RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/148132-20 (P)
Uitspraakdatum: 20 oktober 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12, 14 en 18 september 2023 en 6 oktober 2023 (sluiting onderzoek) in de zaak tegen:
[de verdachte]
,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van wat de verdachte en zijn raadsman mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1 Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2019 tot en met 5 juni 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid telefooons en/of drones en/of
tuinverlichting(onderdelen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [het vrachtafhandelingsbedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 september 2019 tot en met 5 februari 2020 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts
ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten kleding en/of jassen en/of schoenen en/of parfum, heeft/hebben ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft/hebben aangeboden afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad gehad, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit misdrijf zijn/hun beroep heeft/hebben gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend;
3
hij op of omstreeks 19 juni 2020 te Grave een voorwerp, te weten een (mobiele)telefoon binnen een (afdeling van een) inrichting en/of een instelling waarop de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen van toepassing was, namelijk Penitentiaire Inrichting Grave heeft gebracht en/of heeft getracht te brengen, waarvan het bezit binnen die (afdeling van die) inrichting en/of instelling verboden was.
2 Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Beroep op de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Volgens de bevindingen in het dossier zou [naam 1] dezelfde feitelijke gedragingen als de verdachte hebben verricht. [naam 1] had daarom niet als getuige, maar als verdachte moeten worden aangemerkt. Het verschil in behandeling tussen [naam 1] en de verdachte is niet gerechtvaardigd en verhoudt zich niet met de taak van objectieve waarheidsvinding.
De rechtbank overweegt dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend om naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek zelfstandig te beslissen of vervolging moet plaatsvinden. Volgens vaste rechtspraak leent de beslissing om tot vervolging over te gaan zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Dit betekent dat alleen in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, zoals het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur.
Het feit dat derden aan wie dezelfde gedragingen als de verdachte verweten kunnen worden, niet zijn vervolgd leidt niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging tegen de verdachte. Onderzocht dient te worden of het Openbaar Ministerie naar willekeur de ene verdachte wel en de andere verdachte niet vervolgt, terwijl deze verdachten in een sterk vergelijkbare positie verkeren en een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor die ongelijke behandeling ontbreekt.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verdachte en [naam 1] niet in een sterk vergelijkbare positie verkeerden. Het dossier bevat weliswaar enige belastende informatie dat [naam 1] betrokken is geweest bij het regelen van een katvanger, maar van een verdergaande betrokkenheid bij de ten laste gelegde diefstal blijkt - anders dan in het geval van de verdachte - niet. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat het Openbaar Ministerie niet in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om de verdachte te vervolgen en [naam 1] niet.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen
feit 2:
medeplegen van opzettelijk valse en/of wederrechtelijk vervaardigde merken en waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, verkopen, te koop aanbieden en in voorraad hebben, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, meermalen gepleegd;
feit 3:
het binnen trachten te brengen van voorwerpen in een inrichting waarop de Penitentiaire beginselenwet van toepassing is, waarvan het bezit binnen die inrichting verboden is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.
7 Beslag
De rechtbank is - anders dan de officier van justitie - van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een telefoon van het merk Palm, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 3 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan.
9 Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGENTIEN (19) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat ten aanzien van feit 3 geen (hoofd)straf wordt opgelegd.
Verklaart ten aanzien van feit 3 verbeurd:
- 1 STK GSM, zwart, merk Palm (20-012134-117).
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2023.