Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHAMS:2022:2192

Gerechtshof Amsterdam
26-07-2022
06-09-2022
200.298.878/01
Civiel recht
Hoger beroep

Inleidende dagvaarding met vordering op grond van art. 15 lid 1 aanhef en onder a, b, c en g AVG in plaats van verzoekschrift zoals bepaald in art. 35 lid 1 UAVG. Hof past art. 69 Rv toe.

Art. 35 lid 2 UAVG: verzoeker ondanks termijnoverschrijding ontvankelijk, omdat hij op het verkeerde been is gezet door geïntimeerde.

Art. 15 lid 1 en 3 AVG: verzoek deels toewijsbaar voor zover betreffende de persoonsgegevens van verzoeker.

Rechtspraak.nl
JBP 2022/146
JOR 2023/71 met annotatie van mr. N. Orlić

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.298.878/01

zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/684958 / HA ZA 20-584

beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 juli 2022

inzake

[appellant] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellant,

advocaat: mr. N. Bakker te Amsterdam,

tegen

TRAVELEX N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde,

advocaat: mr. R. Taal te Nijmegen.

Partijen worden hierna [appellant] en Travelex genoemd.

1 De zaak in het kort

[appellant] wilde in april 2018 een bedrag van € 5.000 in contanten omwisselen in Amerikaanse dollars bij een vestiging van Travelex in verband met een vakantie in de VS. Deze transactie werd geweigerd. [appellant] heeft Travelex herhaaldelijk verzocht om mededeling van de belastende gegevens, waarop deze weigering is gebaseerd. Travelex heeft niet aan zijn verzoeken voldaan, omdat zij zegt die gegevens niet te mogen meedelen op grond van wetgeving betreffende het voorkomen van witwassen en het financieren van terrorisme.

2 Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 4 augustus 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2021, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Travelex als gedaagde.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, tevens houdende vermeerdering van eis;

- memorie van antwoord.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 13 mei 2022 doen bepleiten, [appellant] door mr. Bakker voornoemd en Travelex door mr. Taal voornoemd en mr. D.S. Teitler, advocaat te Nijmegen, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. [appellant] heeft aan zijn pleitnota een productie gehecht.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en

− uitvoerbaar bij voorraad − alsnog zijn vorderingen zal toewijzen en Travelex zal veroordelen tot (terug)betaling van de proceskosten van de eerste aanleg, met rente, en in de kosten van het geding in beide instanties.

Travelex heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met − uitvoerbaar bij voorraad − beslissing over de proceskosten.

[appellant] heeft in hoger beroep bewijs van zijn stellingen aangeboden.

3 Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 de feiten vastgesteld. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en neemt het hof ook als vaststaand aan.

Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

3.1.

[appellant] heeft zich in april 2018 tot Travelex gewend om € 5.000 contant geld te wisselen voor Amerikaanse dollars wegens een vakantie naar de Verenigde Staten.

3.2.

Travelex heeft geweigerd om deze transactie uit te voeren.

3.3.

[appellant] heeft Travelex per e-mail van 13 april 2018 gevraagd waarom de transactie is geweigerd.

Travelex heeft hierop per e-mail van 26 april 2018 als volgt geantwoord, voor zover van belang:

Tot onze spijt moeten wij u berichten dat u ook in de toekomst geen transacties meer zult kunnen doen bij GWK Travelex.

Dit is de uitkomst van de beoordeling van gegevens (en eventuele bewijsstukken) over de transacties die u in het verleden heeft gedaan bij GWK Travelex.

De afdeling KYCSupportDesk van GWK Travelex volgt bij het beoordelen van klant-

documentatie strikt de richtlijnen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving waar wij als financiële instelling aan gehouden zijn.

De uitkomst van onze procedure is bindend, er is geen beroep mogelijk, en wij doen geen nadere mededelingen over de reden. (…)

3.4.

[appellant] heeft bij brief van 11 juli 2018 nogmaals navraag gedaan bij Travelex naar de reden waarom de transactie is geweigerd.

Travelex heeft bij brief van 16 juli 2018 als volgt geantwoord, voor zover van belang:

(…)

Travelex (…) heeft als financieel dienstverlener te voldoen aan een uitgebreid scala aan wet- en regelgeving betreffende het voorkomen van witwassen en het voorkomen van terrorismefinanciering. De kaders die hiervoor [hof: gelden] zijn onder meer terug te vinden in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (…) en de Wet op het financieel toezicht (…).

Gezien de dienstverlening, zoals deze thans wordt aangeboden, heeft Travelex een poortwachtersfunctie ten aanzien van de financiële sector. (…)

Ten aanzien van alle klanten wordt een wettelijk verplicht cliëntonderzoek uitgevoerd. Op grond van de uitkomsten van dit cliëntonderzoek kunnen en -waar van toepassing- moeten transacties geweigerd worden.

De uitkomst van het cliëntonderzoek en de eventuele reden(en) waarom een klant geen transacties meer mag/kan uitvoeren bij Travelex mogen wij op basis van het hierboven gestelde wettelijk kader dan ook niet meedelen aan de betreffende klant. (…)

Mocht u het, met de hierboven weergegeven onderbouwing, niet eens zijn, dan kunt u zich wenden tot het Klachteninstituut Financieel Dienstverleners, het Kifid. (…)

3.5.

Op 31 juli 2018 heeft [appellant] een klacht ingediend tegen Travelex bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (hierna: het Kifid) in verband met de geweigerde transactie. Daarbij heeft [appellant] verzocht te bepalen dat Travelex openheid van zaken dient te geven over de gegevens omtrent zijn persoon op grond waarvan zij weigert zaken met hem te doen en van wie die gegevens afkomstig zijn.

3.6.

Het Kifid heeft op 4 april 2019 uitspraak gedaan, inhoudende dat het Kifid de klacht niet kan behandelen omdat de klacht ziet op het weigeren om een rechts-verhouding aan te gaan. [appellant] heeft geen beroep ingesteld.

4 Beoordeling

4.1.

[appellant] vordert dat Travelex zal worden veroordeeld hem mee te delen welke belastende gegevens omtrent zijn persoon zich in haar administratie bevinden, alsmede van welke persoon of personen dan wel instelling(en) deze gegevens afkomstig zijn, op straffe van een dwangsom.

[appellant] heeft hiertoe de volgende gronden aangevoerd: strijd met de redelijkheid en billijkheid, strijd met het Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens (hierna: het EVRM) en onrechtmatige daad, waarbij onder meer een beroep wordt gedaan op het inzagerecht op grond van art. 15 Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG). De rechtbank heeft geconcludeerd dat de door [appellant] aangevoerde gronden zijn vordering niet kunnen dragen. De vordering is afgewezen en [appellant] is in de proceskosten met rente en nakosten veroordeeld.

Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met vier grieven op.

4.2.

In deze zaak zijn de volgende bepalingen van belang.

4.2.1.

De AVG houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

Artikel 12 (…) nadere regels voor de uitoefening van de rechten van betrokkene

(…)

3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene onverwijld en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van het verzoek krachtens de artikelen 15 tot en met 22 informatie over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. (…)

Artikel 15 Recht van inzage van de betrokkene

1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:

a. a) de verwerkingsdoeleinden;

b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;

c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;

d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;

e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;

f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;

g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;

h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.

2. (…)

3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.

4. (…)

Artikel 23 Beperkingen

1. De reikwijdte van de verplichtingen en rechten als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 (…) kan (…) worden beperkt door middel van Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepalingen die op de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker van toepassing zijn, op voorwaarde dat die beperking de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden onverlet laat en in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel is ter waarborging van:

a. a) de nationale veiligheid;

b) landsverdediging;

c) de openbare veiligheid;

d) de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;

e) andere belangrijke doelstellingen van algemeen belang van de Unie of van een lidstaat, met name een belangrijk economisch of financieel belang van de Unie of van een lidstaat, met inbegrip van monetaire, budgettaire en fiscale aangelegenheden, volksgezondheid en sociale zekerheid;

f) de bescherming van de onafhankelijkheid van de rechter en gerechtelijke procedures;

g) de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van schendingen van de beroepscodes voor gereglementeerde beroepen;

h) een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag in de in de punten a), tot en met e) en punt g) bedoelde gevallen;

i. i) de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen;

j) de inning van civielrechtelijke vorderingen.

2. De in lid 1 bedoelde wettelijke maatregelen bevatten met name specifieke bepalingen met betrekking tot, in voorkomend geval, ten minste:

a. a) de doeleinden van de verwerking of van de categorieën van verwerking,

b) de categorieën van persoonsgegevens,

c) het toepassingsgebied van de ingevoerde beperkingen,

d) de waarborgen ter voorkoming van misbruik of onrechtmatige toegang of doorgifte, e) de specificatie van de verwerkingsverantwoordelijke of de categorieën van verwerkingsverantwoordelijken,

f) de opslagperiodes en de toepasselijke waarborgen, rekening houdend met de aard, de omvang en de doeleinden van de verwerking of van de categorieën van verwerking, g) de risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen, en

h) het recht van betrokkenen om van de beperking op de hoogte te worden gesteld, tenzij dit afbreuk kan doen aan het doel van de beperking.

4.2.2.

Paragraaf 3.3 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevens-bescherming (hierna: UAVG) houdt, voor zover van belang, het volgende in.

Paragraaf 3.3. Rechtsbescherming

Artikel 34. Toepasselijkheid Algemene wet bestuursrecht bij beslissing van bestuursorganen.

Een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening wordt genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen en geldt, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 35. Toepasselijkheid burgerlijk recht bij beslissing van niet-bestuursorganen.

1. Indien de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 34 is genomen door een ander dan een bestuursorgaan, kan de belanghebbende zich tot de rechtbank wenden met het schriftelijk verzoek de verwerkingsverantwoordelijke te bevelen het verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening alsnog toe of af te wijzen.

2. Het verzoekschrift wordt ingediend binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verwerkingsverantwoordelijke. Indien de verwerkings-verantwoordelijke niet binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen heeft geantwoord, is de indiening van het verzoekschrift niet aan een termijn gebonden.

3. De rechtbank wijst het verzoek toe, voor zover zij dit gegrond oordeelt. Alvorens de rechtbank beslist, stelt zij zo nodig de belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijze naar voren te brengen.

4. De indiening van het verzoekschrift behoeft niet door een advocaat te geschieden.

5. De derde afdeling van de vijfde titel van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.

6. De rechtbank kan partijen en anderen verzoeken binnen een door haar te bepalen termijn schriftelijke inlichtingen te geven en onder hen berustende stukken in te zenden. De verwerkingsverantwoordelijke en belanghebbende zijn verplicht aan dit verzoek te voldoen. De artikelen 8:45, tweede en derde lid, en 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Voorts is in art. 41 UAVG de tekst van art. 23 AVG, voor zover van belang voor de beoordeling van deze zaak, opgenomen.

4.2.3.

De artikelen 16 en 23 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft), houden voor zover van belang, uitgaande van de tekst van art. 16 zoals die gold van 11 augustus 2016 tot en met 24 juli 2018, het volgende in.

Art. 16.

1. Een instelling meldt een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden, aan de Financiële inlichtingen eenheid.

2. Bij een melding als bedoeld in het eerste lid verstrekt de instelling de volgende gegevens:

a. de identiteit van de cliënt (…);

b. de aard en het nummer van het identiteitsbewijs van de cliënt (…);

c. de aard, het tijdstip en de plaats van de transactie;

d. de omvang en de bestemming en herkomst van de gelden, effecten, edele metalen of andere waarden die bij de transactie betrokken zijn;

e. de omstandigheden op grond waarvan de transactie als ongebruikelijk wordt aangemerkt;

f. een omschrijving van de desbetreffende zaken van grote waarde bij een transactie boven de € 15.000;

g. aanvullende, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, gegevens.

3. (…)

Art. 23.

1. Een instelling en de personen die werkzaam zijn voor een instelling zijn, behoudens voor zover uit deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit, verplicht tot geheimhouding jegens een ieder van:

a. een melding ingevolge artikel 16 door die instelling;

(…)

4.3.

[appellant] vordert bij inleidende dagvaarding dat Travelex meedeelt welke belastende gegevens over hem in haar administratie zich bevinden en van welke (rechts)persoon die afkomstig zijn. De juridische grondslag van deze vordering is gelegen in art. 15 lid 1 aanhef en onder a, b, c en g AVG. Bouman had echter ingevolge art. 35 lid 1 UAVG een verzoekschrift met deze strekking moeten indienen bij de rechtbank. Voorts is de rechtbank niet overgegaan tot herstel van de verkeerd ingeleide procedure overeenkomstig art. 69 Rv. Een en ander is ter zitting besproken, met als resultaat dat het hof met instemming van partijen de procedure als verzoekschriftprocedure voortzet op grond van het bestaande dossier.

4.4.

[appellant] had ingevolge art. 35 lid 2 eerste zin UAVG zijn verzoekschrift moeten indienen binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van Travelex van 16 juli 2018 naar aanleiding van zijn (herhaalde) verzoek van 11 juli 2018. De situatie van de tweede zin van deze bepaling doet zich niet voor, aangezien Travelex binnen de in art. 12 lid 3 AVG genoemde termijn van uiterlijk een maand heeft geantwoord. De inleidende dagvaarding van 14 mei 2020 is uitgebracht toen de termijn voor het indienen van een verzoekschrift (ruimschoots) was verlopen. Desondanks is het hof van oordeel dat [appellant] ontvankelijk is en wel om de volgende reden. Travelex heeft in zijn brief van 16 juli 2018 gemeld dat [appellant] zich kan wenden tot het Kifid als hij het niet eens is met haar standpunt. Daarmee is [appellant] op het verkeerde been gezet door Travelex, zoals blijkt uit de uitspraak van het Kifid van 4 april 2019. Onder deze omstandigheden kan de termijnoverschrijding [appellant] niet worden tegengeworpen.

4.5.

Aldus komt het hof toe aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek. Het verzoek zal worden afgewezen voor zover het betreft informatie naar aanleiding van [appellant] persoonsgegevens als bedoeld in art. 15 lid 1 AVG en het zal worden toegewezen, met aanvulling van rechtsgronden, voor zover het betreft zijn persoonsgegevens als bedoeld in art. 15 lid 3 AVG. Hierna wordt uitgelegd op welke gronden het hof tot dit oordeel is gekomen.

4.6.

Art. 15 AVG regelt het recht van inzage van de betrokkene en art. 23 AVG de beperkingen hierop. Met de Wwft is de richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PbEU L 309, de derde witwasrichtlijn), geïmplementeerd. De artikelen 16 (oud) en 23 Wwft houden een beperking in overeenkomstig art. 23 lid 1 AVG. De artikelen 16 (oud) en 23 Wwft laten de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden onverlet en vormen een noodzakelijke en evenredige maatregel ter waarborging van de openbare veiligheid, de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en vervolging van strafbare feiten, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid. Zie in dit verband de tweede alinea van punt 19 en punt 73 van de considerans van de AVG.

4.7.

Uit art. 23 lid 1 onder a Wwft volgt een op Travelex rustende verplichting tot geheimhouding van een melding ingevolge art. 16 (oud) Wwft. Indien Travelex de door [appellant] gevraagde gegevens, indien en voor zover die aanwezig zouden zijn bij Travelex, aan [appellant] zou hebben verstrekt, zou Travelex haar geheimhoudings-plicht hebben geschonden. [appellant] zou dan immers aan de hand van deze gegevens kunnen nagaan of Travelex (een) ongebruikelijke transactie(s) van hem heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen eenheid, overeenkomstig de op Travelex rustende verplichting om een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie te melden (art.16 (oud) Wwft).

Niet valt echter in te zien waarom Travelex een kopie van de verwerkte persoons-gegevens van [appellant] , zoals bedoeld in art. 15 lid 3 AVG, niet aan hem heeft verstrekt. Niet gesteld of gebleken is dat de weigering deze gegevens te verstrekken noodzakelijk was ter naleving van de geheimhoudingsplicht van art. 23 lid 1 onder a Wwft. Travelex heeft ter zitting in hoger beroep ook aangegeven dat zij deze gegevens zou hebben verstrekt, indien daarom en niet enkel om belastende gegevens was gevraagd.

Hieruit volgt dat het verzoek ten aanzien van de gevraagde belastende gegevens niet toewijsbaar is, maar wel ten aanzien van de verwerkte persoonsgegevens.

De door [appellant] aangevoerde gronden (strijd met redelijkheid en billijkheid, strijd met EVRM en onrechtmatige daad) kunnen niet tot een ander oordeel leiden.

4.8.

Uit het voorgaande volgt dat de grieven deels slagen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover het gaat over de gegevens als bedoeld in art. 15 lid 3 AVG en voor het overige worden bekrachtigd. Voor het opleggen van een dwangsom is geen (onderbouwde) reden aangevoerd. De aard van deze procedure verzet zich tegen een bewijsopdracht aan [appellant] . Hij heeft overigens ook geen stelling te bewijzen aangeboden, die, indien bewezen, tot een andere beslissing kan leiden.

Het hof ziet aanleiding de proceskosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De vordering tot terugbetaling van de betaalde proceskosten van de eerste aanleg door [appellant] zal daarom worden toegewezen.

5 Beslissing

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij het verzoek tot verstrekking van de persoonsgegevens als bedoeld in art. 15 lid 3 AVG is afgewezen,

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

veroordeelt Travelex om binnen twee weken na heden een kopie van de verwerkte persoonsgegevens aan [appellant] te verstrekken;

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;

bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep draagt;

veroordeelt Travelex tot betaling van € 1.945, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 19 oktober 2021 tot de dag van de algehele voldoening;

verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J. Oranje, J.W.M. Tromp en L. Alwin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.