3.1
Het gaat in deze zaak – kort weergegeven - om het volgende:
a. De Eendragt was aanvankelijk een pensioenfonds en is met ingang van 1 januari 2006 omgevormd tot levensverzekeraar. De pensioenregeling van Parenco was van 1982 tot en met 31 december 2011 ondergebracht bij de Eendragt. Partijen hebben laatstelijk op 1 januari 2008 een nieuwe uitvoeringsovereenkomst (hierna UO) gesloten, op basis waarvan De Eendragt (na verlengingen van de overeenkomst) de pensioenregeling die Parenco met haar werknemers was overeengekomen tot en met 31 december 2011 uitvoerde. Op laatstgenoemde datum eindigde de UO.
b. Artikel 4.4 van de UO bepaalt welke mogelijkheden Parenco als verzekeringnemer had ter zake van het al dan niet overdragen van de bij De Eendragt verzekerde pensioenaanspraken van haar werknemers. Parenco heeft gekozen voor de in artikel 4.4 onder a van de UO geboden mogelijkheid die pensioenaanspraken in te brengen in de Solidaire portefeuille van De Eendragt. Die inbreng diende volgens genoemd artikel te geschieden “tegen de condities genoemd in artikel 7”.
c. Bijlage 1 bij de UO bevat een begrippenlijst. Daarin zijn onder meer de volgende begrippen gedefinieerd
- ( onder 1.10) VVV: voorziening verzekeringsverplichtingen berekend volgens bijlage 3;
- ( onder 1.15) Solidaire portefeuille: de Solidaire portefeuille van De Eendragt waarin de uitgestelde en ingegane pensioenen van niet actieven volgens deze uitvoeringsovereenkomst en reglement zijn ondergebracht;
- ( onder 1.16) Algemene Reserve Solidaire portefeuille: het bedrag dat De Eendragt heeft gereserveerd voor onder meer de voorwaardelijke toeslagen op de pensioenen in de Solidaire portefeuille.
d. Artikel 7 van de UO bepaalt voor zover van belang:
“Bij De Eendragt is voor niet-actieven een Solidaire portefeuille aanwezig. In deze portefeuille kunnen verzekerden worden ondergebracht van wie de deelneming aan de pensioenregeling is beëindigd en voor wie de verzekeringnemer de verschuldigde bijdrage aan de Algemene Reserve van de Solidaire portefeuille voldoet. (...)
Gedurende de looptijd van deze uitvoeringsovereenkomst worden de pensioenaanspraken c.q.
-rechten van verzekerden die pensioneren, met ontslag gaan of op andere wijze de deelneming aan de pensioenregeling van de verzekeringnemer beëindigen (...) ingebracht in de Solidaire portefeuille.
(...)
De overgang van de in dit artikel bedoelde pensioenaanspraken c.q. -rechten naar de Solidaire portefeuille geschiedt tegen 112% van de grondslagen omschreven in bijlage 3 (met uitzondering van de opslag langlevengarantie en solvency) indien deze overgang in enig boekjaar niet meer bedraagt dan 10% van de VVV in het depot van verzekeringnemer op 31 december van het voorafgaande boekjaar. Voor het deel dat laatstbedoelde overgang meer bedraagt dan 10% van de VVV van het voorafgaande boekjaar geschiedt de overgang tegen 130% van de grondslagen omschreven in bijlage 3 (met uitzondering van de opslag langlevengarantie en solvency). Indien de Algemene Reserve van de Solidaire portefeuille van De Eendragt minder bedraagt dan 30% van de VVV in de Solidaire portefeuille van De Eendragt, dan wordt het hiervoor bedoelde toeslagpercentage van 30 vervangen
door het lagere percentage.
De mogelijke inbreng van de in artikel 4.4 bedoelde pensioenaanspraken c.q. -rechten in de Solidaire portefeuille geschiedt tegen 128,2% van de grondslagen omschreven in bijlage 3 (met uitzondering van de opslag langlevengarantie en solvency). Indien bij de inbreng bedoeld in artikel 4.4 de Algemene Reserve van de Solidaire portefeuille van De Eendragt bedraagt minder dan 30% van de VVV in de Solidaire portefeuille van De Eendragt, dan wordt het hiervoor omschreven toeslagpercentage van 28,2 vervangen door 90% van het lagere percentage verhoogd met 1,2%-punten. Het restant van de depotbuffer verzekeringnemer komt vervolgens aan de verzekeringnemer ten goede.”
e. De Eendragt heeft ter zake van de inbreng door Parenco van haar portefeuille in de Solidaire portefeuille van De Eendragt (na correctie) een bedrag van
€ 4.192.001,-- ten laste gebracht van de bestemmingsreserve (de depotbuffer) van Parenco. Zij heeft dit bedrag – door partijen ook de dekkingsgraadopslag genoemd - als volgt berekend:
- eerste tranche 12 % van 10% van € 38.515.266,-- € 462.183,--
- tweede tranche (67.467.000/627.104.000 x 100% )
10,76 % van 90% van € 38.515.266,- € 3.729.818,--
----------------
totaal € 4.192.001,--
f. Op grond van art. 3:67 (oud) Wet op het financieel toezicht (Wft) jo. art. 121 lid 1 Besluit prudentiële regels Wft kan De Eendragt door De Nederlandsche Bank (DNB) verplicht worden om op grond van een toereikendheidstoets (TRT) een gedeelte van de algemene reserve (AR) van haar Solidaire portefeuille te bestemmen als extra buffer ter dekking van de zogenoemde harde pensioenrechten. In verband met de structureel lage rentestand en de gestegen leeftijdsverwachting van haar verzekerden heeft De Eendragt voor het eerst in het jaar 2010 een bedrag van € 53.576.000,-- van haar AR moeten afscheiden als beklemd vermogen. Dit betekent dat het vrij beschikbare deel van de AR van De Eendragt, die zonder aftrek uit hoofde van de TRT ultimo 2010 € 67.467.000,-- bedroeg, in de jaarrekening van De Eendragt over 2010 werd verminderd tot € 13.891.000,--. Het bedrag van het beklemde deel van de AR werd in die jaarrekening 2011 toegevoegd aan de Voorziening Verzekeringsverplichtingen (VVV), welke voorziening in de jaarrekening aldus werd verhoogd van € 627.104.000,-- tot € 680.680.000,--.
g. De VVV van Parenco bedroeg ultimo 2010 € 38.515.266,--. Daarin was geen toevoeging begrepen voor een beklemde buffer.
3.2
Parenco vordert in deze procedure (in conventie) veroordeling van De Eendragt tot betaling aan haar van € 3.450.968,-- ter zake van teveel betaalde inbreng, alsmede van € 6.675,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, als nader omschreven in de inleidende dagvaarding. Parenco heeft de door haar verschuldigde dekkingsgraadopslag berekend als volgt:
- eerste tranche 12% van 10% van € 38.515.266,- € 462.183,--
- tweede tranche (13.891.000/680.680.000 x100%)
2,04 % van 90% van € 38.515.266,- € 708.681,--
-----------------
totaal € 1.170.864,--.
Parenco stelt ter onderbouwing van haar vordering dat De Eendragt bij de berekening van de bijdrage (dekkingsgraadopslag) die Parenco verschuldigd was bij de inbreng van haar VVV in de Solidaire portefeuille van verkeerde cijfers is uitgegaan. Volgens haar moet worden uitgegaan van de cijfers zoals die in het jaarverslag van De Eendragt zijn gepresenteerd (dus na correctie als gevolg van de TRT) en niet, zoals De Eendragt heeft gedaan, van cijfers waarin met de gevolgen van de TRT geen rekening is gehouden.
3.8
Voor de beantwoording van de vraag op welke grondslagen de dekkingsgraadopslag, die Parenco verschuldigd was, moet worden vastgesteld, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het bepaalde in artikel 7 van de UO mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, zoals de kantonrechter ook heeft overwogen. Nu het desbetreffende artikel verwijst naar de in bijlage 3 van de UO genoemde grondslagen moet er van worden uitgegaan dat partijen de bedoeling hebben gehad niet alleen bij de vaststelling van de verschuldigde premie maar ook bij de berekening van de dekkingsgraadopslag uit te gaan van de in bijlage 3 genoemde grondslagen. Daarbij is mede van belang dat De Eendragt, naar zij onweersproken heeft gesteld, ook bij de overgang van individuele verzekerden van Parenco naar de Solidaire portefeuille van De Eendragt (verzekerden die met pensioen gingen, vertrokken bij Parenco of arbeidsongeschikt werden), de door Parenco te betalen bijdrage steeds (sinds 1982) op basis van de grondslagen van bijlage 3 heeft berekend. Artikel 7.1 van de UO hanteert dezelfde berekeningsmethodiek voor de inbreng in de Solidaire portefeuille van De Eendragt in individuele gevallen. Overigens leidt bedoeld ingrijpen van de Wft-wetgever en de op basis daarvan door DNB gegeven aanwijzing slechts tot een bevriezing van een gedeelte van de AR maar niet tot een verlaging daarvan en dus ook niet tot een verhoging van de VVV, zoals geldend in de rechtsverhouding tussen Parenco en De Eendragt. De wijze waarop de Eendragt de gevolgen van de TRT in haar jaarrekening heeft verwerkt (door de AR te verlagen en de VVV te verhogen) is dus ongelukkig geweest, maar kan niet leiden tot de door Parenco gewenste interpretatie van de UO en bijlage 3 daarbij.