GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
|
: Wahv 200.268.797/01
|
CJIB-nummer
|
: 217700996
|
Uitspraak d.d.
|
: 23 november 2020
|
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 13 september 2019, betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna: de betrokkene),
gevestigd te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is F.P.B. Waals, kantoorhoudende te Enschede.
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard.
De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “afslaan zonder richting aan te geven”. Deze gedraging zou zijn verricht op 14 juni 2018 om 14.58 uur op de Eerste Kade in Gouda met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
2. De gemachtigde stelt dat de betrokkene ten onrechte niet is staandegehouden. De ambtenaar heeft verklaard dat hij in burgerkleding op de fiets reed, maar dit betekent niet dat er geen mogelijkheid is om staande te houden. De gemachtigde heeft in dit verband diverse vragen opgeworpen over de omstandigheden ter plaatse en heeft een aantal scenario’s omschreven in welke gevallen staandehouding in onderhavige situatie wel mogelijk was. Er had, nu er zoveel onbeantwoorde vragen zijn, nadere informatie opgevraagd moeten worden bij de ambtenaar. De kantonrechter heeft dit miskend.
3. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorvoertuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik, verbalisant zag dat de bestuurder van het betrokken voertuig een mobiele telefoon in zijn of haar rechterhand had tijdens het rijden. Ik zag ook dat de bestuurder linksaf sloeg, zonder daarbij richting aan te geven. (…)
Rijrichting: Noothoven van Goorstraat (…)
Reden geen staandehouding: verbalisant was in burgerkleding gekleed en op de fiets. Derhalve was een staandehouding niet mogelijk.”
5. Uit de verklaring van de ambtenaar volgt dat er geen staandehouding heeft plaatsgevonden omdat de ambtenaar in burgerkleding was en op de fiets reed, terwijl de bestuurder van het voertuig ten tijde van de gedraging (weg)reed. Onder deze omstandigheden acht het hof voldoende aannemelijk dat de ambtenaar al fietsende het rijdende motorvoertuig niet heeft kunnen bijhouden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de door de gemachtigde gedane suggesties en mogelijke scenario’s onvoldoende concreet zijn en geen aanleiding geven tot het opvragen van meer informatie bij de betreffende ambtenaar. Aldus biedt de verklaring van de ambtenaar voldoende grond voor het oordeel dat zich in het onderhavige geval geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. De ambtenaar mocht daarom in dit geval volstaan met het bekeuren op kenteken.
6. Voor zover de gemachtigde nog heeft opgemerkt dat de ambtenaar blijkens de verklaring wel heeft kunnen zien dat de bestuurder een mobiele telefoon vasthield, maar niet wat het geslacht van de bestuurder is, overweegt het hof dat het feit dat de ambtenaar het geslacht van de bestuurder niet heeft geduid, niet van belang is voor de vraag of de onderhavige gedraging, afslaan zonder richting aan te geven, is verricht aangezien de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder is opgelegd.
7. Tot slot zijn de bezwaren van de gemachtigde gericht tegen de beslissing van de kantonrechter tot afwijzing van het verzoek om een proceskostenvergoeding en is in hoger beroep verzocht om een proceskostenvergoeding.
8. Gelet op wat het hof in het arrest van 28 april 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:3336) heeft overwogen, is er in dit geval geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarom hoeft het bezwaar tegen de beslissing van de kantonrechter op het verzoek om een proceskostenvergoeding geen bespreking. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen en het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding in hoger beroep afwijzen.