2.4.2
Algemene vaststellingen
2.4.2.1 Algemene vaststellingen
Op 1 april 1993, omstreeks 00.45 uur, zijn aan de Ouderkerkerplas te Ouderkerk aan de Amstel twee mannen, [slachtoffer 2]6 en [slachtoffer 1]7 door afgevuurde kogels om het leven gebracht.8 Eén slachtoffer werd aangetroffen in een auto, het andere slachtoffer ernaast. Zowel de auto als de lichamen van de slachtoffers waren in brand gestoken. Op de plaats delict zijn hulzen en kogeldelen aangetroffen, waaruit blijkt dat er met een pistool en een revolver is geschoten.9 De betreffende auto was op 31 maart 1993 tussen 21.55 uur en 23.55 uur gestolen vanaf de Karel Lotsylaan te Amsterdam.10 In de nacht van 30 op 31 maart 1993, omstreeks 23.40 uur zijn schoten gehoord bij een viaduct nabij de Ouderkerkerplas en zijn hulzen aangetroffen.11 De onderzochte hulzen bleken afkomstig uit hetzelfde wapen als de hulzen die waren aangetroffen op de plaats delict.12
Op maandag 19 april 1993, omstreeks 21.45 uur, is aan de Joan Muyskenweg te Amsterdam (ter hoogte van het toenmalige Altea hotel) een man, [slachtoffer 5] , zittend in een auto door afgevuurde kogels om het leven gebracht.13
Op 9 mei 1993, omstreeks 00.03 uur, zijn aan de Plantin en Moretuslei te Antwerpen (België) een man en een vrouw, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , zittend in een auto met kogels beschoten, ten gevolge waarvan zij zijn overleden.14
In de betreffende periode (april-mei 1993) kenden [Jesse R.] en [Moppie R.] elkaar en gingen zij regelmatig met elkaar om.15
[Freek S.] ging in die periode frequent om met [Jesse R.]16 en hij kende [N.P. de B.] en [Moppie R.]17.
[N.P. de B.] is de neef van [Jesse R.] en ging in de betreffende periode met hem om.18
[N.P. de B.] ging ook om met [Moppie R.] en [Freek S.] .19
[Pinny S.] kende [Jesse R.] , [Moppie R.] , [N.P. de B.] en [Freek S.] .20
[Siegfried S.] , [Jesse R.] en [Moppie R.] kenden elkaar.21
De slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren ten tijde van hun moord bekenden van [Moppie R.] . [Moppie R.] heeft hen leren kennen via [Raymond V] , de broer van zijn toenmalige vriendin [E.V.] .22 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verbleven in de periode voorafgaand aan de op hen gepleegde moord in een woning van de familie [V.] [adres] . Ook [Moppie R.] woonde daar.23
[Moppie R.] kende het [slachtoffer 5] .24 [slachtoffer 5] had een relatie met [Pinny S.] , die in de betreffende periode als prostituee in de Stoofsteeg in Amsterdam werkte.25
Het [slachtoffer 3] was een bekende van [Cobra-betrokkene-1] .26 [Moppie R.] en [Jesse R.] waren in die periode bekenden van [Cobra-betrokkene-1] en gingen met hem om.27 [Siegfried S.] kende [Cobra-betrokkene-1] ook.28 [Siegfried S.] en [Cobra-betrokkene-2] waren bekenden van elkaar.29
2.4.2.2 Verklaringen getuigen in jaren ‘90
Door verschillende personen zijn in de verschillende zaken in de periode (relatief) kort na de moorden verklaringen afgelegd.
In het zaaksdossier Tanta is door de [Tanta-getuige-1] in 1996 aan politieambtenaren van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) verteld dat zij omstreeks april 1993 van [Raymond V] heeft gehoord dat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zou gaan doodschieten, dat hij dat samen met [Moppie R.] zou gaan doen en dat [Jesse R.] erbij betrokken is. Zij was erbij toen [Raymond V] en [Moppie R.] thuis kwamen en vertelden hoe een en ander gebeurd was.30
In het zaakdossier Opa is door de [Opa-getuige-1] in 1993 verklaard dat [Pinny S.] haar heeft verteld dat zij het plan had om [slachtoffer 5] dood te laten schieten, dat zij daartoe [Moppie R.] een geldbedrag had betaald, dat het op een zondag in Breukelen zou moeten gebeuren maar dat het op maandag bij het Altea hotel was gebeurd.31
In het zaaksdossier Cobra is in 1993 en 1994 door verscheidene getuigen verklaard dat [slachtoffer 3] een groot geldbedrag tegoed had van [Cobra-betrokkene-1] en dat hij op de avond van de moord geld van [Cobra-betrokkene-1] zou ontvangen.32 Ook is door ooggetuigen verklaard dat de moorden zijn gepleegd door een tweetal (donker gekleurde) mannen.33 In 1994 is door de [Cobra-betrokkene-2] verklaard dat hij in de avond van 8 mei 1993 op verzoek van [Jesse R.] met zijn auto richting Antwerpen is gereden, dat [Jesse R.] in een auto met (een) andere inzittende(n) naar Antwerpen is gereden, en dat hij [Jesse R.] rond middernacht aan de Keizerlei in Antwerpen weer heeft opgepikt.34 Door de getuige [R.B.] is in 1996 verklaard dat [Moppie R.] tegen hem gezegd heeft dat hij betrokken was geweest bij de moord op die man en die vrouw in Antwerpen en dat [Siegfried S.] en [Cobra-betrokkene-2] hen hadden doodgeschoten.35
Aldus kan worden vastgesteld dat reeds in de jaren 1993 – 1996 door personen die elkaar niet kennen en in zaken die voor het overige niet aan elkaar gerelateerd zijn, verklaard wordt over betrokkenheid van [Raymond V] , [Jesse R.] en [Moppie R.] in de zaak Tanta, van [Pinny S.] en [Moppie R.] in de zaak Opa en van [Cobra-betrokkene-1] , [Jesse R.] , [Moppie R.] , [Siegfried S.] en [Cobra-betrokkene-2] in de zaak Cobra.
2.4.2.3 Verklaringen getuigen [Peter La S. 1] en [getuige 1]
Vele jaren later verklaren de getuigen [Peter La S. 1] en [getuige 1] over hun wetenschap met betrekking tot de drie zaken.
[Peter La S. 1] heeft verklaard dat hij van [Jesse R.] heeft gehoord dat [Jesse R.] en [Moppie R.] betrokken waren geweest bij de liquidatie van twee Joegoslaven en dat de slachtoffers in brand waren gestoken.36
[getuige 1] heeft verklaard dat hij van [Moppie R.] heeft gehoord dat deze samen met [Jesse R.] betrokken was geweest bij het doodschieten van twee mannen, die daarna in brand waren gestoken.37
[Peter La S. 1] heeft verklaard dat hij van [Jesse R.] heeft gehoord dat hij [slachtoffer 5] met een machinepistool had doodgeschoten en dat [Freek S.] daarbij had gereden. Ook heeft hij verklaard dat een neefje van [Jesse R.] bij één van de liquidaties betrokken was en dat [Jesse R.] had gevraagd of hij, [Peter La S. 1] , dit neefje geestelijk bij kon staan; dit omdat deze aan het praten was en niet met zijn betrokkenheid bij de liquidatie om kon gaan. [Peter La S. 1] heeft verklaard dat [Jesse R.] hem dit neefje een keer heeft aangewezen en hij heeft later [N.P. de B.] herkend als dit neefje.38
[getuige 1] heeft verklaard dat hij van [Moppie R.] heeft gehoord dat [Moppie R.] en [Jesse R.] de vriend van een prostituee hadden geliquideerd.39
[Peter La S. 1] heeft verklaard dat [Jesse R.] hem heeft verteld dat hij in de organisatie van de liquidatie van twee mensen in Antwerpen had gezeten, dat de opdracht van [Cobra-betrokkene-1] kwam en dat het schieten door negers was gedaan.40 [getuige 1] heeft verklaard dat hij van [Moppie R.] had gehoord dat [Cobra-betrokkene-1] de opdrachtgever was van de liquidatie van een man en een vrouw in Antwerpen en dat “Oompje, wiens naam Sieg of Siegfried was” de liquidatie had uitgevoerd.
[getuige 1] heeft als getuige ter terechtzitting [Siegfried S.] herkend als de “Oompje” waarover hij sprak.41
Aldus kan worden vastgesteld dat door deze getuigen, onafhankelijk van elkaar en ook onafhankelijk van de getuigen die reeds in de jaren ’90 hadden verklaard, wordt verklaard over de betrokkenheid van [Jesse R.] en [Moppie R.] in de zaak Tanta, [Jesse R.] , [Freek S.] en [Moppie R.] in de zaak Opa, van [Cobra-betrokkene-1] , [Jesse R.] , [Moppie R.] en [Siegfried S.] in de zaak Cobra en van [N.P. de B.] bij één van deze liquidaties.
2.4.2.4 Telecomgegevens
Met betrekking tot telefoonnummers in de betreffende periode (maart-mei 1993) kan het volgende worden vastgesteld:
De autotelefoon met nummer [[]] (hierna: de *1810) werd gebruikt door [Jesse R.] en [Moppie R.] .42
De autotelefoon met nummer [[]] (hierna: de *2533) werd gebruikt door [Jesse R.] .43
De semafoon met nummer [[]] (hierna: de *5405) werd gebruikt door [Moppie R.] . Het hof leidt dit af uit het aantreffen van een briefje in de woning van [Moppie R.] [adres] waarop stond vermeld “Maup [...] pieper 58055405.”, in samenhang met het gegeven dat deze semafoon in korte tijd 227 keer vanaf de woning van [Moppie R.] wordt aangeroepen en met het feit dat uit het dossier blijkt dat [Moppie R.] regelmatig kort na dergelijke oproepen inbelt naar de aansluiting van [adres] .44
De autotelefoon met nummer [[]] (hierna: de *9952) werd gebruikt door [Freek S.] .45
De autotelefoon met nummer [[]] (hierna: de *2004) werd gebruikt door [Cobra-betrokkene-2] .46
Het telefoonnummer [[]] (hierna: de *9784) betrof de huislijn van [Pinny S.] . Het telefoonnummer [[]] (hierna: de *2618) betrof de huislijn van de ouders van [Pinny S.] .47
Het telefoonnummer [[]] (hierna: de *5007) betrof de huislijn van de familie [V.] [adres] tot 7 april 1993.48
Het telefoonnummer [[]] (hierna: de *1034) betrof de huislijn van de familie [V.] [adres] vanaf 7 april 1993.49
Het telefoonnummer [[]] (hierna: de *4087) betrof de huislijn van de ouderlijke woning van [N.P. de B.] .50
Het telefoonnummer [[]] (hierna: de *3664) betrof de huislijn van [Cobra-betrokkene-1] in [plaats] .51
De semafoon met nummer [[]] (hierna: *0555) werd gebruikt door [Cobra-betrokkene-1] .52 Het hof leidt dit af uit het aantreffen van deze semafoon in de slaapkamer van [Cobra-betrokkene-1] in samenhang met een notitie in de agenda van de partner van [Cobra-betrokkene-1] van dit nummer onder de aanduiding “HOR”, naar het hof begrijpt: [Cobra-betrokkene-1] .
Met betrekking tot de zaak Tanta kan worden vastgesteld dat de *1810 en de *2533 beide voorafgaand aan het schieten op 30 maart 1993 te 23.40 bij de Ouderkerkerplas zendmasten aanstraalden in Amsterdam, dat zij contact met elkaar hadden en dat zij ná het schieten tegelijkertijd dezelfde zendmast in Vinkeveen aanstraalden 53; de Ouderkerkerplas is gelegen tussen Amsterdam en Vinkeveen. Voorts straalden beide telefoons rond de diefstal van de Opel Kadett (op 31 maart tussen 21.55 en 23.55 uur op de Karel Lotsylaan te Amsterdam) zendmasten aan, binnen het bereik waarvan die locatie was gelegen. Tenslotte straalde de *1810 kort voor het tijdstip van de moord op 1 april 1993 te 00.45 uur bij de Ouderkerkerplas (te weten om 00.11 uur) een zendmast aan binnen het bereik waarvan die locatie was gelegen. Voorts zocht de *1810 op dat moment contact met de huistelefoon van de familie [V.] .54
Met betrekking tot de zaak Opa kan worden vastgesteld dat rond het tijdstip van de moord op 19 april 1993 te 21.45 uur aan de Joan Muyskenweg te Amsterdam, de *1810 en de *9952 zendmasten aanstraalden binnen het bereik waarvan ook de betreffende locatie gelegen was. Ook hadden beide telefoonnummers rond die tijd regelmatig onderling contact.55
De *1810 en de *9952 bevonden zich voorts op 18 april 1993 rond 18.00 uur beide binnen het bereik van een zendmast te Breukelen en hadden toen ook contact met elkaar. De *1810 had voorts op 18 april, 19 april en in de ochtend van 20 april 1993 contact met de huislijnen van [Pinny S.] en van de ouders van [Pinny S.] . De *9952 had op 18 april 1993 contact met de huislijn van [N.P. de B.] . De *9952 had kort voor het tijdstip van de moord op 19 april 1993 contact met de semafoon van [Moppie R.] , de *5405.56
Met betrekking tot de zaak Cobra kan worden vastgesteld dat met de *1810 op 15 april 1993 is uitgebeld naar het Belgische telefoonnummer van het slachtoffer [slachtoffer 4] .57 Voorts kan worden vastgesteld dat in de avond van 8 mei 1993 de *1810 contact had met de *2004. Ook kan worden vastgesteld dat de *1810 op 8 mei 1993 om 21.48 uur voor het laatst een zendmast aanstraalde en wel te Mijnsheerenland, ten zuiden van Rotterdam. De *2004 straalde op 8 mei 1993 voor het laatst een zendmast aan om 22.44 uur en wel te Breda. De *2004 straalde op 9 mei 1993 voor het eerst om 00.32 uur een zendmast aan en wel te Breda. Dit contact was met een semafoon, die wordt toegeschreven aan [Cobra-betrokkene-1] . De *1810 straalde op 9 mei 1993 voor het eerst om 00.37 uur een zendmast aan en wel te Breda. Zowel in de avond van 8 mei 1993 als in de vroege ochtend van 9 mei 1993 was er meermalen contact tussen de *1810 en de *2004 met de huislijn *1034 van de familie [V.] en de semafoon *5405.
De *1810 belde in de avond van 8 mei 1993 met verschillende telefoonnummers die in gebruik zijn bij personen die contacten van [Siegfried S.] en/of [Cobra-betrokkene-2] bleken te zijn.58
Ook zonder dat de precieze locaties van de gebruikte autotelefoons (ATF) kan worden vastgesteld, zonder dat de precieze identificatie van de bellers en/of gebelden mogelijk is, en zonder dat de inhoud van de contacten bekend is, rechtvaardigt het bovenstaande in ieder geval de navolgende conclusies:
- -
het gebruik van de ATF *1810 die in de betreffende periode door [Jesse R.] en [Moppie R.] werd gebruikt is steeds zowel wat tijdstippen als wat locaties betreft in verband te brengen met alle drie de zaken;
- -
in de zaak Tanta kan worden vastgesteld dat er rondom het tijdstip van de moorden contacten zijn tussen nummers die in verband kunnen worden gebracht met [Jesse R.] , [Moppie R.] en [Raymond V] ;
- -
in de zaak Opa kan ook het gebruik van de in die periode door [Freek S.] gebruikte ATF *9952 zowel wat tijdstippen als wat locaties betreft in verband worden gebracht met die zaak;
- -
in de zaak Opa kan worden vastgesteld dat er rondom het tijdstip van de moord contacten zijn tussen nummers die in verband kunnen worden gebracht met [Jesse R.] , [Moppie R.] , [Freek S.] , [Pinny S.] en [N.P. de B.] ;
- -
in de zaak Cobra kan worden vastgesteld dat er rondom het tijdstip van de moorden contacten zijn tussen nummers die in verband kunnen worden gebracht met [Jesse R.] , [Moppie R.] , [Cobra-betrokkene-1] , [Siegfried S.] en [Cobra-betrokkene-2] .
2.4.3
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande kan vastgesteld worden dat uit de getuigenverklaringen de namen van [Jesse R.] en [Moppie R.] als betrokkenen in alle drie de “93-zaken” naar voren komen. In de zaak Opa komen verder de namen van [Pinny S.] en [Freek S.] naar voren, terwijl de naam van [N.P. de B.] naar voren komt als betrokkene bij een liquidatie in één van de drie zaken. Vastgesteld kan verder worden dat genoemde vijf personen elkaar in de betreffende periode kenden en met elkaar omgingen, dat de bij [Jesse R.] , [Moppie R.] en [Freek S.] in gebruik zijnde autotelefoons in verband kunnen worden gebracht met de zaak Opa en dat rond het tijdstip van de moord op [slachtoffer 5] contacten zijn geweest tussen telefoonnummers die met de vijf genoemde personen in verband kunnen worden gebracht.
Vergelijkbare vaststellingen kunnen worden gedaan in de zaken Tanta en Cobra. Ook daar worden door getuigen namen genoemd van personen die betrokken zouden zijn geweest bij die zaken, kan worden vastgesteld dat die genoemde personen in de betreffende periode met elkaar omgingen, kan worden vastgesteld dat de bij [Jesse R.] en [Moppie R.] in gebruik zijnde autotelefoon in verband kan worden gebracht met die beide zaken en kan in beide zaken worden vastgesteld dat er rond de tijdstippen van de moorden contacten zijn geweest tussen telefoonnummers die met de genoemde personen in verband kunnen worden gebracht. Het hof acht de hiervoor weergegeven vaststellingen bijdragen aan het bewijs ten aanzien van [Pinny S.] . Ten aanzien van de vaststellingen die specifiek de zaak Opa betreffen, spreekt dat voor zich.
Er is daarnaast sprake van een patroon in de telecomgegevens dat de betrouwbaarheid en de bewijskracht van de door getuigen afgelegde verklaringen ten aanzien van de medeverdachten versterkt. Ook draagt dit zojuist vastgestelde patroon in versterkende zin bij aan de bewijswaarde van de telecomgegevens zoals die tot het bewijs van de aan de verdachte ten laste gelegde moord worden gebezigd. Daarbij worden de hiervoor reeds omschreven beperkingen van historische verkeersgegevens in het algemeen door het hof onderkend.
De vaststellingen die in het bijzonder de zaken Tanta en Cobra betreffen zijn aldus van belang voor het bewijs van de betrokkenheid van [Jesse R.] en [Moppie R.] bij alle drie de zaken in april/mei 1993 en daarmee ook voor de zaak Opa. Ook zijn zij van belang bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van hetgeen de getuigen [Opa-getuige-1] , [Peter La S. 1] en [getuige 1] omtrent [Jesse R.] en/of [Moppie R.] hebben verklaard. Tenslotte zijn de vaststellingen ten aanzien van het telefoonnummer *1810 in de zaken Tanta en Cobra van belang voor de betekenis die moet worden toegekend aan de vaststellingen ten aanzien van dat zelfde nummer in de zaak Opa.
Korte samenvatting hoofdstuk 2.4
Een gezamenlijke verkenning van de zaaksdossiers Tanta, Opa en Cobra (de zogenaamde ’93 zaken) leert het volgende:
- Reeds in de jaren ’90 wordt door getuigen verklaard over de betrokkenheid van [Raymond V] , [Jesse R.] en [Moppie R.] in de zaak Tanta, van [Pinny S.] en [Moppie R.] in de zaak Opa en van [Cobra-betrokkene-1] , [Jesse R.] , [Moppie R.] , [Siegfried S.] en [Cobra-betrokkene-2] in de zaak Cobra.
- Door de getuigen [Peter La S. 1] en [getuige 1] wordt vele jaren later, onafhankelijk van elkaar en ook onafhankelijk van de getuigen die reeds in de jaren ’90 hadden verklaard, verklaard over de betrokkenheid van [Jesse R.] en [Moppie R.] in de zaak Tanta, [Jesse R.] , [Freek S.] en [Moppie R.] in de zaak Opa, van [Cobra-betrokkene-1] , [Jesse R.] , [Moppie R.] en [Siegfried S.] in de zaak Cobra en van [N.P. de B.] bij één van deze liquidaties.
- In alle drie de zaaksdossiers kan op grond van telecomgegevens een verband worden gelegd tussen een door [Jesse R.] en [Moppie R.] gebruikte autotelefoon en de delicten. Ook kunnen daaruit onderlinge contacten tussen aan de verschillende verdachten toegeschreven telefoonnummers op relevante tijdstippen worden vastgesteld.