Voormeld verwijt heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende (feitelijke) basis. Tegenover het gemotiveerde verweer van [gedaagde sub 4] hebben eisers onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde sub 4] vóór 1 augustus 2014, toen hij bestuurder is geworden van de stichting, althans vóór of ten tijde van de ten processe bedoelde overboeking van de zijde van eisers, op actieve wijze heeft geparticipeerd in de stichting en, al dan niet samen met [bestuurslid] , het beleid in die stichting heeft bepaald en/of (zelf) contacten met [eiser sub 3] heeft gehad in verband met het beheren en beleggen van diens gelden. De notaris heeft aangevoerd dat hij na het verlijden van de oprichtingsakte van de stichting enige maanden geen contacten meer met [bestuurslid] heeft gehad en dat zij eind juni 2014 voor het eerst samen met [eiser sub 3] bij hem op kantoor is geweest, dat hij [eiser sub 3] toen voor het eerst heeft ontmoet en dat hij kort nadien van [eiser sub 3] opdracht heeft gekregen om de ten processe bedoelde (door-)betalingen te verrichten. [eiser sub 3] heeft niet bestreden dat hij toen inderdaad voor het eerst contact met de notaris heeft gekregen en/of heeft opgenomen.
[gedaagde sub 4] heeft verder aangevoerd dat hij niet betrokken is geweest bij het beleggingsplan dat [bestuurslid] voor [eiser sub 3] had opgesteld noch bij het tot stand brengen van de "loan agreement" die de stichting met ProAktiv is aangegaan. Eerst eind juni, bij gelegenheid van het bezoek van [bestuurslid] en [eiser sub 3] , is hem dat duidelijk geworden en is hij ook van de eerdere betaling van [eiseres sub 1] aan TB op de hoogte geraakt. [eiser sub 3] heeft ook deze feitelijke stelling van de notaris niet, althans onvoldoende bestreden.
Dat op bepaalde stukken van de stichting uitdrukkelijk de naam van zijn notariskantoor is vermeld is volgens de notaris ook buiten hem omgegaan (en gedaan door [bestuurslid] ).
De notaris heeft verder ontkend dat hij in juli 2014 betrokken is geweest bij de in 2.9 gememoreerde overboeking die vanuit de stichting heeft plaatsgevonden naar TB. Ofschoon niet duidelijk is hoe die boeking buiten de notaris om heeft kunnen plaatsvinden - de notaris is daarover ook verbaasd en naar eigen zeggen nog wachtende op de uitslag van een onderzoek door de bank ter zake - hebben eisers vooralsnog niet aangetoond dat die boeking met instemming en medeweten van [gedaagde sub 4] , die toen ook nog geen bestuurder van de stichting was, heeft plaatsgevonden.
Gelet op een en ander kan voorshands niet gezegd worden, althans niet zonder nader onderzoek waartoe dit kort geding zich niet leent, dat de betrokkenheid van [gedaagde sub 4] bij de stichting zodanig is geweest, dat hij vanaf het begin als feitelijk bestuurder dan wel als feitelijke beleidsbepaler van de stichting aangemerkt moet worden en dat hij in die hoedanigheid onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld.
Het voorgaande geldt ook voor de gestelde, maar door [gedaagde sub 4] ontkende betrokkenheid bij TB, welke betrokkenheid door eisers niet aannemelijk is gemaakt en ten aanzien waarvan derhalve in dit geding niet tot onrechtmatigheid geconcludeerd kan worden.