200707828/1.
Datum uitspraak: 4 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/91 van de rechtbank Zutphen van 25 september 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) de door appellant (hierna: [appellant]) aangevraagde reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een woning op het perceel [locatie] te [plaats] ingevolge artikel 50 van de Woningwet aangehouden.
Bij besluit van 12 december 2006 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 september 2007, verzonden op 2 oktober 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 december 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.S. van den Berg, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door G.N. Sloote en W.M. van de Zedde, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 11 mei 2006 heeft de gemeenteraad verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit). Publicatie daarvan heeft plaatsgevonden in Weekend Totaal van 12 mei 2006 en de Staatscourant van diezelfde datum. De aanvraag is op 22 mei 2006 ingediend.
2.2. Ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Woningwet, houden burgemeester en wethouders, in afwijking van artikel 46, eerste lid, de beslissing op een aanvraag om bouwvergunning aan indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en voor het gebied, waarin het bouwwerk zal worden uitgevoerd, voordat de aanvraag is ingekomen een voorbereidingsbesluit, als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) in werking is getreden, een ontwerp voor een bestemmingsplan of voor een herziening daarvan ter inzage is gelegd, een bestemmingsplan of een herziening daarvan is vastgesteld, dan wel een bestemmingsplan of een herziening daarvan na vaststelling ter inzage is gelegd.
Ingevolge het tweede lid duurt de aanhouding totdat het voorbereidingsbesluit overeenkomstig artikel 21, vierde of zesde lid, van de WRO is vervallen, de termijn, genoemd in artikel 25 van die wet is overschreden, de termijn voor terinzagelegging, genoemd in artikel 26 van die wet is overschreden dan wel het bestemmingsplan of de herziening daarvan in werking is getreden.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid.
Ingevolge het vierde lid vervalt een besluit als in het eerste lid bedoeld, indien niet binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding daarvan het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 22 van de WRO geschiedt de bekendmaking van een voorbereidingsbesluit door terinzagelegging van dit besluit voor een ieder. Artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is van overeenkomstige toepassing. Van het voorbereidingsbesluit wordt tevens mededeling gedaan in de Staatscourant.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, of huis- aan huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
Ingevolge artikel 25 van de WRO beslist de gemeenteraad binnen acht weken, of indien over het ontwerp tijdig een zienswijze naar voren is gebracht, binnen vier maanden na afloop van de in artikel 3:16, eerste lid van de Awb genoemde termijn omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 3:40 van de Awb treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het voorbereidingsbesluit niet in werking kan zijn getreden vanwege een in de Staatscourant afwijkende publicatie ten opzichte van die in Weekend Totaal. Volgens [appellant] dient het voorbereidingsbesluit door deze afwijking te worden geacht niet in werking te zijn getreden.
2.3.1. Het betoog faalt. Uit artikel 22 van de WRO volgt dat de verplichte publicatie in de Staatscourant enkel de mededeling betreft van het voorbereidingsbesluit. Uit artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 22 van de WRO, volgt dat voor de bekendmaking van het voorbereidingsbesluit slechts bepalend is de ter inzagelegging hiervan, waarvan kennis is gegeven in een of meer dag-, of huis- aan huisbladen of op een andere geschikte wijze, zoals in dit geval op 12 mei 2006 in Weekend Totaal. Uit artikel 3:40 van de Awb volgt dat het besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Het voorbereidingsbesluit is derhalve reeds voor het indienen van de aanvraag van 22 mei 2006 in werking getreden.
2.3.2. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de gemeenteraad wegens overschrijding van de termijn als genoemd in artikel 25 van de WRO niet meer bevoegd is een voorbereidingsbesluit te nemen.
Hij voert daartoe aan dat het voorbereidingsbesluit is genomen om de gevolgen die de wet verbindt aan het niet tijdig vaststellen van het nieuwe bestemmingsplan af te wenden en teneinde te voorkomen dat ingediende dan nog wel in te dienen bouwaanvragen moeten worden getoetst aan het geldende bestemmingsplan.
2.3.3. Dit betoog faalt eveneens. Uit artikel 50, eerste lid, van de Woningwet volgt dat voor de vraag of een aanhoudingsplicht geldt bepalend is of een voorbereidingsbesluit in werking is getreden.
Het voorbereidingsbesluit is in rechte onaantastbaar geworden doordat [appellant] geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit van het college van 9 november 2006 tot ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen het voorbereidingsbesluit. In deze procedure is geen plaats voor een oordeel ten aanzien van het betoog van [appellant].
2.3.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. P.A. Offers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2008
270-564.