200401460/2.
Datum uitspraak: 7 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
Milieudefensiegroep Heerlen en de vereniging “Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie IVN, Afdeling Heerlen”, gevestigd te Heerlen,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
Bij besluiten van respectievelijk 6 mei 2003 en 5 juni 2003 hebben de gemeenteraad van Heerlen en de gemeenteraad van Landgraaf het bestemmingsplan “Binnenring” vastgesteld.
Verweerder heeft de bestemmingsplannen goedgekeurd bij besluit van
16 december 2003, kenmerk 2003/56328.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 24 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 25 februari 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 24 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 25 februari 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 mei 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door A.E.J. Mans, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. L.H.M. Vorstermans, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad van Landgraaf, vertegenwoordigd door
mr. F.J.C. Geurts, ambtenaar van de gemeente, en de gemeenteraad van Heerlen, vertegenwoordigd door R.J.H. Franssen, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
Bij mondelinge uitspraak, gedaan op dezelfde dag, heeft de Voorzitter dit verzoek afgewezen.
Daartoe is als volgt overwogen.
Gelet op hetgeen ter zitting is gebleken en naar voren is gebracht door partijen, ziet de Voorzitter thans geen aanleiding tot schorsing van het bestreden besluit over te gaan. Hij neemt hierbij mede in aanmerking dat de gemeenteraden van Landgraaf en Heerlen ter zitting uitdrukkelijk hebben toegezegd dat zij verzoekers op de hoogte zullen stellen indien zij voornemens zijn, voordat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak zal hebben gedaan, stappen te ondernemen met betrekking tot de uitvoering van het bestemmingsplan die onomkeerbare gevolgen kunnen hebben.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Voorzitter geen aanleiding.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Hanrath
Voorzitter ambtenaar van Staat