In het tussenarrest is als vaststaand aangenomen dat [geïntimeerde] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden als gevolg van het feit dat hij op 4 juni 2018 op een werk te Middelburg tijdens het afdalen van een ladder is gevallen en daarbij op zijn linkerknie is terechtgekomen, waardoor de grieven 1 tot en met 5 falen.
Ten aanzien van de vraag of [X] aan haar zorgplicht heeft voldaan, is het volgende, overwogen:
“ [geïntimeerde] heeft ter betwisting van het gemotiveerde verweer van [X] dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan aangevoerd dat hij met beide handen vol de ladder is afgedaald. Het hof heeft ter zitting aan de orde gesteld of en zo ja, hoe het mogelijk is om met beide handen vol een ladder af te dalen. Volgens [X] is het onmogelijk om de desbetreffende ladder, die in een hoek van ongeveer 40 graden staat, af te dalen, zonder dat de handen de ladder vasthouden. De handen dienen zich om en om links en rechts te verplaatsen om af te dalen van de ladder, aldus [X] . [geïntimeerde] is op de mondelinge behandeling in hoger beroep niet verschenen, waardoor het hof geen antwoord hierop van hem heeft gekregen. Ook zijn advocaat heeft hierop geen antwoord kunnen geven op grond van informatie die hij van [geïntimeerde] had gekregen. Zijn advocaat heeft ter zitting enkel veronderstellingen (met een paar vingers de trap vasthouden en omhelzen van de ladder door [geïntimeerde] ) geuit. [geïntimeerde] is aldus in de gelegenheid gesteld om de door het hof gewenste inlichtingen te verstrekken en zijn betwisting van het verweer van [X] nader te motiveren, maar hij heeft daaraan niet voldaan. Het hof acht het verweer van [X] dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan daarom voorshands bewezen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is de stelling van [geïntimeerde] dat hij met beide handen vol de ladder is afgedaald ongeloofwaardig, omdat algemeen bekend is dat dat (fysiek) niet of nauwelijks mogelijk is. [geïntimeerde] zal overeenkomstig zijn aanbod in eerste aanleg, in aanmerking genomen de devolutieve werking van het hoger beroep, in de gelegenheid worden gesteld om tegenbewijs te leveren tegen het verweer van [X] dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Nu in dat verweer door [X] ervan uitgegaan wordt dat [geïntimeerde] met lege handen de trap is afgedaald, zal het tegenbewijs zich dienen te richten op de betwisting van [geïntimeerde] van dat verweer inhoudende dat hij met beide handen vol de ladder is afgedaald.
[geïntimeerde] werpt nog op dat [X] geen ongevalsrapportage direct na het ongeval en met betrokkenheid van [geïntimeerde] heeft opgemaakt, maar dat doet aan dit oordeel niet af (HR 15 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9051).”
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenarrest.