Op 8 april 2018 vond in [plaats2] een voetbalwedstrijd plaats tussen [club1] en [club2] . Aangever speelde in het team van [club2] en verdachte speelde in het team van [club1] . Een aantal minuten voor het einde van de wedstrijd kreeg aangever van achteren een hoge bal toegespeeld, over de verdediging van [club1] heen. Aangever liep op de keeper van [club1] af. Verdachte heeft daarop een sliding ingezet op de doorgebroken aangever. Daarbij heeft verdachte aangever op zijn rechterenkel geraakt. Aangever is ten gevolge van deze actie van verdachte ten val gekomen en heeft een enkelfractuur en afgescheurde enkelbanden opgelopen. Aangever is na de wedstrijd overgebracht naar het ziekenhuis en is nog diezelfde dag geopereerd. Het letsel heeft voor aangever grote en langdurige gevolgen gehad voor zijn werkende, sportieve en privéleven.
In deze zaak is de centrale vraag of kan worden vastgesteld dat de verdachte de sliding tackle te laat en op te korte afstand heeft uitgevoerd, en zo ja, of hij daarbij de aangever opzettelijk (zwaar) lichamelijk letsel heeft willen toebrengen dan wel een aanmerkelijke kans op zulk letsel bewust heeft aanvaard ('op de koop toe heeft genomen').
Verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling is geweest om aangever letsel toe te
brengen. Ook uit de overige bewijsmiddelen is van vol opzet naar het oordeel van het hof niet gebleken.
Weliswaar blijkt uit zich in het strafdossier bevindende verklaringen dat, voorafgaand aan de overtreding van verdachte op aangever, aangever een overtreding op verdachte heeft
gemaakt waarvoor de scheidsrechter een vrije trap aan het team van verdachte ( [club1] )
heeft toegekend. Dat verdachte vervolgens, bij die eerdere overtreding, tegen aangever zou
hebben gezegd: "Wacht maar af, ik pakje nog terug”, is verklaard door aangever zelf en
twee spelers (de getuigen [getuige1] en [getuige2] ) van het team van aangever ( [club2] ),
terwijl verdachte met zoveel woorden heeft ontkend dat hij dit heeft gezegd. In elk geval kan naar het oordeel van het hof uit hetgeen zou zijn voorgevallen bij of meteen na die
eerdere overtreding niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat verdachte
(vervolgens) het volle opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever.
Het hof constateert dat verdachte heeft verklaard dat hij zich wel bewust was van de risico’s van een sliding tackle in het algemeen, maar dat het zijn bedoeling was om de bal te spelen en dat hij er zeker van was dat dit zou gaan lukken.
Het hof hecht daarnaast in het bijzonder waarde aan de verklaringen van de scheidsrechter. Vanuit zijn taak als scheidsrechter wordt hij bij uitstek geacht een objectieve en correcte waarneming te doen. De scheidsrechter heeft verklaard dat hij heeft waargenomen dat de verdachte de sliding heeft ingezet op een afstand van twee meter tot de aangever. Er was volgens de scheidsrechter ruimte om de sliding in te zetten, de bal was bereikbaar. Hij gaf de rode kaart louter en alleen omdat er sprake was van een situatie waarbij een doorgebroken speler met scoringskans onderuit werd gehaald. De timing van de sliding was verkeerd, maar de kracht van de sliding was niet dusdanig hoog dat er een rode kaart zou moeten volgen.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de actie van verdachte, voor zover deze op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld, een gedraging betrof die naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht is op het toebrengen van pijn of letsel aan het slachtoffer, dat verdachte zou moeten worden geacht dat gevolg bewust te hebben aanvaard. Van opzettelijk handelen is derhalve niet gebleken. Dit betekent dat het hof verdachte van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde zal vrijspreken.