De beoordeling
1. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de officier van justitie in strijd met artikel 7:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een aanvullend proces-verbaal niet heeft verstrekt, terwijl dit stuk wel in de beoordeling betrokken werd. Bovendien heeft de officier van justitie niet de gelegenheid geboden om op een hoorzitting op het aanvullend proces-verbaal te reageren. De kantonrechter heeft dit miskend.
2. Het hof stelt het volgende vast. De officier van justitie heeft in zijn beslissing overwogen dat uit de beschikbare informatie in het dossier is gebleken dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De officier van justitie verwijst hiervoor naar het bij de beslissing gevoegde aanvullende proces-verbaal. Er is niet gebleken dat de officier van justitie het aanvullend proces-verbaal alvorens de beslissing werd genomen reeds aan de gemachtigde had verstrekt. Daarnaast heeft de officier van justitie de gemachtigde ook niet de gelegenheid geboden om op een hoorzitting op het aanvullend proces-verbaal te reageren. Dit betekent dat de officier van justitie in strijd heeft gehandeld met artikel 7:18 en 7:9 van de Awb. Het hof zal doen wat de kantonrechter had behoren te doen. Dit betekent dat de beslissing van de kantonrechter vernietigd zal worden en met gegrondverklaring van het beroep daartegen ook de beslissing van de officier van justitie vernietigd wordt.
3. Ter beoordeling staat nu het beroep tegen de inleidende beschikking waarbij aan de betrokkene als kentekenhouder een sanctie is opgelegd van € 90,- voor: “stilstaan op een fietsstrook”. Deze gedraging zou zijn verricht op 3 mei 2017 om 10:00 uur op de Prins Hendrikkade in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
4.
Volgens de gemachtigde is het voertuig ten onrechte niet staandegehouden. Aangezien er een stilstaand voertuig werd waargenomen, was er eenvoudig staande te houden. De betrokkene ontkent dat het zijn voertuig betrof.
5. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
6. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“stilstaan op een fietsstrook”
7. In een aanvullend proces-verbaal van 2 december 2017 verklaart de ambtenaar – kort samengevat – het volgende. Op de pleegdatum zag de ambtenaar een bedrijfsauto stilstaan op een fietsstrook. Op de Prinshendrikkade is een fietsstrook waar veel fietsers en scooters rijden en regelmatig aanrijdingen plaatsvinden. Het is bijna onmogelijk om daar langere tijd stil te staan, omdat het verkeer erg druk is. De ambtenaar kon de betrokkene dan ook niet staande houden, omdat de verkeerssituatie dat niet toeliet.
8.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt zodat aan hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
9. Het hof oordeelt dat de door de ambtenaar opgegeven reden voor het niet staande houden van de bestuurder van het voertuig op zichzelf niet voldoende is voor de conclusie dat staandehouding niet reëel mogelijk is geweest. Er blijkt niet duidelijk waarom de verkeerssituatie ten tijde van de gedraging staandehouding niet toeliet en de ambtenaar heeft hier te weinig informatie over verschaft.
10. In dit geval moet het er derhalve voor worden gehouden dat de ambtenaar ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van de Wahv door de sanctie aan de kentekenhouder op te leggen. Aan die onjuiste toepassing verbindt het hof de consequentie dat de beschikking, waarbij de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder is opgelegd, moet worden vernietigd. Het hof zal beslissen als hierna vermeld. De overige bezwaren behoeven geen bespreking.
11. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 3 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 534,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 801.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 801.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Veenstra als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.