Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2024:3509

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
29-05-2024
03-06-2024
BRE 23/1287
Belastingrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Fiscale eenheid OB, terbeschikkingstelling werkruimtes door DGA

Rechtspraak.nl
Sdu Nieuws Belastingzaken 2024/628
V-N Vandaag 2024/1222
NLF 2024/1295
NDFR Nieuws 2024/1011
NTFR 2024/1268 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Viditax (FutD) 2024060402
FutD 2024-1282

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 23/1287


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 mei 2024 in de zaak tussen


[belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [naam] ),

en

de inspecteur van de belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 februari 2023.

1.1.

De inspecteur heeft [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] op de voet van artikel 7, lid 4, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) bij beschikking als één ondernemer aangemerkt en wel met ingang van 1 juli 2022.

1.2.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3.

De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.4.

De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Feiten

2. De gemachtigde houdt alle aandelen in [belanghebbende 1] (de holding). De holding houdt alle aandelen in [belanghebbende 2] (de BV) die op haar beurt alle aandelen houdt in [B.V. 1] , [B.V. 2] , [B.V. 3] , [B.V. 4] , [B.V. 5] , [B.V. 6] , [B.V. 7] en [B.V. 8] . De gemachtigde is tevens bestuurder van de holding. De holding is bestuurder van de BV. De gemachtigde is in dienstbetrekking bij de BV.

2.1.

De gemachtigde stelt werkkamers en een garage ter beschikking aan de BV. De werkkamers en de garage zijn onderdeel van de woning van de gemachtigde, die hij in volledige eigendom heeft.

2.2.

De terbeschikkingstelling betreft de volgende ruimtes:

  • -

    De garage. Deze is bereikbaar via een garagepoort aan de voorzijde alsmede via een zijdeur. In de garage is een separaat toilet aanwezig.

  • -

    Het souterrain waar een kantoorruimte is gevestigd. Deze is via een trap in de garage bereikbaar. In een klein gedeelte daarachter bevindt zich een gemeenschappelijke ruimte alwaar zich technische installaties bevinden (een server-installatie en de installatie van het (privé) zwembad). Deze gemeenschappelijke technische ruimte is enkel bereikbaar via de garage die aan [belanghebbende 2] wordt verhuurd. Het souterrain beschikt over eigen sanitaire voorzieningen.

  • -

    De werkkamer op de begane grond. Deze werkkamer beschikt niet over een eigen ingang of opgang en is enkel bereikbaar via de centrale hal van het woonhuis. Ook beschikt deze werkkamer niet over eigen sanitaire voorzieningen.

  • -

    Het gemeenschappelijke gebruik van de tuin rondom de woning, het gemeenschappelijke gebruik van delen van de woning op de eerste verdieping, het gemeenschappelijke gebruik van de sanitaire voorzieningen in de woning gelegen in de entreehal en het gemeenschappelijke gebruik van de inrit en parkeerplaatsen rondom de woning.

2.3.

De gemachtigde en de BV zijn per 15 maart 2009 een huurovereenkomst aangegaan voor een periode van tien jaar, welke periode daarna is verlengd met vijf jaar. De maandelijkse huurprijs bedraagt € 2.000. Over de huurprijs wordt geen omzetbelasting in rekening gebracht.

2.4.

De ter beschikking gestelde ruimtes worden gebruikt voor de uitoefening van de dienstbetrekking van de gemachtigde bij de BV. De terbeschikkingstelling van de werkkamers en de garage tegen vergoeding is als loon voor de loonheffingen aangemerkt. De BV is maat in de [maatschap] . De gemachtigde verricht ook werkzaamheden ten kantore van [maatschap] .

2.5.

Op 17 november 2021 heeft de gemachtigde de inspecteur verzocht om een beschikking af te geven dat een fiscale eenheid voor de omzetbelasting bestaat (in de zin van artikel 7, vierde lid OB) tussen alle in 2.1 genoemde vennootschappen en gemachtigde.

2.6.

De inspecteur heeft bij beschikking de holding en de BV met ingang van 1 juli 2022 aangemerkt als een fiscale eenheid voor de omzetbelasting (zie 1.1).

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur bij beschikking terecht heeft vastgesteld dat de gemachtigde geen deel uitmaakt van de fiscale eenheid. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.

3.1.

De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde per 1 juli 2022 deel uitmaakt van de fiscale eenheid. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

4. Tot een fiscale eenheid voor de omzetbelasting kunnen alleen behoren lichamen en natuurlijke personen die ondernemer zijn voor de omzetbelasting in de zin van artikel 7 OB in samenhang gelezen met artikel 9 eerste lid van de BTW-richtlijn 2006. Artikel 9, eerste lid van de BTW-richtlijn 2006 bepaalt het volgende.

“Als ‘belastingplichtige’ wordt beschouwd eenieder die, op ongeacht welke plaats, zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit.

(…)

Als economische activiteit wordt in het bijzonder beschouwd de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen.”

4.1.

Gemachtigde stelt dat de terbeschikkingstelling van de ruimtes in de woning aan de BV een economische activiteit is als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de BTW-Richtlijn. De inspecteur ontkent dat.

4.2.

De rechtbank neemt bij de beoordeling of de verhuur aan de BV een economische activiteit is tot uitgangspunt dat de ruimtes die gemachtigde aan de BV verhuurt naar hun aard zowel voor economische doeleinden als voor privédoeleinden kunnen worden gebruikt en dat daarom alle exploitatieomstandigheden worden onderzocht, teneinde uit te maken of zij werkelijk wordt gebruikt om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. 1

4.3.

Vast staat dat gemachtigde de ruimtes al meer dan 12 jaar ononderbroken ter beschikking stelt aan de BV als kantoor en werkkamer voor haar directeur en dat gemachtigde in ruil daarvoor al die jaren – en ook in het onderhavige jaar - een vergoeding ontvangt. Dit een en ander laat geen andere conclusie toe dan dat de ruimtes worden gebruikt om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. De verhuur is dus een economische activiteit in de zin van artikel 9, eerste lid, tweede alinea, van de BTW-richtlijn 2006.

4.4.

De inspecteur heeft aangevoerd dat het begrip ‘economische activiteit’ beperkter moet worden uitgelegd gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 12 mei 2016, nr. C-520/142 en dat de verhuur geen economische activiteit is omdat geen sprake is van deelname aan de markt. De rechtbank volgt de inspecteur hierin niet. Het door de inspecteur aangehaalde arrest gaat over de situatie dat een overheidslichaam, waarvoor een bijzonder regime geldt in de BTW-Richtlijn en de Wet OB, handelt in het kader van haar activiteit van openbare dienstverlening. In dat kader is kennelijk deelname aan de markt van belang. De rechtbank ziet geen reden aan de redenering van het HvJ EU een ruimere strekking te geven.

4.5.

Anders dan de inspecteur betoogt is het oordeel dat de verhuur een economische activiteit is ook niet in strijd met de arresten van de Hoge Raad van 23 december 2016.3 In die arresten ging het om gevallen waarin een werkruimte ter beschikking werd gesteld zonder dat in ruil daarvoor een vergoeding werd betaald. De situatie was dus wezenlijk anders dan in het onderhavige geval.

4.6.

Uit al het voorgaande volgt dat gemachtigde voor de verhuur van de ruimtes in de woning moet worden aangemerkt als ondernemer in de zin van de Wet OB. Voor dat geval is niet in geschil dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor het constateren van een fiscale eenheid tussen hem, de holding en de BV.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar en wijzigt de beschikking in die zin dat [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] en [naam] op de voet van artikel 7, lid 4, van de Wet op de omzetbelasting 1968 als één ondernemer worden aangemerkt en wel met ingang van 1 juli 2022.

5.1.

Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep gegrond;

  • -

    vernietigt de uitspraak op bezwaar;

  • -

    wijzigt de beschikking in die zin dat [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] en [naam] op de voet van artikel 7, lid 4, van de Wet op de omzetbelasting 1968 als één ondernemer worden aangemerkt met ingang van 1 juli 2022;

  • -

    bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365,- aan belanghebbende moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier, op 29 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

1 HR 4 oktober 2013, nr. 12/03696, ECLI:NL:HR:2013:783.

2 HvJ 12 mei 2016, nr. C-520/14 (Gemeente Borsele), ECLI:EU:C:2016:334

3 HR 23 december 2016, nr. 15/01293, ECLI:NL:HR:2016:2900 en HR 23 december 2016, nr. 15/01370, ECLI:NL:HR:2016:2898.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.