De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn behoudens het niet vermelden van een bepaalde omstandigheid (als bestreden door grief I waar het hof zonodig hierna op zal terugkomen) niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende ) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
ii. Vanaf 1 juli 2013 geldt in Amsterdam voor niet-parkeervergunninghouders zogenaamd digitaal parkeren (hierna ook als ‘kentekenparkeren’ aangeduid). Bij kentekenparkeren wordt de aangifte van parkeerbelasting gedaan door middel van het invoeren van het kenteken van het geparkeerde voertuig in parkeerapparatuur. Gelijktijdig met het doen van aangifte dient de parkeerbelasting te worden voldaan.
In het Uitvoerings- en Aanwijzingsbesluit op grond van de Verordening
Parkeerbelastingen 2017 en Parkeerverordening 2013 is onder meer het volgende
opgenomen:
“(...) Bij voldoening van de parkeerbelasting moet het kenteken worden opgegeven
van het in het betreffende gebied te parkeren voertuig. Daarnaast dienen de overige
voorschriften die op de/het door de gemeente uitgegeven parkeerkaart/betaalbewijs,
dan wel op de parkeerapparatuur zijn gesteld in acht te worden genomen; (...)“
ii. De controle op het betalen van parkeerbelasting wordt uitgevoerd met
behulp van een door de Gemeente ingehuurd bedrijf dat door middel van een
“scanauto” de kentekens van de geparkeerde auto’s registreert. De gescande
kentekens worden voordat zij naar het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten
(SHPV, hierna ook wel het Servicecentrum) worden verzonden, omgezet in een 40
karakters tellende versleutelde code. Het Servicecentrum beschikt niet over
kentekengegevens in onversleutelde vorm. De versleutelde kentekengegevens
worden opgeslagen in het Nationaal Parkeer Register. Deze gegevensverwerking
wordt op basis van een overeenkomst van dienstverlening tussen het Servicecentrum
en de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) door de RDW verricht.
Het Servicecentrum beschikt over gegevens waaruit blijkt of voor het voertuig, waarvan het kenteken is ingevoerd een parkeervergunning is afgegeven, dan wel parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2 onderdeel a, van de geldende Verordening Parkeerbelastingen op aangifte is voldaan. Indien er een parkeervergunning is afgegeven, dan wel de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan, worden de ingevoerde versleutelde kentekengegevens na 48 uur
verwijderd. Indien blijkt dat er geen parkeervergunning is afgegeven en de verschuldigde parkeerbelasting niet op aangifte is voldaan, wordt de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam met betrekking tot dat kenteken hierover geïnformeerd. De heffingsambtenaar vraagt vervolgens bij de RDW de gegevens van de kentekenhouder op en legt een naheffingsaanslag op.
iii. [appellant] , die niet over een parkeervergunning beschikt, parkeert een auto, waarvan hij kentekenhouder is, enkele keren per week in Amsterdam op een locatie waar voor het parkeren op dat tijdstip parkeerbelasting is verschuldigd. Hij voert bij het doen van aangifte van parkeerbelasting niet het (juiste) kenteken in. Hij betaalt daarbij naar zijn stelling wel de verschuldigde parkeerbelasting. Diverse keren heeft [appellant] als gevolg van deze handelwijze een naheffingsaanslag opgelegd gekregen. In een uitspraak van 30 januari 2015 heeft de bestuursrechter van de rechtbank Amsterdam het beroep van [appellant] tegen één van die naheffingsaanslagen gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd (ECLI:NL:RBAMS:2015:358). Er is tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel aangewend.