De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw, die thans in een dienstverband van 66,67% werkzaam is, geacht kan worden om dat dienstverband uit te breiden tot 80%, zodat rekening kan worden gehouden met een inkomen op jaarbasis van € 35.239,- bruto.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de inkomsten van de vrouw uit haar logopediepraktijk van € 95,- bruto per maand.
De vrouw stelt dat niet van haar kan worden verwacht dat zij haar huidige dienstverband uitbreidt en dat daarom van haar feitelijke inkomen dient te worden uitgegaan.
De man stelt dat de rechtbank juist heeft geoordeeld. Hij is van mening dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud moet kunnen voorzien.
Het hof oordeelt als volgt. De vrouw is inmiddels 61 jaar oud en zij heeft enkele jaren geleden, nadat zij met instemming van de man de activiteiten in haar logopediepraktijk heeft afgebouwd, op latere leeftijd een carrièreswitch gemaakt en een baan in de zorg aanvaard. De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat deze baan, waarin zij gedurende onregelmatige werktijden zorgt voor demente bejaarden, zowel lichamelijk als geestelijk zwaar voor haar is. Het hof is op grond van deze omstandigheden van oordeel dat van de vrouw niet kan worden verwacht dat zij haar huidige dienstverband in de zorg uitbreidt. Het hof betrekt hierbij de omstandigheid dat de vrouw in haar huidige dienstverband recht heeft op een onregelmatigheidstoeslag waarmee haar inkomen substantieel wordt verhoogd. Om in een andere functie een hoger inkomen te behalen zou de vrouw dan aanzienlijk meer uren moeten gaan werken.
Het hof gaat daarom uit van het feitelijke inkomen van de vrouw uit haar dienstverband in de zorg van, gelet op de jaaropgaven in 2019, € 29.368,-. Uit de door de vrouw overgelegde aangifte inkomstenbelasting 2019 blijkt van een bedrijfsresultaat van de logopediepraktijk van de vrouw van € 1.430,- in genoemd jaar, van welk bedrag het hof uitgaat. In genoemde aangifte is voorts als inkomen van de vrouw uit overig werk opgenomen “PGB [D] ” € 1.480,-. Het hof is met de man van oordeel dat ook met dat bedrag als inkomen van de vrouw rekening moet worden gehouden. Gelet op de drie genoemde inkomensbestanddelen berekent het hof het netto besteedbaar inkomen van de vrouw op € 2.166,- per maand. Gelet op de eerdergenoemde huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw van € 3.023,- netto per maand bedraagt haar aanvullende behoefte € 857,- netto per maand, hetgeen volgens de berekening van het hof neerkomt op € 1.664,- bruto per maand.