2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak – voor zover in hoger beroep van belang – de volgende feiten vastgesteld:
“1. Bij notariële akte van 16 november 2015 heeft eiseres de eigendom verkregen van twee registergoederen, zijnde een schoolgebouw met conciërgewoning, gymnastiekzaal, erf, ondergrond en overige aanhorigheden alsmede van een recht van erfpacht van een perceel grond bestemd tot ontsluiting van het schoolgebouw. (…)
2. In de annex behorende bij de notariële akte staat het volgende opgenomen:
“Bij bovenstaande akte is aan overdrachtsbelasting verschuldigd:
- voor wat betreft het Schoolgebouw en de Ontsluiting:
i) ten aanzien van de conciërgewoning 2% over (32% van € € 3.125.000,-)
€ 1.000.000,-- of € 20.000,--
ii) ten aanzien van het Schoolgebouw en de Ontsluiting 6% over (68% van
€ 3.125.000,--) € 2.125.000,-- of € 127.500,--,
- voor wat betreft de Ontsluiting:
iii) 6% over de gekapitaliseerde erfpachtcanon ad € 392,60 (afgerond op € 350,--) of
€ 21,-- ,
tezamen € 147.521,--
In verband met de onderhavige levering zijn geen roerende zaken verkregen.
Kopers hebben aangegeven van mening te zijn dat over de gehele koopprijs een tarief van 2% verschuldigd zou zijn derhalve:
- Voor wat betreft het Schoolgebouw en de Ontsluiting:
2% over € 3.125.000,-- of € 62.500,--
- Voor wat betreft de Ontsluiting:
2% over de gekapitaliseerde erfpachtcanon ad € 392,60 (afgerond op € 350,--) of € 7,--,
tezamen € 62.507,--
Kopers zullen derhalve een bezwaarschrift indienen binnen de daarvoor geldende termijn.”
3. Op 17 november 2015 heeft de notaris de voornoemde akte ter registratie aangeboden en de aangifte overdrachtsbelasting gedaan.
4. In het aangiftebericht heeft de notaris de volgende passage opgenomen:
“(…) Kopers hebben aangegeven van mening te zijn dat over de gehele koopprijs een tarief van 2% verschuldigd zou zijn derhalve:
- voor wat betreft het Schoolgebouw en de Ontsluiting: 2% over € 3.125.000,-- of € 62.500,--;
- voor wat betreft de Ontsluiting: 2% over de gekapitaliseerde erfpachtcanon ad € 392,60 (afgerond op € 350,--) of € 7,--, tezamen € 62.507,--.
Kopers zullen derhalve een bezwaarschrift indienen binnen de daarvoor geldende termijn.”
5. Op 4 december 2015 is de verschuldigde overdrachtsbelasting aan de ontvanger betaald.
6. Op 16 maart 2016 heeft verweerder een brief van eiseres ontvangen. Verweerder heeft deze brief aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de op de aangifte voldane overdrachtsbelasting en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding.”
2.2.
Nu partijen tegen de feitenvaststelling van de rechtbank geen bezwaren hebben aangevoerd, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de feiten als volgt aan.
2.3.1.
De notaris heeft namens belanghebbende ter zake van de verkrijging van de goederen (onderdeel 1 rechtbankuitspraak) via de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) langs elektronische weg aangifte overdrachtsbelasting gedaan (als bedoeld in de artikelen 3, 7 en 7a Registratiewet 1970, 4 Uitvoeringsregeling Registratiewet 1970 en 21a Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994). De (elektronische) aangifte voor de overdrachtsbelasting bestaat uit een elektronisch afschrift van de akte, vergezeld van een elektronisch aangiftebericht (vermeld in onderdeel 4 van de rechtbankuitspraak). De annex behorende bij de notariële akte (vermeld in onderdeel 2 rechtbankuitspraak) wordt niet ter registratie aangeboden bij de KNB en maakt geen deel uit van de (elektronische) aangifte overdrachtsbelasting.
2.3.2.
Een notaris heeft bij het doen van aangifte overdrachtsbelasting langs elektronische weg de mogelijkheid om (namens de verkrijger) bezwaar te maken tegen de voldoening van overdrachtsbelasting op aangifte. Hiervoor moet in het aangiftesoftwareprogramma een vakje worden aangevinkt, waarop een scherm verschijnt, waarin het bestreden bedrag alsook de reden van het bezwaar moet worden vermeld. Deze bezwaarmogelijkheid staat alleen open voor de notaris. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
2.4.
Belanghebbende, althans haar gemachtigde, schrijft bij brief van 14 maart 2016 (ontvangen door de inspecteur op 16 maart 2016; zie onderdeel 6 rechtbankuitspraak) – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
Betreft: Bezwaar/verzoek inzake verlaging/teruggave overdrachtsbelasting
(…)
De onroerende zaken zijn op het moment van de levering te kwalificeren als woningen, echter ten onrechte is ten aanzien van een deel van de onroerende zaken 6% overdrachtsbelasting op aangifte voldaan in plaats van 2% overdrachtsbelasting.
(…)
Ter toelichting kan ik u nog het volgende melden:
(…)
Belanghebbende[] [heeft] dit overigens ten tijde van de levering ook aangegeven, echter de notaris heeft hieraan niet willen meewerken om hem moverende redenen, waarschijnlijk gelegen in een gebrek in zijn kennis. Wel [heeft] belanghebbende[] [haar] standpunt ter zake ten tijde van de levering reeds laten vastleggen in een annex bij de leveringsakte (…) waarin ook is vermeld dat kopers van mening zijn dat over de gehele koopprijs een tarief van 2 % verschuldigd zou zijn. In de annex wordt eveneens aangegeven dat ter zake een bezwaarschrift zal worden ingediend, welke annex tevens als bijlage bij de aangifte door de notaris is meegestuurd (…).”