De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.5.3) ambtshalve te beoordelen of het beding op grond waarvan de vertaalkosten voor rekening komen van de verzekerde onredelijk bezwarend is. Een beding in algemene voorwaarden is ingevolge artikel 6:233 aanhef en sub a BW vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Deze bepaling moet, waar nodig, worden uitgelegd overeenkomstig de Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
In artikel 3 lid 1 van de richtlijn is bepaald dat een beding in een overeenkomst
waarover niet afzonderlijk is onderhandeld (zoals in deze zaak het geval is bij de algemene
voorwaarden van Menzis) als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede
trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen
van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Bij de beoordeling daarvan moet de rechter alle hem bekende omstandigheden op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking nemen, rekening houdend met de aard van datgene waarop de overeenkomst betrekking heeft. Daarbij moet de rechter niet beoordelen hoe het beding uiteindelijk uitwerkt en door de gebruiker ervan wordt toegepast, maar dient hij te beoordelen hoe het beding zou kunnen uitwerken. In het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 van de richtlijn mag de kantonrechter de in rekening gebrachte kosten niet matigen, maar is hij zonder meer verplicht dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11, punt 57), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08, punt 35).