog dezelfde dag een waarborgsom van € 180.000,- bij de notaris zou moeten storten. Grief II is gericht tegen het oordeel van de rechtbank in r.o. 4.3 van het bestreden vonnis dat de reactie van Datacenter op het aanbod van [geïntimeerde] een afwijzing van dat aanbod inhield. Volgens Datacenter is tussen partijen een koopovereenkomst tot stand gekomen, althans had [geïntimeerde] haar in staat moeten stellen om het aanbod van [geïntimeerde] alsnog zonder financieringsvoorbehoud te aanvaarden. Met grief III komt Datacenter op tegen de overweging van de rechtbank (r.o. 4.3) dat het door Datacenter gemaakte financieringsvoorbehoud een zeer ingrijpende voorwaarde in het nadeel van [geïntimeerde] was, waarmee Datacenter van het aanbod van [geïntimeerde] afweek. Grief IV heeft betrekking op r.o. 4.5 van het vonnis, waarin de rechtbank overweegt dat Datacenter de keuze had om het aanbod van [geïntimeerde] te aanvaarden, te verwerpen of om een tegenvoorstel te doen, en geen aanspraak kon maken op een concept-overeenkomst voordat zij op het aanbod van [geïntimeerde] reageerde. Volgens Datacenter is met haar reactie op het aanbod van [geïntimeerde] een rompovereenkomst ontstaan en mocht zij vragen om een concept waarin die overeenkomst zou worden uitgewerkt. Grief V is gericht tegen de overweging in r.o. 4.6 van het vonnis dat ook uit de vordering van Datacenter valt af te leiden dat zij nog steeds niet bereid was het aanbod van [geïntimeerde] te aanvaarden. Deze overweging berust volgens Datacenter opnieuw op de onjuiste gedachte dat het maken van een financieringsvoorbehoud een afwijzing van het aanbod van [geïntimeerde] inhield. Grief VI bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde] op grond van de bestaande contractuele relatie tussen partijen niet gehouden was om met het financieringsvoorbehoud in te stemmen. Grief VII is een veeggrief en grief VIII is gericht tegen de kostenveroordeling.

2.6

[geïntimeerde] voert verweer en concludeert tot bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank en veroordeling van Datacenter in de kosten in hoger beroep.

2.7

In het incident vordert [geïntimeerde] een bevel aan Datacenter tot opheffing van het conservatoir beslag, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag met een maximum van € 500.000,- en met veroordeling van Datacenter in de kosten in het incident. Datacenter voert verweer en veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten.

2.8

Het hof zal direct uitspraak doen in de hoofdzaak, zodat de incidentele vordering van [geïntimeerde] tot opheffing van het conservatoir beslag geen afzonderlijke bespreking behoeft, en de vraag of deze vordering voor het eerst in hoger beroep, bij wege van incident kan worden ingesteld, buiten beschouwing kan blijven.

2.9

Datacenter heeft geen belang bij grief I, omdat het oordeel van het hof niet afhankelijk is van de (gestelde) mededeling van [X]. De overige grieven zal het hof samen behandelen. Deze grieven hebben betrekking op de vraag of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de koop en verkoop van het kantoorgebouw. Daarbij komt het aan op de zin die partijen over en weer aan de verklaringen of gedragingen van hun wederpartij in de gegeven omstandigheden mochten toekennen (artikel 3:35 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). In dit verband staat voorop dat het stellen van een nadere, niet uitdrukkelijk door partijen overeengekomen voorwaarde bij het uitoefenen van een koopoptie niet zonder meer impliceert dat daardoor van de optie wordt afgeweken, met het in artikel 6:225, eerste lid BW genoemde rechtsgevolg dat de optie als verworpen wordt beschouwd en een nieuw aanbod is gedaan. Of van het afwijken van een koopoptie sprake is, zal afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval, waaronder de inhoud en strekking van de optie en van de overeenkomst waarin zij is opgenomen en hetgeen daaruit voortvloeit ten aanzien van de uitoefening van de optie (Hoge Raad 23 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL3267).

2.10

Volgens de aanbiedingsregeling hebben partijen na de mededeling van [geïntimeerde] dat zij het kantoorgebouw wil verkopen 10 werkdagen om overeenstemming te bereiken over de koopprijs. De aanbiedingsregeling gaat er dus niet van uit dat Datacenter een aanbod van [geïntimeerde] slechts kan aanvaarden of verwerpen, maar dat partijen met elkaar in onderhandeling treden. Dat brengt mede dat [geïntimeerde] de reactie van Datacenter vanwege het daarin opgenomen financieringsvoorbehoud niet zonder meer kon opvatten als een afwijking van de koopoptie en daarmee als een nieuw aanbod in de zin van artikel 6:225, eerste lid BW.

2.11

In dit verband is verder van belang dat een financieringsvoorbehoud in onroerend goedtransacties niet ongebruikelijk is. Dat blijkt onder meer uit de door Datacenter genoemde ‘Model koopovereenkomst met betrekking tot bedrijfsonroerend goed’ (model 2014), vastgesteld door de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM, waarin een financieringsvoorbehoud is opgenomen (vgl. ook het door Datacenter genoemde arrest van dit hof van 14 februari 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:313). Niet ter zake doet dat [geïntimeerde] dit model zelf niet hanteert; het gaat erom dat uit het bestaan van dit model reeds blijkt dat een financieringsvoorbehoud niet ongebruikelijk is. Het door Datacenter gemaakte financieringsvoorbehoud kende bovendien een termijn van negen dagen, die zeker niet langer is dan gebruikelijk en ook niet onredelijk is. Het hof deelt dan ook niet de opvatting van de rechtbank dat het financieringsvoorbehoud zeer ingrijpend is, in het nadeel van [geïntimeerde]. Het financieringsvoorbehoud leidde er immers toe dat [geïntimeerde] slechts gedurende korte tijd in onzekerheid verkeerde over het doorgang vinden van de koop. Het verweer van [geïntimeerde] dat het door Datacenter gemaakte financieringsvoorbehoud “volstrekt ongebruikelijk” en “niet gangbaar” is, mist onderbouwing en stuit af op het voorgaande.

2.12

Gelet op de inhoud en strekking van de aanbiedingsregeling en het gebruikelijke en redelijke karakter van het financieringsvoorbehoud kan de reactie van Datacenter van 30 mei 2017 op het aanbod van [geïntimeerde] naar het oordeel van het hof worden gezien als een aanvaarding die niet van het aanbod van [geïntimeerde] afwijkt, of daar hoogstens op een ondergeschikt punt van afwijkt. Of van het eerste dan wel het tweede sprake is, kan in het midden blijven, omdat [geïntimeerde] pas op 12 juni 2017 aan Datacenter heeft medegedeeld dat zij de reactie van Datacenter van 30 mei 2017 vanwege het financieringsvoorbehoud als een tegenvoorstel kwalificeerde en dat tegenvoorstel afwees. Daarmee heeft [geïntimeerde] niet onverwijld bezwaar gemaakt tegen het financieringsvoorbehoud, zodat ook wanneer het financieringsvoorbehoud als een (ondergeschikte) afwijking van het aanbod moet worden gezien, de overeenkomst tot stand is gekomen overeenkomstig de aanvaarding van Datacenter, inclusief het financieringsvoorbehoud (artikel 6:225 BW, tweede lid BW). Daarbij neemt het hof in aanmerking dat partijen volgens de aanbiedingsregeling maximaal 10 werkdagen hebben om overeenstemming te bereiken over de koopprijs, en vervolgens maximaal één maand voor de overdracht. Tegen die achtergrond is een bezwaar na 12 dagen niet onverwijld.

2.13

Andere voorwaarden heeft Datacenter niet aan de aanvaarding van het aanbod verbonden, zodat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen inzake de koop van het kantoorgebouw voor een koopprijs van € 1.800.000,- kosten koper, onder de opschortende voorwaarde dat Datacenter erin slaagt binnen de genoemde termijn een (naar haar oordeel) passende financiering te verkrijgen. Het hof volgt niet het verweer van [geïntimeerde] dat tussen partijen in het geheel geen overeenkomst tot stand is gekomen, omdat het financieringsvoorbehoud een potestatieve (want slechts van de subjectieve wil van Datacenter afhankelijke) voorwaarde is. Uit de reactie van Datacenter van 30 mei 2017 volgt dat Datacenter zich wel wenste te binden, zij het onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van passende financiering.

2.14

[geïntimeerde] heeft verder aangevoerd dat Datacenter de benodigde financiering niet (tijdig) heeft kunnen verkrijgen. Het hof begrijpt dat [geïntimeerde] hiermee heeft willen betogen dat ook als zij destijds in 2017 haar verplichtingen was nagekomen, Datacenter niet binnen de door haar gestelde termijn van negen dagen de financiering rond had kunnen krijgen, zodat de overeenkomst dan toch niet tot een verplichting tot levering aan haar kant zou hebben geleid. [geïntimeerde] kan zich daar echter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op beroepen. Zoals Datacenter met juistheid heeft aangevoerd, is de gebruikelijke gang van zaken bij de koop van een onroerende zaak dat een koopovereenkomst wordt opgesteld, gevolgd door een notariële overdracht. Dat partijen een dergelijke gang van zaken in dit geval ook voor ogen heeft gestaan, blijkt uit de aanbiedingsregeling, waarin is bepaald dat de notariële akte van overdracht binnen een maand nadat partijen overeenstemming hebben bereikt over de koopprijs zal worden gepasseerd. Ondanks herhaald verzoek van Datacenter heeft [geïntimeerde] echter haar medewerking onthouden aan het opstellen van een koopovereenkomst, en zich in stilzwijgen gehuld totdat zij zich bij brief van 12 juni 2017 van haar advocaat op het standpunt heeft gesteld (zoals het hof hiervoor heeft vastgesteld: ten onrechte) dat in het geheel geen overeenkomst tot stand was gekomen. In die omstandigheden kon [geïntimeerde] niet van Datacenter verlangen dat zij zich inspande om de benodigde financiering te verkrijgen. Voor zover [geïntimeerde] heeft bedoeld te stellen dat zij haar medewerking niet hoefde te leveren omdat op voorhand vaststond dat Datacenter de benodigde financiering niet zou kunnen verkrijgen, heeft [geïntimeerde] deze stelling onvoldoende onderbouwd tegenover de gemotiveerde betwisting door Datacenter.

2.15

Uit het voorgaande volgt dat de grieven van Datacenter slagen. Voor bewijslevering ziet het hof geen aanleiding, bij gebreke van een voldoende specifiek en ter zake dienend bewijsaanbod van [geïntimeerde]. Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen en de vordering van Datacenter zoals geformuleerd onder A. en B. i) in eerste aanleg toewijzen, waarbij het hof voor de leveringstermijn van het kantoorgebouw uit zal gaan van de termijn van een maand genoemd in de aanbiedingsregeling (ter voorkoming van executiegeschillen gesteld op 30 dagen). Verder gaat het hof er bij de toewijzing van de vordering onder B. i), mede gelet op randnummer 42 van de dagvaarding in eerste aanleg, vanuit dat Datacenter in plaats van het beding onder iii) heeft bedoeld te verwijzen naar het financieringsvoorbehoud genoemd onder iv). De gevorderde dwangsommen zal het hof matigen tot € 5.000,- per dag, met een maximum van € 500.000,-.

2.16

Daarnaast heeft Datacenter onder B. ii) gevorderd om [geïntimeerde], onder de voorwaarde van totstandkoming van een onherroepelijke koopovereenkomst, te veroordelen tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat, die Datacenter heeft geleden als gevolg van de niet-nakoming van de aanbiedingsregeling door [geïntimeerde]. Datacenter heeft echter geen specifieke grief aangevoerd tegen de afwijzing van deze vordering door de rechtbank. Voor zover de veeggrief van Datacenter (grief VII) gezien moet worden als mede te zijn gericht tegen de afwijzing van deze vordering, gaat het hof daaraan voorbij, omdat Datacenter met deze grief en de gegeven toelichting voor [geïntimeerde] en het hof onvoldoende kenbaar heeft gemaakt op welke grond zij vernietiging van de afwijzing van deze vordering verlangt. In die omstandigheden is voor bewijslevering ten aanzien van de schade geen aanleiding.

2.17

Als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] in de kosten in beide instanties worden veroordeeld, inclusief de kosten van het door Datacenter gelegde conservatoir beslag.

2.18

Het voorgaande impliceert dat de incidentele vordering van [geïntimeerde] tot opheffing van het conservatoir beslag zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] in de kosten in het incident worden veroordeeld.

3 Beslissing

Het hof:

in de hoofdzaak:

- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank van 27 juni 2018;

en opnieuw rechtdoende:

- veroordeelt [geïntimeerde] om binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak mee te werken aan het opmaken en ondertekenen van een schriftelijke koopovereenkomst met betrekking tot het kantoorgebouw:

i) in het kader waarvan [geïntimeerde] het kantoorgebouw aan Datacenter verkoopt en Datacenter het kantoorgebouw van [geïntimeerde] koopt, tegen een koopprijs van € 1.800.000,-;

ii) die die bedingen dient te bevatten die in de markt gebruikelijk zijn bij de verkoop en koop van een met het kantoorgebouw vergelijkbaar registergoed en die, mede gelet op de hoogte van de koopprijs, redelijk zijn;

iii) die meer in het bijzonder, maar niet uitsluitend, het beding dient te bevatten dat [geïntimeerde] het kantoorgebouw aan Datacenter zal leveren vrij van hypotheken en beslagen of inschrijvingen daarvan of andere beperkte rechten; en

iv) die meer in het bijzonder, maar niet uitsluitend, het beding dient te bevatten dat Datacenter gedurende een periode van negen dagen na wederzijdse ondertekening van de koopovereenkomst de bevoegdheid heeft om de koopovereenkomst te beëindigen door middel van een tot [geïntimeerde] gerichte schriftelijke verklaring, als zij de aankoop van het kantoorgebouw niet gefinancierd krijgt onder condities die haar passen, dit ter uitsluitende bepaling van Datacenter;

een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, voor iedere dag dat [geïntimeerde] deze veroordeling niet of niet volledig nakomt, met een maximum van € 500.000,-;

- veroordeelt [geïntimeerde], onder de voorwaarde dat de hiervoor genoemde koopovereenkomst onherroepelijk is geworden, waartoe in elk geval noodzakelijk is dat Datacenter geen beroep meer kan doen op het beding bedoeld onder iv), tot levering van het kantoorgebouw aan Datacenter binnen 30 dagen nadat die koopovereenkomst onherroepelijk is geworden, op straffe van verbeurte van

een dwangsom van € 5.000,- per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, voor iedere dag dat [geïntimeerde] deze veroordeling niet of niet volledig nakomt, met een maximum van € 500.000,-;

- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in de hoofdzaak in beide instanties, aan de zijde van Datacenter begroot op € 501,- aan verschotten en € 1.086,- aan salaris advocaat in eerste aanleg, en op € 807,- aan verschotten en € 2.148,- aan salaris advocaat in hoger beroep, en op € 299,16 voor het conservatoire beslag;

- veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan Datacenter van al hetgeen Datacenter op grond van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank van 27 juni 2018 aan [geïntimeerde] heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van betaling door Datacenter tot aan de dag van terugbetaling door [geïntimeerde];

- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst de vorderingen af voor het overige;

in het incident:

- wijst de vordering af;

- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het incident, aan de zijde van Datacenter begroot op € 1.047,- aan salaris advocaat;

- verklaart dit arrest voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. P. Glazener, E.M. Dousma-Valk en J.W. Frieling en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2019 in aanwezigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.