De vereniging behartigt de belangen van patiënten die problemen ervaren bij de vergoeding van afbouwmedicatie die afwijkt van de doseringssterkten- en vormen van tabel 2 en tabel 3. De kern van het standpunt van de vereniging in deze procedure is dat wanneer een arts het noodzakelijk vindt dat een patiënt afbouwt met doseringen die elke dag lager zijn (hierna: afbouw met dagdoseringen) in plaats van afbouw met weekdoseringen (zoals in tabel 2 en 3), VGZ de medicatie voor afbouw met dagdoseringen moet vergoeden. Meer specifiek gaat het dan om vergoeding van de zogenaamde taperingstrip. Die strip is ontwikkeld door de Regenboogapotheek. Een taperingstrip bestaat uit een rol met 28 steeds lagere dagdoseringen en wijkt bij de start al af van de startdosering van tabel 3 (die start bij de minimaal effectieve dosering).
VGZ weigert vergoeding van afbouwmedicatie met dagdoseringen (waaronder taperingstrips) omdat volgens VGZ niet wetenschappelijk is aangetoond dat een dergelijk afbouwschema effectief is en het dus niet kan worden beschouwd als rationele farmacotherapie.
2.6 Met de vorderingen in de bodemprocedure beoogt de vereniging, kort samengevat, dat VGZ gehouden is medicatie voor afbouw met dagdoseringen te vergoeden. Zij heeft gevorderd dat de rechtbank:
I. VGZ gebiedt om geneesmiddelen, die normaliter worden voorgeschreven in het kader van de behandeling van depressieve klachten, te vergoeden, ook indien het gaat om een magistrale bereiding van deze geneesmiddelen en het geneesmiddel in (tevens) deze sterkte is voorgeschreven door een arts in het kader van een afbouwtraject, mits het een geneesmiddel betreft waarvan een geregistreerde sterkte bestaat die behoort tot het verzekerde pakket op grond van de basisverzekering, voor alle verzekerden van VGZ, althans, subsidiair, verzekerden waarbij sprake is van een verhoogd risico voor onttrekkingsverschijnselen (ADS);
II. VGZ gebiedt om ten aanzien van geneesmiddelen bedoeld onder I., de kosten die betrekking hebben op de werkzaamheden van de apotheek met betrekking tot de magistrale bereiding en terhandstelling van dit geneesmiddel (de terhandstelling en de opslag voor de bereiding), volledig te vergoeden, voor alle verzekerden van VGZ, althans, subsidiair, verzekerden waarbij sprake is van een verhoogd risico voor onttrekkingsverschijnselen (ADS);
III. voor recht verklaart dat magistraal bereide afbouwmedicatie van geneesmiddelen die normaliter worden voorgeschreven in het kader van de behandeling van depressieve klachten en in die situatie behoren tot het verzekerde pakket, voldoet aan de eisen van rationele farmacotherapie, indien en voor zover de voorgeschreven dosering niet uitsluitend met geregistreerde sterktes van geneesmiddelen in dezelfde vorm als voorgeschreven kan worden bereikt, voor alle verzekerden van VGZ, althans, subsidiair, verzekerden waarbij sprake is van een verhoogd risico voor onttrekkingsverschijnselen (ADS);
IV. voor recht verklaart dat afbouwmedicatie als bedoeld onder I., II. en/of III. verzekerde zorg is en de vergoeding niet kan worden afgewezen door VGZ vanwege onvoldoende bewezen effectiviteit van afbouwmedicatie;
V. voor recht verklaart dat bij de afweging of aanspraak bestaat op vergoeding van een magistrale bereiding bij afbouwmedicatie van antidepressiva, VGZ de vergoeding niet mag weigeren omdat de sterkte van het magistraal bereide geneesmiddel ook door middel van een geregistreerd geneesmiddel in vloeibare vorm bereikt zou kunnen worden;
VI. voor recht verklaart dat voor de aanspraak op vergoeding van afbouwmedicatie voor antidepressiva niet als voorwaarde kan worden gesteld dat een verzekerde eerst het schema in tabel 3 moet hebben gevolgd;
VII. VGZ verbiedt als voorwaarde voor vergoeding van afbouwmedicatie te stellen dat de verzekerde eerst het schema in tabel 3 moet hebben gevolgd;
VIII. VGZ verbiedt om bij de beoordeling van de aanspraak op vergoeding van afbouwmedicatie, als voorwaarde te stellen dat voldaan moet zijn aan het criterium ‘meest economisch voor de zorgverzekering’, mits het gaat om een lagere sterkte dan het geregistreerde geneesmiddel en het geregistreerde geneesmiddel op grond van de basisverzekering wel voor vergoeding in aanmerking komt;
IX. VGZ veroordeelt tot betaling van een dwangsom aan de vereniging groot € 10.000,00 per dag of dagdeel dat VGZ na betekening van dit vonnis niet binnen een termijn van tien dagen na betekening van dit vonnis uitvoering heeft gegeven aan een verplichting waartoe VGZ op grond van dit vonnis is veroordeeld;
X. VGZ veroordeelt in de kosten van deze procedure, alsook in de nakosten.