Machtiging gesloten plaatsing per heden beëindigd. Opneming en verblijf in gesloten kader niet langer noodzakelijk. Risico van negatieve effecten te groot.
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 12 juli 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2 Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 25 juli 2018;
- het verweerschrift;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming van 30 juli 2018;
- een journaalbericht van mr. Schulte van 13 augustus 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Schulte van 14 augustus 2018 met productie(s);
- een brief van de GI van 14 augustus 2018 met productie(s).
2.2
Bij beschikking van 25 juli 2018 heeft het hof aan de Raad voor de Rechtsbijstand last gegeven mr. G.I.H. Schulte aan [verzoekster] toe te voegen als advocaat.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 20 augustus 2018 plaatsgevonden. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI zijn verschenen mevrouw
[B] en mevrouw [C] .
3 De feiten
3.1
[verzoekster] is geboren [in] 2004. De ouders van [verzoekster] zijn [D] en [E] .
3.2
Bij beschikking van 4 september 2008 is [verzoekster] (voorlopig) onder toezicht gesteld en is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, welke maatregelen nadien steeds zijn verlengd.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 19 februari 2013 zijn de ouders ontheven van het gezag over [verzoekster] en is Bureau Jeugdzorg Flevoland (thans de GI) benoemd tot voogdes.
3.4
De kinderrechter heeft met ingang van 20 juni 2018 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp betreffende [verzoekster] verleend voor de duur van vier weken.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 12 juli 2018 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [verzoekster] verleend met ingang van 18 juli 2018 voor de duur van zes maanden, tot (naar het hof begrijpt:) 18 januari 2019.
3.6
[verzoekster] heeft sinds haar uithuisplaatsing in 2008 op verschillende plekken gewoond. Eerst is zij geplaatst in een crisisplaatsing en van daaruit in een pleeggezin, waarna zij op
11 oktober 2014 is overgeplaatst naar een ander pleeggezin. Op 28 juli 2015 is zij vervolgens op een crisisplek van de [F] Stichting geplaatst. Tussen 18 september 2015 en 19 juli 2016 heeft [verzoekster] in [A] verbleven bij een behandelplek van [G] . Hierna heeft zij tot 18 mei 2017 in een gezinshuis in [H] gewoond, waarna zij is overgeplaatst naar een gezinshuis in [I] , bij de gezinshuismoeder.
3.7
Van 20 juni 2018 tot en met 2 juli 2018 is [verzoekster] gesloten geplaatst in [J]
( [K] ) en op 3 juli 2018 is [verzoekster] doorgeplaatst naar [L] in [A]
( [M] ), waar ze nu verblijft.
4 De omvang van het geschil
4.1
Het hof merkt allereerst op dat in de beschikking van 12 juli 2018 als zittingsplaats Utrecht staat genoemd, terwijl in het proces-verbaal van diezelfde datum Lelystad staat vermeld. Navraag bij de griffie van de rechtbank heeft geleerd dat de zittingsplaats Lelystad is geweest en het (naar het hof begrijpt) derhalve een beschikking van de rechtbank
[verzoekster] is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
[verzoekster] verzoekt het hof (naar het hof begrijpt:) het inleidend verzoek van de GI af te wijzen en de bestreden beschikking te vernietigen, en daarbij primair het verzoek tot verlening van de machtiging gesloten uithuisplaatsing af te wijzen, subsidiair de machtiging gesloten uithuisplaatsing in duur te beperken.
4.3
De GI voert verweer en verzoekt het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair ongegrond te verklaren met zoveel nodig bekrachtiging van de bestreden beschikking.
5 De motivering van de beslissing
5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jeugdwet (Jw) is [verzoekster] ontvankelijk in haar hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de in artikel 6.1.2 lid 3, lid 5 en lid 6 en artikel 6.1.10 lid 1 Jw gestelde formele eisen voor het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2 lid 1 Jw. De beschikking is ingevolge artikel 6.1.12 lid 1 Jw bij voorraad uitvoerbaar.
5.4
[verzoekster] is het niet eens met de gesloten uithuisplaatsing. Zij voert hiertoe
- kortgezegd - aan dat de gesloten jeugdzorg plaatsing een negatief effect heeft op haar ontwikkeling en dat er alternatieven zijn. De GI voert - kortgezegd - aan dat [verzoekster] zich goed inzet en de wil heeft om de dingen goed te doen, maar dat zij bij druk/stress problemen ervaart. [verzoekster] vertoont dan grensoverschrijdend gedrag, houdt zich niet aan de afspraken en kan moeilijk “nee” zeggen. De GI heeft ter zitting benadrukt dat het doel van de gesloten plaatsing voor [verzoekster] met name is om vanuit een situatie van rust, veiligheid en begrenzing aan zichzelf te werken door middel van therapie.
5.5
Het hof oordeelt dat de kinderrechter de machtiging gesloten jeugdhulp terecht heeft verleend. Uit de stukken en de behandeling ter zitting komt naar voren dat er ten tijde van de bestreden beschikking ernstige zorgen over [verzoekster] bestonden. Er was sprake van alcoholgebruik, (seksueel) grensoverschrijdend gedrag en schoolverzuim, waarbij niet duidelijk was waar [verzoekster] op die momenten verbleef en wat met zich bracht dat haar veiligheid niet kon worden gegarandeerd. Hoewel de rechtbank de machtiging tot gesloten plaatsing van [verzoekster] op juiste gronden heeft verleend, oordeelt het hof echter dat deze machtiging met ingang van heden dient te worden beëindigd. Het is het hof thans niet gebleken van zorgen die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten kader nog langer noodzakelijk zijn.
5.6
Uit het dossier valt af te leiden dat [verzoekster] kwetsbaar is op het gebied van haar stemming, verslavingsgevoeligheid en (seksuele) weerbaarheid en dat zij in haar leven veel tekort is gekomen wat betreft stabiliteit, structuur en geborgenheid. [verzoekster] heeft niettemin in het jaar voorafgaand aan de gesloten plaatsing een positieve ontwikkeling doorgemaakt in het gezinshuis, ze beschadigde zichzelf minder en ging weer naar school. Het ging zelfs zo goed dat [verzoekster] niet wist hoe ze met haar gevoelens in deze voor haar onbekende situatie om moest gaan. Dit in combinatie met onbegeleid contact met haar vader, het ontbreken van therapie en (gerichte) sturing en toezicht op school heeft volgens de gezinshuismoeder en [verzoekster] mede geleid tot een escalatie (gedurende een week) in juni, waardoor ze in een gesloten inrichting is geplaatst. [verzoekster] geef aan dat ze begrijpt dat ze aanvankelijk een ‘time out’ nodig had en dat ze daarvan erg is geschrokken en veel heeft geleerd. Ze begrijpt nu wat de gezinshuismoeder voor haar betekent en over heeft, en kan dit naar eigen zeggen nu pas op waarde schatten. [verzoekster] zou dan ook graag terug willen naar het gezinshuis in [I] en is van plan zich daar volledig te gaan inzetten.
5.7
Gebleken is dat [verzoekster] haar best doet op de groep en op grond van haar goede gedrag al veel vrijheden (op het gebied van verlof) heeft verworven. Hier heeft zij geen misbruik van gemaakt, aldus [verzoekster] . Ze geeft wel aan dat het haar veel energie kost om zich te handhaven binnen de gesloten inrichting en weerstand te bieden tegen verleidingen omdat ze in contact blijft komen met jongeren die veelal belast zijn met ernstige problematiek. Dit bezorgt haar veel stress en onrust. Daarbij vindt ze dat de zorg en begeleiding die zij nodig heeft haar op dit moment niet worden geboden nu er nog geen behandeling is opgestart - wat door de GI ter zitting is bevestigd - en haar (nog) geen passend onderwijs en leerwerk is aangeboden. Op deze manier haalt ze weinig uit haar dagbesteding. [verzoekster] erkent dat zij voor haar problematiek hulp/behandeling nodig heeft en heeft hier in het verleden ook altijd aan meegewerkt. Het is volgens haar niet noodzakelijk om deze behandeling vanuit een gesloten setting plaats te laten vinden.
5.8
Gelet op het ingrijpende vrijheidsbenemende karakter van de gesloten setting dient een dergelijke maatregel - mede in aanmerking genomen de nog zeer jeugdige leeftijd van [verzoekster] - niet langer te duren dan strikt noodzakelijk is. Het hof merkt allereerst op dat [verzoekster] al vaak van verblijfplaats is gewisseld, en dat zij ook in het gesloten kader na een verblijf van twee weken in [K] wederom is doorgeplaatst. Dit draagt niet bij aan het gevoel van veiligheid en rust dat [verzoekster] nodig heeft. Het hof is er verder niet van overtuigd dat [verzoekster] in [A] de begeleiding krijgt die ze nodig heeft. Bij de huidige stand van zaken schat het hof het risico van negatieve effecten op [verzoekster] van het laten voortduren van de gesloten plaatsing groter in dan het risico dat [verzoekster] zich in een open setting zal onttrekken aan de voor haar noodzakelijk geachte hulp of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Voorkomen moet worden dat nieuwe (gedrags)problemen gaan ontstaan, omdat [verzoekster] (te lang) op een voor haar niet (meer) passende plek zit. Het hof betrekt in zijn oordeel dat er nog geen gericht behandelplan is opgesteld (anders dan een verlofplan) en dat de noodzakelijk geachte therapie(ën) ook vanuit een ‘open’ setting zou(den) kunnen plaatsvinden, zoals door de GI ter zitting is bevestigd. De gezinshuismoeder heeft al een geschikte therapeut op het oog die [verzoekster] door middel van creatieve therapie kan helpen bij haar faalangst en het versterken van haar identiteit en zelfbeeld en die op korte termijn beschikbaar is. Het hof weegt ook mee dat de gezinshuismoeder bereid is om [verzoekster] , ondanks ‘de risico’s’, terug te nemen. Haar plek in het gezinshuis is echter niet eindeloos beschikbaar, waardoor het risico bestaat dat [verzoekster] na een langduriger verblijf in een gesloten setting opnieuw van woonomgeving zou moeten wisselen. Het hof acht dit niet in haar belang.
Het hof constateert dat [verzoekster] zich inmiddels open durft te stellen en gemotiveerd is om in het gezinshuis te blijven. Terugkeer naar het gezinshuis heeft daarnaast tot positief gevolg dat [verzoekster] haar schoolgang (direct) weer kan oppakken.
5.9
Alles in ogenschouw nemende overweegt het hof dat voortzetting van de gesloten plaatsing niet meer in het belang van [verzoekster] is. Het hof gaat ervan uit dat [verzoekster] heeft geleerd van wat er is gebeurd en dat zij er voldoende van doordrongen is dat zij deze tweede kans - om te laten zien dat zij in staat en bereid is om haar verblijf in het gezinshuis zoveel mogelijk te laten slagen en vanuit deze open setting aan zichzelf te werken - met beide handen moet aangrijpen om een terugval te voorkomen.
5.10
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover de daarin verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoekster] ziet op de periode tot heden en vernietigen voor zover deze ziet op de periode met ingang van heden, en in zoverre opnieuw beschikken dat het verzoek een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van [verzoekster] te verlenen alsnog zal worden afgewezen met ingang van heden.
6 De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrecht in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 12 juli 2018, voor zover deze zich uitstrekt over de periode tot heden;
vernietigt deze beschikking met ingang van heden en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoekster] te verlenen met ingang van heden tot 18 januari 2019 af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, G. Jonkman en C. Koopman, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 4 september 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: