GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.139.490/01
Beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 juni 2014
inzake het verzoek als bedoeld in artikel 7:907 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van:
-
STICHTING BEHEER DEELNEMERSGELDEN IN B/V-FONDS, gevestigd te Rotterdam,
-
STICHTING DES CENTRUM, gevestigd te Nijkerk,
3. BAYER AG, gevestigd te Leverkusen, Duitsland,
4. BAYER B.V., gevestigd te Mijdrecht,
5. BROCACEF B.V., gevestigd te Maarssen,
6. CENTRAFARM B.V., gevestigd te Etten-Leur,
7. DAGRA B.V., gevestigd te Amsterdam,
8. ALLIANCE HEALTHCARE NEDERLAND B.V., gevestigd te Veghel, rechtsopvolgster van Interpharm B.V.,
9. E. MERCK B.V., gevestigd te Amsterdam,
10. MEDIQ PHARMA B.V., gevestigd te Utrecht,
rechtsopvolgster van OPG Groothandel B.V.,
11. MEDIQ N.V., gevestigd te Utrecht,
rechtsopvolgster van OPG Groep N.V., B.V. Pharbita en Pharmachemie B.V.,
12. ABBOTT B.V., gevestigd te Hoofddorp,
rechtsopvolgster van Solvay Pharma B.V.,
13. ABBOTT HEALTHCARE PRODUCTS B.V., gevestigd te Weesp,
rechtsopvolgster van Solvay Pharmachemie B.V.,
14. UCB S.A., gevestigd te Brussel, België,
14. UCB PHARMA B.V., gevestigd te Breda,
en de verzekeringmaatschappijen:
16. ACE EUROPEAN GROUP LIMITED, gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
16. ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Apeldoorn,
16. AEGON SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Den Haag,
16. ALLIANZ BENELUX N.V., gevestigd te Brussel, België, rechtsopvolgster van AGF Belgium Insurance N.V.,
16. ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Rotterdam,
16. AMLIN EUROPE N.V., gevestigd te Amstelveen en Brussel, België, voorheen handelend onder de naam Fortis Corporate Insurance N.V.,
16. BALOISE INSURANCE N.V., gevestigd te Brussel, België
rechtsopvolgster van Avero Belgium Insurance N.V.,
23. AXA BELGIUM N.V., gevestigd te Brussel, België,
rechtsopvolgster van Winterthur Europe Verzekeringen N.V.,
24. DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Amsterdam, tevens rechtsopvolgster van Erasmus Verzekeringen B.V. en De Noord- en Zuid-Hollandsche Lloyd,
24. FIDEA N.V., gevestigd te Antwerpen, België,
24. HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V., voorheen HDI Verzekeringen N.V., gevestigd te Rotterdam, mede namens de door H.J. Roelofs Assuradeuren vertegenwoordigde maatschappijen,
24. LONDON VERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Amsterdam,
24. NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ N.V., gevestigd te Den Haag, mede namens de onder haar ressorterende werkmaatschappijen,
24. NATIONALE SUISSE SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Brussel, België,
24. REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Utrecht, rechtsopvolgster van Axa Schade N.V. en Winterthur Schadeverzekering Mij. N.V.,
24. ZÜRICH VERSICHERUNG-GESELLSCHAFT A.G., gevestigd te Zürich, Zwitserland, met kantoor te Den Haag onder de naam Zürich Insurance Plc Netherlands Branch en te Brussel onder de naam Zürich Insurance Plc Belgium Branch,
6 De overeenkomst
6.1
Overeenkomst DES-II strekt tot vergoeding van schade die, kort gezegd, door vroeggeboorte in verband met DES-gebruik is ontstaan. De personen bij wie de schade is veroorzaakt zijn kleinkinderen van vrouwen die DES tijdens de zwangerschap hebben gebruikt, een en ander als nader omschreven in artikel 1 van overeenkomst DES-II.
Partijen - art. 7:907 lid 1 en lid 3, aanhef en onder f, BW
6.2
Verzoekster 2, Stichting DES Centrum, behartigt reeds meer dan twintig jaar de belangen van DES-benadeelden en geniet daarvoor landelijke bekendheid. Bij het indienen van het verzoek stonden ongeveer 17.000 personen bij haar geregistreerd. Voor zover bekend zouden ongeveer 1.500 van hen zouden mogelijk belang kunnen hebben bij een regeling voor DES-kleinkinderen, dat wil zeggen kleinkinderen van vrouwen die DES tijdens de zwangerschap hebben gebruikt. Bij de verbindendverklaring van de overeenkomst DES-I is aangenomen dat Stichting DES Centrum voldoende representatief is ter zake van de belangen van DES-benadeelden, wat betreft het verkrijgen van een vergoeding. Er is geen reden om aan te nemen dat dit thans anders is. Ook de hiervoor genoemde belanghebbende heeft zich niet in andere zin uitgesproken.
Overeenkomst DES-II voldoet aan de eis van art. 7:907 lid 1 BW. Ook de afwijzingsgrond van art. 7:907 lid 3, aanhef en onder f, BW doet zich niet voor.
Inhoud - art. 7:907 lid 2 BW
6.3.1
De personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, zijn omschreven in art. 1 van overeenkomst DES-II (gelezen in samenhang met bijlagen I en III).
6.3.2
Het aantal gerechtigden wordt geschat op (maximaal) 219.
6.3.3
De vergoeding die aan de gerechtigden toekomt en de voorwaarden waaraan zij moeten voldoen om voor de vergoeding in aanmerking te komen, zijn vermeld in de artt. 2 tot en met 5 (in combinatie met de bijlagen I en III) van overeenkomst DES-II.
6.3.4
De wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld en kan worden verkregen, is vermeld in art. 11 (in combinatie met bijlagen IV-VIII) van overeenkomst DES-II.
6.3.5
De naam en de woonplaats van degene aan wie de in art. 7:908 lid 2 en 3 BW bedoelde schriftelijke mededeling (opt-outverklaring) kan worden gedaan, is vermeld in art. 9.3 van overeenkomst DES-II. Deze opt-outverklaring kan, blijkens nadere verduidelijking zijdens verzoeksters, worden gericht aan:
Stichting Beheer Deelnemersgelden in B/V Fonds (kortweg “DES Fonds”),
Postbus 84037, 2508 AA Den Haag.
6.3.6
Gelet op het voorgaande voldoet de overeenkomst aan de eisen van artikel 7:907 lid 2 BW en doet de afwijzingsgrond van art. 7:907 lid 3, aanhef en onder a, zich niet voor.
6.4.1
Ingevolge artikel 7:907 lid 3, aanhef en onder b, BW moet het hof het verzoek afwijzen indien de hoogte van de toegekende vergoedingen niet redelijk is, mede gelet op de omvang van de schade, de eenvoud en snelheid waarmee de vergoedingen kunnen worden verkregen en de mogelijke oorzaken van de schade.
6.4.2
Het gaat om een partiële tegemoetkoming in de nadelen die DES-kleinkinderen ondervinden, omdat deze, mogelijk ten gevolge van DES-blootstelling van hun moeder, te vroeg geboren zijn en als gevolg van die vroeggeboorte gehandicapt zijn. Verzoeksters hebben toegelicht en onderbouwd dat sprake is van een groot aantal handicaps, die wisselend zijn van ernst en in vele combinaties kunnen voorkomen.
6.4.3
Uit de overgelegde, niet betwiste, stukken blijkt genoegzaam dat sprake is van een complexe, indirecte causale relatie tussen de handicaps en het DES-gebruik tijdens de zwangerschap. Het gaat in feite om een dubbele kansschade. De vroeggeboorte is mogelijk, maar niet noodzakelijkerwijs een gevolg van het DES-gebruik. Ook de handicaps zijn mogelijk, maar niet noodzakelijkerwijs een gevolg van de vroeggeboorte.
Tegen die achtergrond is in de overeenkomst DES-II door verzoeksters de keuze gemaakt dat slechts in aanmerking worden genomen de vroeggeboortehandicaps waarvan inmiddels het (indirecte) causale verband met DES-gebruik in medische zin vrij algemeen aanvaard is. Het gaat dan om gehoorschade, schade aan het gezichtsvermogen, cognitieve stoornissen, neuromotorische schade en epilepsie.
6.4.4
De hiervoor genoemde belanghebbende heeft die keuze aangevochten. Zij stelt zich op het standpunt dat ook anderen, zoals haar minderjarige kinderen, die deze handicaps niet hebben, toch geconfronteerd (zullen) worden met nadelige gevolgen van vroeggeboorte ten gevolge van DES-gebruik. Zij ziet niet in op welke grond deze nadelen buiten vergoeding op basis van deze overeenkomst zouden moeten blijven.
6.4.5
Het hof stelt voorop dat de overeenkomst in de eerste plaats hen aangaat ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten. De belangen van hen ten behoeve van wie de overeenkomst niet is gesloten, zullen in de regel niet kunnen verhinderen dat de overeenkomst wel verbindend wordt verklaard voor hen ten behoeve van wie deze is gesloten. Denkbaar is echter dat dit beginsel onder bijzondere omstandigheden uitzondering moet lijden. Die bijzondere omstandigheden zijn echter niet reeds gelegen in het enkele feit dat het redelijk of wenselijk zou zijn ook anderen aan de regeling te laten deelnemen.
6.4.6
Bij de behandeling van het verzoek tot verbindendverklaring van de overeenkomst DES-I is reeds ter sprake gekomen dat het wenselijk zou zijn om ook een regeling te treffen voor de DES-kleinkinderen. Omdat de uitvoering van die overeenkomst heeft geresulteerd in een aanzienlijk overschot zijn middelen beschikbaar gekomen om een dergelijke regeling alsnog in het leven te roepen, wat heeft geleid tot de onderhavige overeenkomst DES-II. Het hof begrijpt dat het een teleurstelling is dat ook deze overeenkomst voor sommige personen, zoals de kinderen van de belanghebbende, niet in een uitkering voorziet. Het gaat echter om een overeenkomst die het resultaat is van onderhandelingen. Uit de aard van een regeling als de onderhavige volgt dat verzoeksters keuzes hebben moeten maken, ook ten aanzien van de omvang en de samenstelling van de onder de overeenkomst te brengen groepen van personen. De keuzes die verzoeksters hebben gemaakt kunnen, gelet op de aard en de complexiteit van de problematiek, ook niet onbegrijpelijk worden geacht. Dat brengt mee dat geen sprake is van een grond om de verbindendverklaring te weigeren of – in het verlengde daarvan – te gelasten dat de overeenkomst moet worden aangepast.
6.4.7
Verzoeksters hebben de gekozen systematiek toegelicht.
Hoewel geen sprake is van een zuiver individuele benadering, is de systematiek vergelijkbaar met de in de letselschadepraktijk gebruikelijke benaderingen en noties. Deze maakt het mogelijk om een zekere verfijning te bereiken, zodat een beperkte mate van concrete schadebegroting wordt bereikt. Het uitgangspunt is voorts dat slechts schade die niet langs andere weg wordt vergoed, in aanmerking wordt genomen. De regeling vergt weliswaar een zekere mate van bewijsvoering, doch aan het aannemelijk maken van het DES-gebruik (in het inmiddels verre verleden) worden geen hoge eisen gesteld, op verjaring zal geen beroep worden gedaan en een groot deel van de vereiste bewijsstukken zal reeds voorhanden zijn. Ten slotte bespaart een beroep op overeenkomst DES-II de gerechtigden de, naar verwachting hoge, kosten en aanzienlijke onzekerheid (met name ten aanzien van de causaliteit) die gepaard zullen gaan met een gerechtelijke procedure. Tegenover die voordelen voor de gerechtigden staan neerwaartse correcties van de uit te keren bedragen, met name verband houdende met de causaliteitsproblematiek.
6.5
Het hof acht de hoogte van de toegekende vergoedingen, alles afwegende, redelijk.
De afwijzingsgrond als bedoeld in art. 7:907 lid 3, aanhef en onder b, BW doet zich niet voor.
Zekerheid voor de voldoening
6.6
Bij beschikking van heden op het verzoek met zaaknummer 200.139.492/01 heeft het hof bevolen dat van het restant van de voor de uitvoering van overeenkomst DES-I beschikbare gelden een bedrag van € 20.500.000 aan verzoeksters 2 tot en met 32 wordt uitgekeerd en dat het uit te keren bedrag onder beheer blijft van Stichting BD ter uitvoering van overeenkomst DES-II. Dat brengt mee dat Stichting BD voor de uitvoering van overeenkomst DES-II kan beschikken over € 20.500.000. Tegen die achtergrond en in aanmerking nemend de wijze waarop zij blijkens de stukken het beheer heeft gevoerd over de gelden van overeenkomst DES-I, is voldaan aan de eis die ligt besloten in artikel 7:907 lid 3, aanhef en onder c, BW.
Onafhankelijke vaststelling van de vergoedingen/voldoende waarborgen
6.7.1
Overeenkomst DES-II voorziet in een vaststelling van de hoogte van de vergoedingen door Stichting BD. Voorts is in art. 13 van de overeenkomst voorzien in bezwaar en beroep. Daarmee is voldaan aan de eis die ligt besloten in art. 7:907 lid 3, aanhef en onder d, BW.
6.7.2
Nu gesteld noch gebleken is dat de belangen van de personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten anderszins onvoldoende zijn gewaarborgd, is het bepaalde in art. 7:907 lid 3, aanhef en onder e, BW geen reden is voor afwijzing van het verzoek.
6.8
De groep van personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, is van voldoende omvang om verbindendverklaring te rechtvaardigen. Daarmee is voldaan aan de eis die ligt besloten in art. 7:907 lid 3, aanhef en onder g, BW.
Betalende rechtspersoon is partij
6.9
De vergoedingen worden verstrekt door Stichting BD, die partij is bij de overeenkomst, zodat is voldaan aan de eis die ligt besloten in art. 7:907 lid 3, aanhef en onder h, BW.
6.10
Het verzoek tot verbindendverklaring voldoet aan de daaraan te stellen eisen en er zijn geen gronden aangevoerd of gebleken die tot afwijzing van het verzoek of tot aanvulling of wijziging van overeenkomst DES-II moeten leiden. Het hof zal het verzoek daarom toewijzen.
6.11
Het hof zal de in art. 7:908 lid 2 BW bedoelde termijn waarbinnen een gerechtigde tot een vergoeding zich door een schriftelijke mededeling aan de verbindendverklaring kan onttrekken, conform het verzoek bepalen op drie maanden na de in artikel 1017 lid 3 Rv bedoelde aankondiging van deze beschikking.