GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof 200.274.962/01 (hoofdzaak)
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 193178)
beschikking van 21 juli 2020
[verzoekster] (de moeder)
en
[verzoeker] (de vader van [de minderjarige3] en [de minderjarige4] ),
beiden wonende op een bij het hof bekend adres,
gezamenlijk verder te noemen: de ouders,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. M. Schlepers te Groningen,
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland, regio Noord (de GI),
statutair gevestigd te Arnhem, tevens gevestigd te Harderwijk,
verweerster in hoger beroep.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de heer en mevrouw [A] (de pleegouders van [de minderjarige1] ),
wonende op een geheim te houden adres;
de heer en mevrouw [B] (de pleegouders van [de minderjarige2] ),
wonende op een geheim te houden adres;
de heer en mevrouw [C] (de pleegouders van [de minderjarige3] ),
wonende op een geheim te houden adres;
de heer en mevrouw [D], (de pleegouders van [de minderjarige4] )
wonende op een geheim te houden adres.
1 Het verloop van het geding in hoger beroep
1.1Voor het verloop van het geding tot 7 mei 2020 verwijst het hof naar zijn (tussen)beschikking van die datum.
1.2Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de GI van 15 juni 2020 met productie(s);
- een faxbericht van mr. Schlepers van 29 juni 2020.
2 De motivering van de beslissing
2.1Aan het hof ligt voor de beschikking van 14 februari 2020 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van
- [de minderjarige1] ( [de minderjarige1] ), geboren [in] 2011,
- [de minderjarige2] ( [de minderjarige2] ), geboren [in] 2012,
- [de minderjarige3] ( [de minderjarige3] ), geboren [in] 2015, en
- [de minderjarige4] ( [de minderjarige4] ), geboren [in] 2017
in een voorziening voor pleegzorg is verlengd tot uiterlijk 3 september 2020.
2.2Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 7 mei 2020, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.3In die beschikking heeft het hof de GI verzocht om een schriftelijk verslag/een schriftelijke update over de gang van zaken met betrekking tot de terugplaatsing van de kinderen met inbegrip van informatie over de stappen die op dat moment (en in de weken ervoor) voor de terugplaatsing van de kinderen zijn gezet en nog moeten worden gezet, met de bepaling dat de diverse partijen/belanghebbenden daarop mogen reageren. Daarbij is overwogen dat de zaak daarna in beginsel op de stukken wordt afgedaan.
De GI heeft inmiddels nadere informatie verstrekt en de ouders hebben hierop gereageerd. Het hof acht, gelet hierop, een nadere mondelinge behandeling op dit moment niet noodzakelijk en overweegt als volgt.
2.4Uit de binnengekomen stukken blijkt dat de GI de resultaten uit de door [E] afgenomen beoordelingsboog en het daarbij gegeven advies goed heeft opgepakt en in goed overleg met de ouders heeft gedaan wat nodig en mogelijk is om samen met de betrokken hulpverlening tot een spoedige gefaseerde terugplaatsing van de kinderen te komen.
2.5Uit het verslag van de GI van 15 juni 2020 blijkt dat alle kinderen in juli 2020 thuis worden geplaatst of reeds zijn geplaatst. Verder blijkt dat de ouders in het begin zeer intensieve ondersteuning (tweemaal daags) wordt geboden. Naast de hulpverlening rond de kinderen, blijft de moeder ook haar begeleiding vanuit de WMO ontvangen. Er zal na een aantal weken worden geëvalueerd met de ouders, de GI en de betrokken begeleiding vanuit [F] , zodat het zorgaanbod indien nodig aangepast kan worden. Als dingen niet gaan zoals gehoopt of verwacht zal worden bekeken wat dan interventies of hulpmiddelen kunnen zijn om dit op te vangen en/of bij te sturen. De ouders hebben voldoende hulpverleners om zich heen om tijdig risico’s te signaleren en de hulpverlening kan worden opgeschaald wanneer dat nodig is. Er is door [F] op 26 mei 2020 samen met de ouders een veiligheidsplan gemaakt. Hierin staan afspraken over hoe de ouders om moeten gaan met eventuele spanningen (dit veiligheidsplan wordt op 25 augustus 2020 geëvalueerd).
2.6De ouders hebben het hof bij faxbericht van mr. Schlepers van 29 juni 2020 laten weten geen op- of aanmerkingen te hebben naar aanleiding van de nagekomen stukken van de GI. De ouders zijn bijzonder verheugd dat de kinderen weer thuis (zullen) zijn.
2.7Aldus is de situatie inmiddels zo dat de kinderen weer bij hun ouders kunnen wonen en dat zij naar verwachting binnenkort alle vier weer bij hun ouders teruggeplaatst zijn, ruim voor het einde van de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing. Het hof ziet nog wel reden om die machtiging te handhaven, omdat nu nog niet valt te voorzien op welk moment precies alle kinderen weer definitief thuisgeplaatst zullen zijn. Om de GI wat armslag te geven en de tijd te gunnen de benodigde hulpverlening in de thuissituatie goed te kunnen organiseren, acht het hof het wenselijk om de machtiging te laten doorlopen voor de duur waarvoor de kinderrechter deze heeft verleend. Dit staat niet in de weg aan de beëindiging van de uithuisplaatsing door de GI van alle kinderen voor het einde van deze termijn, want er is geen verplichting voor de GI om de machtiging tot 3 september 2020 ten uitvoer te leggen.
De bestreden beschikking zal dan ook worden bekrachtigd.
3 De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 14 februari 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, M.H.F. van Vugt en H. Phaff, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 21 juli 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.