Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2021:1586

Rechtbank Rotterdam
23-02-2021
26-02-2021
10/289415-20
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en vrijheidsbeperkende maatregel (contactverbod met aangevers) voor de duur van 2 jaar voor mishandeling. Vrijspraak voor poging tot doodslag/zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10/289415-20

Datum uitspraak: 23 februari 2021

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,

raadsvrouw mr. C.G.Th. van de Weerd, advocaat te Dordrecht.

1. Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2021.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.

De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3. Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:

  • -

    vrijspraak van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;

  • -

    bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 4 primair ten laste gelegde;

  • -

    veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;

  • -

    oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 2 jaar, inhoudende een contactverbod met [naam aangever 1] , [naam aangever 2] en [naam aangever 3] met 2 weken vervangende hechtenis per overtreding;

  • -

    dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel.

4. Waardering van het bewijs

4.1.

Vrijspraak feiten 1 primair, 2 en 3

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

4.2.

Bewijswaardering feit 1 subsidiair

Standpunt verdediging

Aangevoerd is dat er geen sprake is van enig ondersteunend bewijsmiddel voor de aangifte van [naam aangever 1] , zodat vrijspraak dient te volgen.

Beoordeling

Uit het dossier leidt de rechtbank het volgende af. De verdachte heeft op 22 oktober 2020 via een gezamenlijke vriend contact gezocht met aangever [naam aangever 1] . Vervolgens heeft [naam aangever 1] de verdachte via deze vriend laten weten dat hij hem gaat bellen om ’s nachts af te spreken. Uit de historische gegevens van het telefoonnummer van de verdachte is gebleken dat er op 23 oktober 2020 tussen 02.07 uur en 03.34 uur twaalf keer contact is geweest tussen de verdachte en [naam aangever 1] . Aangever verklaart dat hij rond 02.45 uur heeft gebeld met de verdachte en dat zij hebben afgesproken bij de [adres]. Aangever verklaart daarnaast dat er op de afgesproken plek een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen hem en de verdachte, waarbij hij bij de keel is gegrepen, met een mes in zijn rug is gestoken en een vuistslag op zijn oog heeft gekregen. Door een traumachirurg op de spoedeisende hulp is een snijverwonding in zijn rug vastgesteld van 1,5 cm, die met twee hechtingen is gedicht. Het dossier bevat verder geen informatie over het mes of over de diepte van de wond.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende ondersteunend bewijs is voor de subsidiair ten laste gelegde mishandeling. Op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte aangever [naam aangever 1] bij de keel heeft gegrepen, verwond heeft met een mes en heeft geslagen. Hierdoor heeft de verdachte opzettelijk lichamelijk letsel en pijn aan de verdachte toegebracht.

Conclusie

De onder 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan wettig en overtuigend worden bewezen.

4.3.

Vrijspraak feit 4

Standpunt officier van justitie

Aangevoerd is dat de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zich schuldig hebben gemaakt aan openlijke geweldpleging. Zij hebben de confrontatie opgezocht met de aangevers [naam aangever 2] , [naam aangever 1] en [naam aangever 3] door met een auto naar de Grote Visserijstraat te rijden, uit de auto te stappen met een mes en hiermee richting de drie aangevers te lopen. [naam medeverdachte 2] heeft vervolgens aangever [naam aangever 2] meermalen gestoken en de verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben stekende bewegingen gemaakt richting [naam aangever 1] . Geen van de verdachten heeft afstand genomen van het geweld van de anderen en de verdachten hebben ieder een significante bijdrage geleverd aan het geweld.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat er twee tegenstrijdige versies zijn van dat wat er op 12 november 2020 in de Grote Visserijstraat in Rotterdam heeft plaatsgevonden. In de versie van de groep waar de aangevers toe behoorden, waren de verdachte en de medeverdachten de agressors en in de versie van de groep van de verdachte en de medeverdachten is de groep waartoe aangevers behoorden de agressor. Met betrekking tot beide versies zijn verschillende, elkaar ondersteunende verklaringen in het dossier te vinden. Daarbij merkt de rechtbank op dat veel van de getuigenverklaringen zijn te koppelen aan ofwel de aangevers, ofwel de verdachte en zijn medeverdachten. Om die reden gaat de rechtbank terughoudend om met deze ‘gekleurde’ getuigen. Uiteindelijk kan op basis van het dossier slechts vastgesteld worden dat aangever [naam aangever 1] een hamer bij zich had, dat medeverdachte [naam medeverdachte 2] een mes in zijn handen hield en dat medeverdachte [naam medeverdachte 2] op enig moment aangever [naam aangever 2] heeft verwond met dat mes.

Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden kan niet worden afgeleid dat de verdachte geweld heeft gebruikt tegen aangevers of dat hij en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] zich hebben aangesloten bij de geweldshandelingen van medeverdachte [naam medeverdachte 2] en dat er aldus sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Ook biedt het dossier onvoldoende steun om aan te nemen dat de verdachte zich, al dan niet met één of meer anderen, schuldig heeft gemaakt aan bedreiging.

Conclusie

Het onder 4 zowel primair als subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

4.4.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op 23 oktober 2020 te Rotterdam

[naam aangever 1] opzettelijk heeft mishandeld door hem

- bij de keel vast te pakken en

- met een mes in de rug te steken en

- tegen zijn gezicht te slaan, waardoor die [naam aangever 1] ten val is gekomen;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5. Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1. subsidiair: mishandeling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het feit is strafbaar.

6. Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De verdachte is strafbaar.

7. Motivering straf en maatregel

7.1.

Algemene overweging

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De verdachte heeft zich in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan een mishandeling. Hij heeft het slachtoffer bij zijn keel gepakt, op zijn oog geslagen en met een mes in zijn rug gestoken. Het slachtoffer heeft hierdoor een blauw oog en een snijwond in zijn rug opgelopen.

Door zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke misdrijven ondervinden vaak nog geruime tijd last van de impact daarvan. Dat dit ook in dit geval zo is geweest, blijkt uit de verklaring van aangever, waarin hij aangeeft dat hij sinds de nacht dat hij door de verdachte is mishandeld vreest voor zijn leven en waarin hij de verwachting uitspreekt dat dat waarschijnlijk de rest van zijn leven zo zal blijven.

7.2.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.

Rapportage

Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 februari 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.

Het risico op zowel recidive als letselschade kan niet worden ingeschat omdat de verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent en hij niet eerder is veroordeeld. Er worden geen problemen op sociaal-maatschappelijk gebied waargenomen. De verdachte heeft een steunend gezinssysteem. Er is geen sprake van middelengebruik en er is geen schuldenproblematiek. De verdachte is scholier.

Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen en – in geval van een veroordeling – wordt in overweging gegeven om reclasseringstoezicht op te leggen alsmede een contactverbod met de slachtoffers en mogelijk met de medeverdachten. Daarnaast zou een training cognitieve vaardigheden wenselijk zijn.

De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.

7.3.

Conclusies van de rechtbank

De raadsvrouw heeft verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet hiertoe onvoldoende aanleiding gezien het advies van de reclassering.

Bij het bepalen van de straf is aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur (met aftrek van voorarrest) en de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

Op de zitting is gebleken dat de sfeer tussen aangevers en de verdachte nog steeds broeierig is. De rechtbank zal om die reden tevens een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaar opgelegd, inhoudende een contactverbod met aangevers [naam aangever 2] , [naam aangever 1] en [naam aangever 3] .

Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens [naam aangever 2] , [naam aangever 1] en [naam aangever 3] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8. Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] terzake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en [naam benadeelde 2] terzake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij [naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 5000,- aan immateriële schade. De benadeelde partij [naam benadeelde 2] vordert een vergoeding van € 200,- aan materiële schade, een vergoeding van € 8000,- aan immateriële schade.

Standpunt verdediging

De benadeelde partij [naam benadeelde 1] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. De gevorderde schadevergoeding is niet onderbouwd en het is niet eenvoudig vast te stellen dat de schade is veroorzaakt door de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

Eveneens is verzocht om de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Daartoe is primair aangevoerd dat vrijspraak is bepleit en subsidiair dat de verwondingen niet te relateren zijn aan de handelingen van de verdachte en de vordering onvoldoende onderbouwd is.

Beoordeling

De benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit.

Nu de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal hij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

Aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] is door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit immateriële schade toegebracht.

Die schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering voor het overige ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 23 oktober 2020.

Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Conclusie

De benadeelde partij [naam benadeelde 2] wordt in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.

De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10 . Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11. Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 0 (nul) uren te verrichten taakstraf resteert;

legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de

duur van 2 (twee) jaar, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:

- zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ), [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ) en [naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] );

bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;

beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;

verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;

veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen € 500,- (hoofdsom, zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. L. Amperse, voorzitter,

en mrs. D.C.J. Peeck en E.M. Moerman, rechters,

in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2021.

De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1

Zaak Hydra

hij op of omstreeks 23 oktober 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door

verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te

beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe brengen, met dat opzet

- die [naam slachtoffer 1] bij de keel en/of nek en/of hals heeft vastgepakt en/of

- die [naam slachtoffer 1] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in

de rug, althans het lichaam, heeft gestoken en/of

- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de

richting van die [naam slachtoffer 1] heeft gestoken en/of

- die [naam slachtoffer 1] tegen zijn gezicht en/of zijn hoofd heeft geslagen, waardoor die [naam slachtoffer 1]

ten val is gekomen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Subsidiair

hij op of omstreeks 23 oktober 2020 te Rotterdam

[naam slachtoffer 1] opzettelijk heeft mishandeld door hem

- bij de keel en/of nek en/of hals vast te pakken en/of

- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het lichaam, te steken en/of

- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [naam slachtoffer 1] te steken en/of

- tegen zijn gezicht en/of zijn hoofd te slaan, waardoor die [naam slachtoffer 1] ten val is gekomen;

2

Zaak Hydra

hij op of omstreeks 23 oktober 2020 te Rotterdam openlijk, te weten, op/aan de

Hudsonstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het

publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een

persoon te weten [naam slachtoffer 1] door

- die [naam slachtoffer 1] bij de keel en/of nek en/of hals vast te pakken en/of

- die [naam slachtoffer 1] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in

de rug, althans het lichaam, te steken en/of

- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de

richting van die [naam slachtoffer 1] te steken en/of

- die [naam slachtoffer 1] tegen zijn gezicht en/of zijn hoofd heeft geslagen, waardoor die [naam slachtoffer 1]

ten val is gekomen en/of

- die [naam slachtoffer 1] bij de kraag, althans bij zijn kleding, vast te pakken en/of (daarbij)

dreigend de woorden toe te voegen: "wacht nog niet weggaan" en/of "ik ben zijn

buurjongen. Als er wat met hem gebeurd dan ga je zien" en/of "er gaat echt niks

met hem gebeuren. Het is mijn buurjongen. Anders gaan er grote problemen",

althans woorden van gelijke dreigende aard en/ of strekking;

3

Zaak Aquila

hij op of omstreeks 12 november 2020 te Rotterdam openlijk, te weten, op/aan de

Grote Visserijstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het

publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een

persoon te weten [naam slachtoffer 3] door

- in de richting van die [naam slachtoffer 3] te lopen en/of

- die [naam slachtoffer 3] meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of het

lichaam te slaan en/of te stompen;

4

Zaak Ursa Major

hij op of omstreeks 12 november 2020 te Rotterdam openlijk, te weten, op/aan de

Grote Visserijstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het

publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een

persoon te weten [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] door

- in de richting van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/ of [naam slachtoffer 3] te lopen en/of

- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te trekken en/of te tonen

en/of

- die [naam slachtoffer 2] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,

in de arm en/of benen, althans het lichaam, te steken en/of

- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de

richting van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] te steken;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 12 november 2020 te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd

met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,

door

- in de richting van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] te lopen en/of

- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te trekken en/of te tonen

en/of

- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de

richting van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] te steken;

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.