Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2019:918

Rechtbank Overijssel
19-03-2019
19-03-2019
08-770326-18 (P)
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

De rechtbank Overijssel veroordeelt een 53-jarige man tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor het plegen van meerdere verduisteringen in vereniging, een woninginbraak en het overtreden van een winkelverbod. Daarnaast moet de man een bedrag aan schadevergoeding betalen van bijna 15.000 euro.

Zie voor uitspraak medeverdachte:

ECLI:NL:RBOVE:2019:914

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer 08-770326-18 (P)

Datum vonnis: 19 maart 2019

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,

wonende te [adres 1] ,

nu verblijvende in PI Achterhoek - Ooyerhoekseweg te Zutphen

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 maart 2019.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie J.M. Stad en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 5 maart 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: ’s nachts, tezamen met een ander, een woninginbraak heeft gepleegd en meerdere

goederen heeft meegenomen;

feit 2: zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verduisteren van een zit- of grasmaaier en een aanhangwagen met oprijplaat- of klep van [bedrijf 1] ;

feit 3: zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen aan het verduisteren van een shovel (Weidemann) en een aanhanger van [bedrijf 2] ;

feit 4: zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verduisteren van een graafmachine (Knikmops) en een aanhanger van [bedrijf 3] ;

feit 5: zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen of medeplichtig zijn aan het verduisteren van een minigraafmachine en een aanhanger, althans hiertoe een poging te hebben gedaan [bedrijf 4] en/of [slachtoffer 1] ;

feit 6: een winkelverbod bij de [supermarkt] heeft overtreden.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1

hij op of omstreeks 30 juli 2018 te Deventer, in ieder geval in Nederland, in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, tussen omstreeks 01.00 uur en omstreeks 06.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 2] , heeft weggenomen -een laptop/notebook (merk Acer) en/of -vier, althans een of meerdere kristallen beeldjes (merk Swarovski) en/of -twee, althans een of meerdere glazen beeldjes en/of -een handtas (met daarin onder andere twee, althans een of meerdere portemonnee(s) en/of een bankpas en/of twee, althans een of meerdere identiteitskaart(en) en/of een zorgpas en/of een sleutel en/of autosleutels en/of een rijbewijs), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan (een) ander(en) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

2

hij in of omstreeks de periode 4 augustus 2018 tot en met 7 augustus 2018, te Deventer en/of Velp en/of elders in Nederland, in ieder geval in Nederland, in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk -een zitmaaier/grasmaaier (merk Husqvarna, type Rider 16 AWD) en/of -een aanhangwagen met oprijplaat/oprijklep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich had(den), te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;

3

hij in of omstreeks de periode 13 augustus 2018 tot en met 17 augustus 2018, te Harderwijk en/of Meppel en/of Walterswald, in ieder geval in Nederland, in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een shovel (merk Weidemann) en/of een aanhanger, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2]

, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich had/hadden, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;

4

hij in of omstreeks de periode 29 oktober 2018 tot en met 6 november 2018, te

Enschede en/of nabij de grensovergang bij Hazeldonck, in ieder geval in Nederland en/of België, in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk -een graafmachine (merk Knikmops) en/of -een aanhanger, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich had(den), te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;

5

Primair

hij in of omstreeks de periode 12 november 2018 tot en met 13 november 2018, te Laren (Gld) en/of Deventer, in ieder geval in Nederland, in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk -een (mini)graafmachine in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 4] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich had(den), te weten als huurder,

wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;

Subsidiair

hij in of omstreeks de periode van 12 november 2018 tot en met 13 november 2018 te Laren (Gld) en/of Deventer, in ieder geval in Nederland, in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk zich wederrechtelijk toe te eigenen -een (mini)graafmachine in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 4] en/of [slachtoffer 1] , welk goed verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door

misdrijf, te weten als huurder, onder zich had/hadden, die (mini)graafmachine/dat goed heeft/hebben gehuurd en/of mee heeft/hebben meegenomen en/of een of meerdere stickers van [bedrijf 4] van die (mini)graafmachine/dat goed heeft/hebben verwijderd, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

6

hij op of omstreeks 27 september 2018 te Deventer, in ieder geval in Nederland, in het besloten lokaal, gelegen/gevestigd aan [straat] , en in gebruik bij (supermarkt) [supermarkt] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem met ingang van 19 januari 2018 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 1 (een) jaar.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsoverwegingen

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3, 4,
5 subsidiair en 6 ten laste gelegde feiten.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich ten aan zien van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de in de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen1.

feit 1

  1. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 30 juli 2018, pagina’s 27 t/m 29, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;

  2. het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 5 maart 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte

De rechtbank merkt op dat verdachte wordt vrijgesproken van het ‘tezamen en in vereniging’ plegen van de diefstal nu hier in het dossier geen aanwijzingen voor bestaan.

feit 2

  1. het proces-verbaal van aangifte namens [bedrijf 1] van 7 augustus 2018, pagina’s 42 t/m 45, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;

  2. het proces-verbaal van het verhoor van verdachte van 3 december 2018, pagina’s 164 en 165, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.

feit 3

  1. het proces-verbaal van aangifte namens [bedrijf 2] van
    17 augustus 2018, pagina’s 55 t/m 56, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;

  2. het proces-verbaal van het verhoor van verdachte van 3 december 2018, pagina’s 159 t/m 163, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;

  3. het proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 15 augustus 2018, pagina’s 70 en 71, voor zover de verklaring van getuige.

feit 4

  1. het proces-verbaal van aangifte namens [bedrijf 3] van 6 november 2018, pagina’s 84 en 85, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;

  2. het proces-verbaal van het verhoor van verdachte van 3 december 2018, pagina’s 165 t/m 167, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.

feit 5

  1. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 12 oktober 2018, pagina’s 107 en 108, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;

  2. het proces-verbaal van het verhoor van verdachte van 7 januari 2019, pagina’s 172 en 173, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.

feit 6

  1. het proces-verbaal van aangifte namens [supermarkt] van 5 oktober 2018, pagina’s 99 en 100, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;

  2. het proces-verbaal van het verhoor van verdachte van 3 december 2018, pagina’s 167, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:

1

hij op 30 juli 2018 te Deventer, tussen omstreeks 01.00 uur en omstreeks 06.00 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 2] , heeft weggenomen -een laptop/notebook (merk Acer) vier kristallen beeldjes (merk Swarovski) en twee glazen beeldjes en een handtas (met daarin onder andere twee portemonnees, een bankpas, twee identiteitskaarten, een zorgpas, een sleutel, autosleutels en een rijbewijs), dat aan anderen toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;

2

hij in of omstreeks de periode 4 augustus 2018 tot en met 7 augustus 2018, te Deventer en Velp, in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een zitmaaier/grasmaaier (merk Husqvarna, type Rider 16 AWD) en een aanhangwagen met oprijplaat/oprijklep, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

3

hij in de periode 13 augustus 2018 tot en met 17 augustus 2018, te Nederland, in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een shovel (merk Weidemann) en een aanhanger, toebehorende aan [slachtoffer 3] , en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

4

hij in de periode 29 oktober 2018 tot en met 6 november 2018, in Nederland of België, in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een graafmachine (merk Knikmops) en een aanhanger, toebehorende aan [bedrijf 3] , en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

5

Subsidiair

hij in de periode 12 november 2018 tot en met 13 november 2018, in Nederland, in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een (mini)graafmachine, toebehorende aan [bedrijf 4] of [slachtoffer 1] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

6

hij op 27 september 2018 te Deventer, in het besloten lokaal, gelegen/gevestigd aan [straat] , en in gebruik bij (supermarkt) [supermarkt] , wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem met ingang van 19 januari 2018 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 1 (een) jaar.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 138, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1

het misdrijf:

diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt door middel van inklimming

feit 2

het misdrijf:

medeplegen van verduistering

feit 3

het misdrijf:

medeplegen van verduistering

feit 4

het misdrijf:

medeplegen van verduistering

feit 5

het misdrijf:

poging medeplegen van verduistering

feit 6

het misdrijf:

in een besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen

6 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7 De op te leggen straf of maatregel

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hem een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een jaar op te leggen.

7.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere verduisteringen die in vereniging zijn gepleegd. Daarnaast heeft hij door middel van inklimming ’s nachts spullen uit een woning gestolen en een winkelverbod overtreden. Door het plegen van de verduisteringen heeft verdachte de belangen van de verhuurders geschonden, door de verhuurde goederen niet aan hen te retourneren. Dergelijke feiten leveren veel schade, overlast en frustratie op voor ondernemers. Daarnaast heeft verdachte enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin door een dergelijk crimineel verdienmodel te hanteren. Ook heeft verdachte het huis- en eigendomsrecht van de bewoners geschonden door in de nachtelijke uren een woning binnen te dringen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij voor overlast en onrust blijft zorgen binnen de maatschappij.

Uit het reclasseringsadvies van 15 februari 2019 blijkt dat verdachte een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een licht verstandelijke beperking en ADHD heeft. Daarnaast is sprake van verslavingsproblematiek. Langdurige abstinentie in een gestructureerde setting is nodig, voordat er aan (verdere) doelen kan worden gewerkt. Verdachte heeft een geringe motivatie en werkt niet mee aan de bijzondere voorwaarden die hem vanuit een andere straf zijn opgelegd. De reclassering ziet geen mogelijkheden en adviseert om een gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de houding van verdachte en de veelvuldigheid waarmee hij de delicten heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de aangewezen strafmodaliteit is.

De rechtbank heeft gelet op de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Er is aansluiting gezocht bij een diefstal van een auto, waarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie tot vier maanden per gepleegd feit het uitgangpunt is bij recidivisten. Bij een woninginbraak met recidive is het uitgangspunt vijf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Bij haar oordeel heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 1 februari 2019. Hieruit blijkt dat verdachte vaker met justitie in aanraking is gekomen en eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en thans in een proeftijd loopt.

In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte de door hem gepleegde feiten bekent.

Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering brengt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf in rekening de straf die verdachte bij vonnis van 11 juli 2018 en 8 augustus 2018 van deze rechtbank ter zake een diefstal en een belediging is opgelegd.

Gelet op het vooroverwogene acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

8 De schade van benadeelden

8.1

De vordering van de benadeelde partij

feit 2

De benadeelde partij [bedrijf 1] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 3.750,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en de proceskosten van € 242,33. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:

  • -

    Grasmaaier (Husquarna Rider 16 Awol) € 3.250,--

  • -

    Aanhangwagen (enkelassig < 750 kg) € 500,--

feit 3

De benadeelde partij [bedrijf 2] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 31.305,76, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:

- Weidemann 1150 € 29.750,--;

- Opsporen minishovel door Traver € 1.102,11;

- Ophalen machine indien terugkomst € 453,75.

feit 4

De benadeelde partij [bedrijf 3] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 23.185,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:

  • -

    Knikmops € 22.150,--

  • -

    Puinriekbak € 1.035,--

8.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen.

8.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering omdat de machtingsformulieren ontbreken en bij [bedrijf 2] en [bedrijf 1] ook de uittreksels uit het Handselsregister niet zijn bijgevoegd. Daarnaast zijn de vorderingen van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] onvoldoende onderbouwd.

8.4

Het oordeel van de rechtbank

feit 2

De rechtbank passeert het verweer van de raadsman ten aanzien van de ontbrekende machtiging gelet op de omstandigheid dat de directeur van [bedrijf 1] de vordering heeft ingediend en derhalve kan worden aangenomen dat hij bevoegd was om de vordering in te dienen. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd. De opgevoerde kosten voor de grasmaaier en de aanhangwagen acht de rechtbank redelijk en aannemelijk. De proceskosten zijn in uren, het uurloon en de gereden kilometers gespecificeerd. Ter zitting heeft een medewerker van [bedrijf 1] aangegeven dat de kosten exclusief BTW zijn gevorderd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van [bedrijf 1] toewijzen.

feit 3

De rechtbank passeert het verweer van de raadsman ten aanzien van de ontbrekende machtiging. De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering is ingediend door de bedrijfsleider van [bedrijf 2] , die ook de aangifte heeft gedaan van het strafbare feit. Gelet op de omstandigheid dat de bedrijfsleider was gemachtigd om de aangifte te doen, gaat de rechtbank er vanuit dat hij ook gemachtigd is tot het indienen van een vordering. Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding om, bij de huidige stand van zaken, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, enkel omdat er geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is bijgevoegd.

Ten aanzien van de gevorderde schadepost Weidemann van € 29.750,-- merkt de rechtbank op dat de nieuwprijs wordt aangevoerd. De bijgevoegde factuur dateert vanuit 2010. De rechtbank acht het redelijk om de schadepost vast te stellen op de dagwaarde. De (exacte) dagwaarde staat in dit stadium niet vast. De rechtbank ziet aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op € 10.000,--.

Anders dan de raadsman acht de rechtbank de schadepost ‘Opsporen minishovel door Traver’ voldoende onderbouwd gelet op de bijgevoegde factuur met urenspecificatie. De rechtbank acht deze post voor toewijzing vatbaar. Ten aanzien van de schadepost ‘Ophalen machine indien terugkomst’ merkt de rechtbank op dat in dit stadium niet vastgesteld kan worden of de machine al dan niet terugkomt en of deze kosten gemaakt moeten worden. De rechtbank zal de benadeelde partij in deze post niet-ontvankelijk verklaren.

De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 11.102,11 toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

feit 4

De rechtbank verklaart de benadeelde partij [bedrijf 3] niet-ontvankelijk in haar vordering omdat er een machtiging om de vordering in te dienen en de Kamer van Koophandel uittreksel (waaruit de bevoegdheid afgeleid zou kunnen worden) ontbreekt. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.5

De schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De raadsman heeft zich op het strandpunt gesteld dat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel op 1 dag vastgesteld dient te worden omdat verdachte schuldenproblematiek heeft en er geen sprake is van betalingsonwil.

De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht. De rechtbank zal het aantal dagen vervangende hechtenis vaststellen aan de hand van de oriëntatiepunten van het Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het ligt op de weg van de verdachte om bij het Openbaar Ministerie aan te tonen dat hij geen geld heeft, zodat zij – in de fase van executie van de maatregel- de afweging kan maken of de vervangende hechtenis op dat moment al dan niet opportuun is.

9 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 45, 47, 57 en 63 Sr.

10 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 5 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 (subsidiair) en 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: diefstal door middel van inklimming

feit 2: medeplegen van verduistering

feit 3: medeplegen van verduistering

feit 4: medeplegen van verduistering

feit 5 (subsidiair): poging medeplegen van verduistering

feit 6: in een besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5 (subsidiair) en 6 bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;

schadevergoeding

- bepaalt dat de benadeelde partij: [bedrijf 3] (feit 4): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 1] (feit 2): van een bedrag van € 3.750,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2018);

- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 242,33, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

- legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.750,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 47 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;

- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] (feit 3) van een bedrag van € 11.102,11 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2018) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;

- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

- legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 11.102,11, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;

- bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden in zoverre komt te vervallen;

- bepaalt dat de benadeelde partij: [bedrijf 2] voor een deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. drs. H.M. Braam en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2019.

Buiten staat

De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.