Artikel 17 lid 1 Verdrag van Montreal luidt (Engelse authentieke tekst):
“The carrier is liable for damage sustained in case of death or bodily injury of a passenger upon condition only that the accident which caused the death or injury took place on board the aircraft or in the course of any of the operations of embarking or disembarking”,
in de Nederlandse vertaling:
“De vervoerder is aansprakelijk voor schade die wordt geleden in geval van dood of lichamelijk letsel van een passagier, op grond van het enkele feit dat het ongeval dat de dood of het letsel heeft veroorzaakt, plaats heeft gehad aan boord van het luchtvaartuig of tijdens enige handeling verband houdende met het aan boord gaan of het verlaten van het luchtvaartuig.”
Het begrip “accident” (“ongeval” in de Nederlandse vertaling) dient verdragsautonoom te worden uitgelegd. Gelet op doel en strekking van het Verdrag van Montreal, te weten het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer en dus (enkel) gericht op luchtvervoer, ligt het voor de hand om een verband te verlangen tussen het incident en het luchtvervoer door de contractuele wederpartij van het slachtoffer teneinde de luchtvervoerder aansprakelijk te houden. Hierbij is verder van belang dat ingevolge artikel 21 lid 2 Verdrag van Montreal tot 100.000 bijzondere trekkingsrechten sprake is van risico-aansprakelijkheid van de luchtvervoerder.
Anders dan EL AL echter betoogt, dient het in het arrest van dit hof van
28 augustus 2003, SES 2004/56 geëiste, volgens EL AL “rechtstreekse”, verband tussen het incident en het luchtvervoer inmiddels te worden gemitigeerd. Hierbij is in aanmerking genomen dat voornoemd arrest is gewezen onder het Verdrag van Warschau. Dat verdrag had onder meer als doel de toentertijd kwetsbare luchtvaartindustrie te beschermen. Weliswaar zijn door de later tot stand gekomen protocollen onder meer de aansprakelijkheidslimieten in geval van dood of lichamelijk letsel verhoogd, maar desondanks was de belangrijkste kritiek op het Verdrag van Warschau dat die te laag waren. Blijkens de preambule van het Verdrag van Montreal, inhoudend, voor zover hier van belang, “Erkennend de noodzaak het Verdrag van Warschau en bijbehorende instrumenten te moderniseren en te herzien” en “Erkennend het belang van het waarborgen van bescherming van de belangen van consumenten in het internationale luchtvervoer en de noodzaak van billijke schadevergoeding gegrond op het beginsel van restitutie”, is consumentenbescherming in het Verdrag van Montreal meer op de voorgrond gekomen. Dit sluit ook aan bij de preambule van de Verordening (EG) nr. 889/2002, waarin onder (7) onder meer is opgenomen dat deze verordening en het Verdrag van Montreal de bescherming van passagiers versterken.
Een en ander leidt er toe dat het hof van oordeel is dat in het onderhavige geval sprake is van een “accident”in de zin van artikel 17 lid 1 Verdrag van Montreal. Het plaatsen van handbagage in overhead bins met weinig manoeuvreerruimte in een beperkte ruimte, waarbij (geregeld) degene die de handbagage boven zijn hoofd in die bins moet plaatsen zich over een of meerdere stoelen dient te buigen, is typisch voor luchtvervoer en aldus is het vereiste verband tussen het incident en het luchtvervoer aanwezig om te kunnen spreken van een “accident” in de zin van artikel 17 lid 1 Verdrag van Montreal. Dat zich bijvoorbeeld ook bij treinvervoer of in kleedkamers het zich kan voordoen dat bagage boven het hoofd van een ander wordt geplaatst en ook dan bagage op (het hoofd van) die ander kan vallen, leidt niet tot een ander oordeel.