Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2024:5256

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
25-06-2024
14-08-2024
10762439 \ MB VERZ 23-1100
Strafrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Beroep tegen verkeersboete, gedraging staat vast, reden om boete te matigen, gedeeltelijk gegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht

Zittingsplaats Tilburg

zaaknummer.: 10762439 \ MB VERZ 23-1100

CJIB-nummer: 3062 5422 5016 0380

uitspraakdatum: 25 juni 2024

proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)

in de zaak van

naam : [betrokkene]

adres : [adres]

woonplaats : [woonplaats]

hierna: betrokkene

gemachtigde : mr. N.A.G. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 25 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. D. Hoveijn (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op 24 mei 2022 op de Nieuwlandstraat te Tilburg.

De gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat er is niet voldaan aan de vereisten uit het Beleidskader digitale handhaving en geslotenverklaringen. Er is niet voldaan aan het vereiste dat het voetgangersgebied als dusdanig herkenbaar moet zijn door middel van de wegindeling, omdat er geen duidelijke scheiding is tussen de rijbaan en het begin van het voetgangersgebied. Daarnaast verwijst de gemachtigde naar een nieuwsartikel van het Brabants Dagblad van 30 oktober 2023 waaruit impliciet volgt dat niet duidelijk is aangegeven dat de Nieuwlandstraat voetgangersgebied betreft. De gemachtigde heeft verzocht de inleidende beschikking te vernietigen. Ten slotte heeft de gemachtigde om proceskostenvergoeding verzocht. Hij heeft gesteld dat de proceskostenvergoeding uitsluitend bevrijdend kan worden betaald aan hemzelf. De zaak dateert van voor 1 januari 2024 waardoor het vervreemdingsverbod niet van toepassing is.

De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De Nieuwlandstraat te Tilburg is lange tijd punt van discussie geweest vanwege de daar ter plaatse onduidelijke bebording. De kantonrechter heeft daarom in een eerdere uitspraak onderscheid gemaakt tussen drie periodes. Per 3 november 2021 was de bebording ter plaatse voldoende duidelijk waardoor het voor een ieder duidelijk kon zijn dat die straat niet met een voertuig betreden mocht worden. De boete is dus terecht opgelegd. De scheiding tussen de rijbaan en het begin van het voetgangersgebied was voldoende duidelijk. Dat betrokkene de bebording niet heeft gezien komt voor eigen rekening en risico en vormt geen aanleiding om de boete te matigen. Er is sprake van een schending van de hoorplicht, maar hier dient geen gevolg aan te worden verbonden. Aan de gemachtigde is immers de mogelijkheid van een extra schriftelijke ronde geboden. Wel is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de boete met 25% dient te worden gematigd. De zittingsvertegenwoordiger stelt zich primair op het standpunt dat de proceskostenvergoeding dient te worden afgewezen. Subsidiair stelt de zittingsvertegenwoordiger dat de proceskostenvergoeding alleen voor de fase bij de kantonrechter dient te worden toegewezen.

Overwegingen

Inhoudelijk

Gelet op het hoge aantal beroepschriften dat was ingediend tegen het nog veel hogere aantal boetes dat was opgelegd voor het inrijden van de geslotenverklaring op de Nieuwlandstraat in Tilburg, heeft de kantonrechter besloten een zogeheten themazitting te houden op 14 maart 2023. Op deze zitting zijn destijds uitsluitend zaken van de Nieuwlandstraat aan bod gekomen, verdeeld over drie periodes waarin de boetes waren opgelegd. Op grond van de dossiers, de aanvullende stukken en de behandelingen ter terechtzitting van al deze zaken die over de Nieuwlandstraat gingen, heeft de kantonrechter toen het volgende vastgesteld:

“Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft op 24 maart 2020 besloten dat de Nieuwlandstraat ter hoogte van het Radiopleintje, ten zuiden van de Korte Tuinstraat en ten oosten van Heuvelstraat 130 wordt toegevoegd aan het voetgangersgebied in Tilburg. Dit is neergelegd in het Verkeersbesluit d.d. 19 januari 2021 dat op 27 januari 2021 is gepubliceerd in de Staatscourant (Staatscourant 2021, 3585). De verkeerssituatie ter plaatse werd gewijzigd in die zin dat er een voetgangersgebiedsteken op de weg werd geverfd alsook twee witte strepen. Daarnaast werd een verkeersbord G7 geplaatst voorzien van de tekst: ’11 – 6’. Dit heeft plaatsgevonden vóór 6 april 2021.

Vanaf 6 april 2021 tot en met 26 mei 2021 was er sprake van een gewenningsperiode waarin geen boetes zijn opgelegd. In deze periode zijn bij alle toegangswegen naar de Nieuwlandstraat vooraankondigingsborden geplaatst met de tekst: ‘Doorgaand verkeer Nieuwlandstraat niet mogelijk’. In deze periode zijn (slechts) 153 waarschuwingen verzonden naar overtreders. De vooraankondigingsborden zijn begin juli 2021 weggehaald. In plaats daarvan werd er op 28 juni 2021 bij de entree van het voetgangersgebied, dus op de Nieuwlandstraat, een waarschuwingsbord geplaatst met de tekst: ‘Verboden in te rijden zonder verkeersontheffing tussen 11:00 en 06:00 uur. Boete € 159,00!’. Vanaf 1 juli 2021 is er digitaal gehandhaafd en zijn boetes opgelegd.

In het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (hierna: Beleidskader) zijn randvoorwaarden en uitgangspunten neergelegd om digitaal te mogen handhaven. Dit beleidskader richt zich in beginsel niet tot de individuele weggebruiker, maar tot gemeenten en andere opsporingsinstanties (zie ECLI:NL:GHARL:2020:2636). Desondanks zijn er in dit Beleidskader meerdere (rand)voorwaarden opgenomen waarop burgers zich in voorkomende gevallen toch kunnen beroepen (zie ECLI:NL:GHARL:2022:7566).

Een van de voorwaarden om digitaal te mogen handhaven is dat “de wegindeling er uitziet als een voetgangersgebied. Hiermee wordt bedoeld dat er geen sprake meer mag zijn van een rijbaan met trottoirs of dat bijvoorbeeld door het soort wegdek niet de indruk gegeven mag worden dat er sprake is van een rijbaan. Er moet ook een voor bestuurders duidelijk herkenbare scheiding zijn tussen de rijbaan en het begin van het voetgangersgebied”.

Deze voorwaarde geeft aan aan welke eisen een voetgangersgebied moet voldoen om te kunnen vaststellen dat de gedraging is verricht, wil de ambtenaar van zijn bevoegdheid om een boete op te leggen gebruik mogen maken (artikel 3, tweede lid, Wahv).

Een andere voorwaarde luidt: “Voorkomen moet worden dat bestuurders een fuik inrijden en daardoor bijna gedwongen worden de geslotenverklaring te negeren. Om dit te vermijden, moet in dergelijke gevallen een vooraankondiging van de geslotenverklaring worden geplaatst. Bij deze aankondiging heeft een bestuurder de mogelijkheid te keren.”

Deze voorwaarde richt zich niet tot de individuele weggebruiker, maar dit neemt niet weg dat het openbaar ministerie digitale handhaving van een geslotenverklaring slechts toestaat indien aan deze voorwaarde is voldaan en derhalve bij de beoordeling van administratieve beroepen tegen boetes die voortvloeien uit digitale handhaving van de geslotenverklaring ervan uitgaat dat aan deze voorwaarde is voldaan. In zoverre betreft het hier een voorwaarde waarop ook de individuele weggebruiker, op grond van artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wahv, een beroep kan doen. Er is aldus sprake van een beleidsregel met betrekking tot een door de officier van justitie uitgeoefende bevoegdheid als bedoeld in artikel 4:81, eerste lid, van de Awb. Artikel 4:84 van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel moet handelen.

Deze voorwaarde geeft dus aan in welke gevallen - hoewel een gedraging is verricht - de ambtenaar geen gebruik moet maken van zijn bevoegdheid tot oplegging van een boete omdat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden het opleggen van een boete niet billijken (artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, Wahv, vergelijk het arrest van het hof van 18 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10691).

Periode 1: juli en augustus 2021

De kantonrechter is van oordeel dat de wegindeling eruitziet als een voetgangersgebied door het op het wegdek aangebrachte voetgangersgebiedsteken, de twee witte strepen op de weg en de bebording (G7). Aan deze randvoorwaarde van het Beleidskader wordt dus voldaan. Dat geldt echter niet voor de randvoorwaarde dat ter plaatse geen sprake mag zijn van een fuik. Uit de foto’s uit die periode zoals die op Google Maps te raadplegen zijn, blijkt dat bestuurders, komende vanaf de Korte Tuinstraat, op een verkeersbord afrijden die een eenrichtingsweg aangeeft naar links. Omdat er daar geen reële mogelijkheid is om te keren nu de Korte Tuinstraat heel smal is, en rechtsaf slaan niet mogelijk is omdat de Nieuwlandstraat eenrichtingsverkeer betreft, worden deze bestuurders feitelijk gedwongen linksaf te slaan verder de Nieuwlandstraat in en zo de geslotenverklaring te negeren. Ter voorkoming van die situatie had een vooraankondiging van de geslotenverklaring moeten worden geplaatst op een plek waar nog gekeerd kon worden. Deze vooraankondiging is er wel geweest in de vorm van borden, maar deze zijn begin juli 2021 weggehaald om pas begin september 2021 terug te keren. De kantonrechter is daarom van oordeel dat in die periode niet is voldaan aan de randvoorwaarden van het Beleidskader zodat de ambtenaar geen gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid tot oplegging van een boete, hoewel de gedraging was verricht. Nu de exacte datum waarop de borden zijn teruggeplaatst niet duidelijk is geworden, gaat de kantonrechter in het voordeel van de bestuurders hierbij zekerheidshalve uit van de datum 10 september 2021. De boetes die in de periode juli tot en met 9 september 2021 zijn opgelegd hadden dan ook niet opgelegd mogen worden en de beroepschriften in deze zaken zullen dan ook alle gegrond worden verklaard.

Periode 2: 10 september tot 3 november 2021

Aangezien de vooraankondigingsborden begin september 2021 zijn teruggeplaatst en daarmee naar het oordeel van de kantonrechter vanaf dat moment wel is voldaan aan het Beleidskader, mocht er vanaf 10 september 2021 digitaal worden gehandhaafd. De boetes die vanaf 10 september 2021 zijn opgelegd zijn in beginsel dan ook terecht opgelegd. Hierbij wordt volledigheidshalve nog opgemerkt dat de tijdsaanduiding ’11 – 6’ voor elke bestuurder voldoende duidelijk moet zijn.

De vraag die de kantonrechter vervolgens moet beantwoorden is of de boetes die vanaf 10 september 2021 zijn opgelegd, ook redelijk zijn gelet op de feiten en omstandigheden waaronder de gedragingen zijn verricht. Uit de behandeling ter zitting is gebleken dat er in die periode veel wegwerkzaamheden waren in het centrum van Tilburg en dat er op veel plaatsen gele borden stonden, wat zorgde voor veel onduidelijkheid bij weggebruikers. Deze onduidelijkheid blijkt ook wel uit de nog steeds grote hoeveelheid boetes die in september en daarna is opgelegd en het gegeven dat er vragen vanuit de gemeenteraad zijn gesteld aan het college van burgemeester en wethouders over de betreffende verkeerssituatie. Naar aanleiding van deze vragen heeft het college bij brief van 1 oktober 2021 aan de gemeenteraad meegedeeld dat zij tot de conclusie komt dat de situatie in de Nieuwlandstraat nog onvoldoende duidelijk is. Het college heeft daarom besloten de wijziging van de weginrichting naar voren te halen om op die manier versneld duidelijkheid te creëren voor de bestuurders die met deze situatie te maken krijgen. De weginrichting van de Nieuwlandstraat is uiteindelijk op 3 november 2021 gewijzigd in die zin dat er een inritconstructie is gecreëerd. Hoewel er dus formeel in de periode van 10 september 2021 tot en met 3 november 2021 werd voldaan aan de voorwaarden van het Beleidskader, was de verkeerssituatie ter plaatse kennelijk voor veel bestuurders nog erg onduidelijk. Gelet hierop vindt de kantonrechter het niet redelijk om voor het inrijden van de geslotenverklaring van de Nieuwlandstraat gedurende deze periode een boete op te leggen. De kantonrechter zal daarom de boetes die in deze periode zijn opgelegd matigen naar nihil.

Periode 3: vanaf 3 november 2021

Aangezien de inritconstructie op 3 november 2021 is gerealiseerd waardoor het naar het oordeel van de kantonrechter zonder twijfel voor eenieder voldoende duidelijk is of in ieder geval moet zijn dat op die plek een voetgangersgebied begint, ziet de kantonrechter geen aanleiding om de boetes opgelegd vanaf 3 november 2021 te matigen. De beroepschriften die zijn ingediend tegen boetes die vanaf deze datum zijn opgelegd, worden dan ook ongegrond verklaard.”

De kantonrechter verwijst in deze zaak naar het eerdere oordeel van de kantonrechter in de “Nieuwlandstraat-zaken” zoals hierboven weergegeven en neemt dit oordeel over. Gelet hierop is het beroep inhoudelijk ongegrond.

Ondanks dat het inhoudelijke beroep van betrokkene niet slaagt, stelt de kantonrechter vast dat de hoorplicht is geschonden en dat de redelijke termijn is overschreden.

Schending hoorplicht

Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Dat aan de gemachtigde de mogelijkheid is geboden van een extra schriftelijke ronde, in plaats van een (telefonische) hoorzitting, maakt dat niet anders.

Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep is om die reden gegrond.

De kantonrechter ziet in de schending van de hoorplicht geen aanleiding om de boete te matigen met 25%. De kantonrechter ziet evenals het hof (ECLI:NL:GHARL:2023:6930) geen aanleiding om een dergelijke korting ook toe te passen bij professionele gemachtigden.

Het beroep tegen de inleidende beschikking is in zoverre dan ook ongegrond.

Overschrijding van de redelijke termijn

Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.

In dit geval is de boete opgelegd op 22 juni 2022 en is de redelijke termijn dus met drie dagen overschreden.

Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.

Proceskostenvergoeding

Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Naar het oordeel van de kantonrechter is hier sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht met vijf andere zaken die vandaag gelijktijdig door de kantonrechter zijn behandeld.

De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:

beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50

zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50

totaal € 875,00

x factor 1,5: € 1.312,50

delen door 6: € 218,75 per zaak.

De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat alleen bevrijdend kan worden betaald door de bedragen over te maken op een bankrekening van de gemachtigde. Zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in ECLI:NL:GHARL:2024:1 heeft overwogen is hiervoor geen wettelijke grondslag. Omdat de wijze van betaling, namelijk op een bankrekening van betrokkene, rechtstreeks voortvloeit uit artikel 13a, lid 3 van de Wahv, is er geen aanleiding om daarover in het dictum een beslissing op te nemen.

Beslissing

De kantonrechter:

  • -

    verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;

  • -

    verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in

€ 112,50 plus € 9,- administratiekosten;

  • -

    draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;

  • -

    veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 218,75.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.

Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:

  1. de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of

  2. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.

Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.

U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.

De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.

Datum verzending:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.